IX. Hoofdtstuk.
Van het Vervolg op de Voorgevallene Historie van Rutrem.
Ga naar margenoot+ Rutrem een dus streng leven als 't geen hy verkooren had, verdrietig geworden, besloot dit treurig verblyf te verlaaten, en middelen om zich te vervrolyken te zoeken. Hy verstond, dat 'er in een naby geleegen Woesteny veele Braminen waren, die een zeer boetvaerdig leven lyden, en alle ongemeene schoone Vrouwen hadden. Hy kreeg begeerte zich van deeze Vrouwen te doen beminnen, en om hier toe te komen was 't, dat hy gansch naakt in de Gehuchten alwaar deeze boetelingen woonden, een aalmoes verzocht. Hy oeffende vervolgens een betovering, door welk middel hy in alle de Juffers zoo veel liefde wist voor hem te verwekken, dat ze, zonder zich niet meer over haare Mannen, noch Geslacht te bekommeren, haare huizen aanstonds verlieten, zoodra zy hem zagen, en hem overal volgden. Rutrem genoot dit vermaak niet lang 't welk hy in een zoo aangenaam gezelschap deelachtig wierd, en hy leed in deeze zelfde plaats de aller strengste lichaams quelling, die iemandt van zyn karakter overkomen kon; nademaal alle deeze boetoeffenende Braminen, de beleediging die zy ontfingen, ter harte neemende, zich vergaderden, en tegen hem een verschrikkelyke vervloeking uitspraaken, als ook dierbaare Geloften deeden, dat door de kracht van deezen vloek tot strafoeffening over zyne onverzaadelyke onkuischeit, hy eerlang ontmant wierd, zonder dat hy sedert weder in zyn eersten staat kon herstelt worden. Dit geval veroorzaakte hem een onuitdrukkelyke smart en quelling; en om eenigermaaten de pyn te maatigen die hy 'er van gevoelde, is, dat hy de gelukzaligheit des Hemels beloofde, den geenen die op Aarde met een byzondere Godsdienstigheit deeze deelen zyns lichaams zouden eeren, die de Braminen vervloekt hadden, en waarvan hy het gebruik
door de kracht deezer Vervloeking verlooren had.
De begeerte van de door Rutrem beloofde vergeldingen te verwerven, heeft den Indianen deeze zoo eerlooze en belachelyke eerdienst doen omhelzen. Zy vergenoegen zich niet alleen deeze Godheit Offerhanden voor te draagen, eveneens als voor Priaap by de aloude Grieken en Romeinen geschiedde: zy maaken 'er oneindige verbeeldingen van, die zy op de wegen plaatsen, en in hunne Huizen en Tempels oprechten. Deeze Afgoden, waarvoor de Oost-Indiaansche Heidenen een byzondere eerbiedt toonen, zyn byna alle van Steen gemaakt, en die men Lingam noemt. Het meerendeel der Indianen, doch voornamentlyk de Sektarissen van Rutrem van wederzyds Sexe, draagen die om hunnen hals gehangen, aan hun hoofdt gehecht, of aan hunne armen, en eeren ze op eene wyze, waarlyk het mededoogen waaardig.
Onder deeze ongelukkige Indianen is 'erGa naar margenoot+ een Caste of Geslacht, 't welk men Andis noemt. Die van dit Geslacht zyn, worden de eerlooste, baldadigste, onbeschaamste, en tot alle soorten van ongebondenheit en schandelykheit geneegene menschen geacht. Ook zyn ze van alle de Indianen, deeze, waar van de bekeering veel moeielyker en zeldzaamer is. Deeze eerlooze Andis maaken hun werk de boetoeffening van Rutrem na te volgen, door de Waereldt omzwervende, met assche bestrooit, en verzoekende aalmoezen. Alhoewel het leven der Andis verfoeielyk zy, echter zien hen de andere Indianen met de zelfde achting als Heiligen aan. Gemeenlyk ziet men eenige van dit Geslacht, die Geloften doen in een pynelyke gestalte te blyven, als by voorbeeldt, geduurende een of veele jaaren in eene Pagode overendt te staan. Maar alzoo het onmogelyk is, geduurende zoo een langen tydt niet te slaapen, en dat de slaap hen noodzaakt van gestalte te veranderen, en bygevolg hunne Gelofte te breeken; vinden ze daar toe dienende stokken of latten in de Tempels geplaatst, waar door zy zich staande houden met de handen daar aan te slaan en gebonden te zyn, tot dat ze hunnen bepaalden tydt vervult hebben: overzulks zy staande slaapen, en in dien zelfden staat blyven, schoon zy ziek worden, en tot het uiterste gebragt.
In deeze Pagoden zyn eenige Bedienden, wiens werk is, eeten en drinken den Boetelingen te verzorgen, en hen te verschoonen wanneer zy bevuilt zyn. Geduurende den tydt dat deeze rampzalige slachtoffers aan den Duivel dus verbonden zyn in de Pagoden te blyven, houdenze altoos een deezer Afgoden in hunne handen, Lingam ge-