Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 175]
| |
dat ze alle te samen het getal van agttien uitmaaken. Ieder van de zelve voert een byzonderen naam: maar alzoo die al te Barbaarsch zyn, zullen wy die hier niet aanhaalen. Wy zullen ons alleen vergenoegen, met te zeggen, welk een wonderbaarlyke uitgestrektheit de Indianen aan de gewaande en ingebeelde tyden en ouderdommen geeven. Zy zeggen, dat de eerste ouderdom heeft hondert en veertig millioenen jaaren geduurt; de tweede, hondert en dertig millioenen; de derde, hondert en twintig; de vierde, hondert en tien; de vyfde, hondert millioenen; de zesde, negentig; de zevende, tagtig; de agtste, zeventig; de negende, zegstig millioenen; de tiende, vyftig; de elfde, veertig; de twaalfde, dertig millioenen; de dertiende, twintig; de veertiende, tien; de vyftiende, negen millioenen en zestig duizend; de zestiende, negen millioenen en vyf hondert duizend; de zeventiende, vyf millioenen en negen hondert duizend; en eindelyk de agttiende, vier millioenen vier hondert duizend en drie hondert jaaren; zoodat deeze belagchelyke onderstelling van 's Waerelds duuring, beloopt op 1076860300. of een duizend zes en zeventig millioenen agt hondert zestig duizend drie hondert jaaren. By dit verdichtzel voegen ze noch een ander niet min buitenspoorig; dat is, dat zy verzeekeren, dat de Starren niet alleen bezielde en redelyke Wezens zyn; maar ook dat ze Goden zouden zyn, en dat zy Vrouwen en Kinderen hebben. Nu zullen we gaan beschouwen, 't geen deeze Afgodendienaars van der menschen Schepping gelooven. |
|