Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 176]
| |
vervolgens worden aangezien, zonder eenige hoop van ooit weder in hun eersten staat herstelt te worden. De kleinachting die men voor deeze arme Xandalams heeft, is oorzaak dat ze van een ieder afgezondert leeven. Zy durven de Steden noch plaatsen naderen door die der vier eerste Geslachten bewoont, en zy woonen in Bosschen en op 't Veldt, alwaar ze het landt bouwen, en leeven byna niet dan van de Visschery en de Jagt. Deeze die onder de Heidenen tot de Geleerdheit geneegen zyn, en 'er hun werk van maaken, worden Xastres genoemt; insgelyks die een boetvaerdig en Geestelyk leven omhelzen, en Saniases geheeten worden, gelooven zich aan een schandelyke misdaadt schuldig te maaken, indien zy met iemandt van deeze ongelukkige Caste gesproken hadden. Zoo het by geval gebeurde dat een Niger een pot of eenig ander keukengereedschap 't zy van koper, of aarde had aangeraakt, daar die der andere Geslachten tot hun keuken-gebruik, of om 'er water in te bewaaren, zich van dienen, mag 'er den eigenaar geen meer gebruik van neemen; en schoon die vol of leedig mogte zyn, is hy noodzakelyk verplicht, die te beeken, of aan den geenen te geeven die de zelve door zyne aanraaking ontheiligt heeft. Maar 't geen het vreemdste en verwonderenswaardigste is, bestaat hier in, dat men aan niemandt van dit Geslacht gedoogt in de Tempels te komen, noch zelfs die te naaderen, om 'er hun gebedt te doen, en 'er hunne geschenken aan de Goden te offeren. Men lydt alzoo min dat ze water putten, 't zy om te drinken of om zich te wasschen, waar van die der andere Geslachten zich bedienen. Alle de andere Heidenen hebben zodanig een afkeer voor deeze rampzaligen, dat ze in de gevaarlykste ziektens, en die wanhoopentlyk zyn, zelfs wanneerze van elders geene hulp te verwachten hebben, liever sterven, dan door een Niger eenige verlichting te genieten. Eindelyk, de afkeer en kleinachting die men in gansch Indië voor dit laatste Geslacht heeft, is zoo ongemeen, dat we geen krachtige woorden genoeg vinden, om 'er een recht denkbeeldt van te geeven. Ga naar margenoot+ Daar zyn Heidensche Geleerden, die waanen, dat van de vyf Geslachten, waarvan wy gesproken hebben, niemandt dan van het eerste Geslacht zy, 't welk dat der Braminen is, die waarlyk een Ziel hebben. Andere, gelyk we reeds hier voor gezegt hebben, zyn van zodanig een tegengestelt gevoelen, dat zy willen, dat een eenige Ziel in 't algemeen alle menschen bezielt. Nochtans, niettegenstaande deeze overgroote verschillendheit van gevoelens, komen ze alle in 't stuk van de Zielverhuizing of de Verwisseling der Zielen overeen. Deeze Leer by alle de Heidenen aller eeuwen, en byna by alle Volkeren zoo berucht, gaat by de Indianen voor zoo klaar en onbetwistbaar door, dat ze niet alleen niet begrypen konnen, dat 'er menschen gevonden worden, die zoo onervaaren in kennis zyn, om 'er aan te twyffelen. Zie waar in hunne voornaamste reden bestaat, waarvan zich de verstandigsten onder hun dienen, om den geenen te overtuigen die dit betwisten willen. Men kan, zeggenze, niet ontkennen, dat de quaalen, waar mede de menschen in deeze Waereldt gedrukt worden, niet dan door de Goden om de misdaaden te straffen, gezonden zyn, en dat het goede, waarvan eenige begunstigt worden, insgelyks door de zelfde Goden hen wordt toegezonden, om de deugdt te vergelden. Indien dit zoo is, gelyk zy gelooven dat men 'er niet aan twyffelen mag; van waar komt het dan, dat zoo veele menschen, gelyk ons bekent is, geene misdaadt hebbende begaan, die een onberispelyk en voorbeeldelyk leven lyden, en dat zelf zoo veel kinderen, die noch onvermogende in 't zondigen zyn, nochtans zoo veele ongemakken en quaalen onderworpen, en ziektens onderheevig worden? Van waar ontstaat in 't tegendeel, dat zoo veel andere die voor Godlooze en snoode Menschen bekent zyn, nochtans een bestendige gezondheit en voorspoedt genieten? Het vereischt dan, schoon het geluk van deeze de vergelding der deugden zy, die zy in de voorgaande voortteeling geoeffent hebben, en dat de quelling waar meede andere belaaden zyn, de straf is der misdaaden, waaraan zy schuldig waren; terwyl zy de andere lichaamen bezielden: Nademaal men anderzins de Voorzienigheit van onrechtvaerdigheit zoude konnen beschuldigen, handelende de deugdzaame Menschen zoo quaalyk, en bewyzende den Godloozen zoo veel goedts. Met zodanig een redeneering, als met een sluitreden, waar op onmogelyk zoude te antwoorden zyn, besluiten zy de bevestiging van de Zielverhuizing. Wy zullen vervolgens zien, welke beweegredenen de Afgodendienaars bewoogen hebben, deeze Leer met zoo veel hartnekkigheit te omhelzen. |
|