Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 161]
| |
ge allerwegen genomen, was vruchteloos, want niemandt konde 's Konings orders volvoeren. Deeze Vorst vervoegde zich eindelyk by de Demons, hy bad hen om hulp, en hoopte door hun middel zich van zyn Neef te konnen ontslaan. Maar Chrixnen myde de strikken, die hem door de Helsche Geesten wierden gelegt, met even de zelfde goeden uitslag, als hy die ontging, die hem door de Reuzen gespannen waren; en alzoo hy door zoo veele vervolgingen, die hem zynen Oom verwekte, geleert had, hoe verre zynen haat ging, en welk een begeerte hy had hem te verdelgen, vergat hy ook niets van zyne zyde, om geen Slachtoffer te worden door 't woeden van deezen verwaaten Vorst. Alhoewel hy noch maar een klein Kindt was, nochtans had hy zoo veel verstant en nadenken, dat hy wel merkte dat de Vrouw die men hem tot een Voedster gegeeven had, een Toveresse was, en dat de Demons door oprooing van den Koning haar behendig in de plaats van zyn waare Voedster verwisselt hadden; want hun voorneemen was, in de plaats van melk, dat ze hem vergif geeven zoude: maar Chrixnen quam dit voor; hy zoog zoo geweldig, dat hy, al haare melk afzoog, en teffens haar bloedt, laatende niet af tot zy doodt was; en door dit middel verloste hy zich van dit gevaar. Toen Chrixnen een weinig jaaren ouder geworden was, begon hy den Harders, waar onder hy opgevoed wierd, eenige stukjes te bedryven. Op een tydt beroofde hy hen van een meenigte Boter, en wilde met deezen roof vluchten; maar hy had het geluk niet de handen van deeze Harders t'ontkomen; gelyk hy die van den Koning had gedaan. Zy vervolgden hem, en achterhaalt hebbende, ontnamen ze hem de Boter die hy gestolen had, bonden hem aan een boom, en geesselden hem, om door deeze kastyding te beletten, dat hy diergelyke stukken voortaan niet meer pleegen zou. Toen hy manbaare jaaren bereikt had, verzamelde hy een Leger, om zynen Oom te bestryden, sloeg hem in verscheidene veldslagen, en doodde hem eindelyk met zyn eigen handt, verlossende zich door zyne doodt van een onverzoenelyken en zeer gevaarlyken Vyandt. Vervolgens zich van zoo veel moeite en arbeidt ontlasten willende, geduurende deezen Oorlog uitgestaan; trouwde hy twee Vrouwen, die beide uit zyn Geslacht waren: maar zich met dit dubbel Huwelyk niet genoegende, nam hy noch zestien duizend jonge Harderinnen tot Bywyven. Het waren hem de geesselslagen noch in geheugen, die hy in zyne jeugdt van haare Vaders geleeden had, en hy vreesde, dat zoo hy deeze Harders weder geemelyk maaken mogt, hem wederom iets diergelyks mogte overkomen; derhalven, geen reden van klagten over hem willende geeven, vermeenigvuldigde, en herschiep hy zich zodanig, dat hy in den zelfden tydt, haar alle besliep, en aan ieder in 't byzonder gelooven deed, dat hy de anderen verliet, om zich aan haar alleen over te geeven, en door dit middel werd hy van haar alle gelykelyk bemint. Het gebeurde eens dat Chrixnen, of lieverGa naar margenoot+ Vixnu in Chrixnen vermomt, zich aan den oever van een Beek bevindende, alwaar zich een groot getal Vrouwen van aanzien badden, die ongemeen schoon en eerbaar waren. Hy in allereyl, nam haare kleederen weg, en bragt ze op den top van een zeer hoogen Boom, niet verre van deeze Beek staande, laatende dus deeze Juffers in die verleegenheit van naakt te moeten uit het badt komen, en in deezen staat elk haar's weegs te moeten gaan. Terwyl zy dus verleegen waren, en naar allerwegen omzagen, zagenze groote bladeren, die in 't water groeiden, gelykende byna naar die van Haarvurts of Meer-bladen. Ieder nam 'er een van, en zy bedekten zich zoo goed als zy konden, naderende alle gezamentlyk den Boom waar op Chrixnen geklommen was. Deeze verleegen Juffers baden hem met ernst haar de kleederen te willen wedergeeven: maar zy konden deeze gunst niet verwerven, dan na hem gegroet te hebben, leggende ieder beide de handen op 't hoofdt, 't welk niet geschieden kon, zonder haare bladeren te laaten vallen, zulks al 't overige ontbloot wierd, en dit was 't dat Vixnu begeerde, en de beweegreden waarom hy hunne kleederen weggenomen had. Deeze Heidenen waanen dat Vixnu zich noch eens veranderen moet, en een Paerdt worden; en dat in verwachting dat deeze nieuwe Herschepping geschiede, hy in de Melkzee rust, alwaar hy wellustig op een schoone en groote Slang met vyf hoofden slaapt, die hem voor bedt en troon dient. |
|