Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 158]
| |
ze bedrygingen bewogen echter het Kindt niet, het volharde Godsdienstig voor Vixnu te zyn, en door wiens bescherming het stond verlost te worden, uit alle de gevaaren waar in het de wreedheit van zynen Vader storten mogt. Eindelyk deeze God over de onverzettelyke hartnekkigheit van den Reus, vergramt, besloot, om zyne Godloosheit te straffen, hem te doen sterven, en door dit middel de overlast den jongen Pragaladen aangedaan, te eindigen. Dit voorneemen van Vixnu was nochtans niet zonder bezwaarnis, wegens het voorrecht door Rutrem aan den Reus verleent, en vermits een God gemeenlyk niet onder den voet werpt, 't welk een andere Godt heeft opgerecht: maar ook, alzoo 'er weinig dingen zyn waar van de Goden hun oogmerk niet bereiken, wanneer zy die eens ondernomen hebben; Vixnu gebruikte dan een list, om uit te voeren 't geen hy beslooten had. Hy quam aanstonds uit een lucht kolom, en verscheen voor des Reuzen oogen onder de gedaante van een Gedrocht, als half Mensch en half Leeuw, en overzulks juist in dat oogenblik, dat de Zon was onder gegaan; in welk een tydt men eigentlyk zeggen kan, dat het noch dag noch nacht is. In deezen staat, viel hy met gramnen moede op Iraniaan aan, die bygeval op den drempel van zyn Huisdeur stondt, en bygevolg niet in noch buiten zyn huis was. Dus nu, zonder zyn voorrecht geschonden te hebben, hieuw hy hem in stukken, rukte hem de ingewanden uit, en dronk tot den laatsten drupel zyn bloedt. Dit eerloos vocht verwerde zodanig de herssenen van den armen Vixnu, dat hy sedert dien tydt altoos een gons van gekheit heeft gehad. Ga naar margenoot+ In de vyfde Menschwording van Vixnu, vertoonde hy zich als een Dwerg, waarvan dit het onderwerp was. Geduurende een zekeren tydt, was 'er niet dan een eenig Koning in de Waereldt. Deeze Koning noemde zich Magapelixacravarti; hy was een Reus van een byna onmeetbaare groote, en een Vorst zoo wreed, dat 'er nooit zyns gelyke was geweest. De menschen die sedert een langen tydt onder zyne tiranny gezucht hadden, namen hunnen toevlucht tot de Goden om 'er van verlost te worden. Vixnu medelyden met hunne elende hebbende, besloot deezen afschouwelyken Tiran te verdelgen. Om dit voorneemen te doen gelukken, nam hy de gedaante van een Dwerg-Bramine aan, en een van 't allerkleinste slag, laatende zich Chamavamanen noemen. In deeze gestalte ging Vixnu naar de Stadt, alwaar Magapelixacravarti gemeenlyk zyn Hof hield. Hy in 't Paleis van deezen Vorst gekomen, vertoonde zich voor hem, en verzocht hem drie voet Aarde te mogen bezitten, om 'er een Huis te bouwen, waarin hy woonen kon. Dit verzoek scheen den Koning van een zoo geringe aangelegenheit, dat hy 't hem aanstonds zoude toegestaan hebbe; maar de Morgenstar die deezen Vorst als Raadsheer van Staat diende, duchtende dat 'er eenig verborgen verraadt onder schuilde, besloot een spaak in 't wiel te steeken. Zy wist dat ten dien tyde, als 'er een gunst op een plechtelyke wyze wierd toegestaan, alsdan vereischt wierd dat de Koning water in zynen mondt nam, en dat hy 'er een gedeelte van in de handt des geenen stortte, dten hy zyne gunst bewees. Dit geschiedde om deeze zoo Wezentlyke Plechtigheit te beletten, en zonder dat was dit voorrecht van geener waarde; overzulks zy zich van de toverkunst bediende, waarin zy ongemeen ervaaren was, en zy herschepte zich in zodanig een gedaante, dat ze in 's Vorsten keel glee, zonder dat hy 't merkte, op dat het water 't welk hy reeds in den mondt had, niet kon ontlast worden. Nochtans nam de Tovery van de Star dien uitslag niet, als zy gewenscht had. De Koning zynen gorgel gestopt voelende zonder 'er de oorzaak van te begrypen, en niet dan bezwaarlyk konnende ademhaalen, liet zich een yzere priem brengen, en die verre genoeg in de keel steeken. Dit werktuig stak de getrouwe Star een oog uit, die zonder twyffel een beter lot verdiende, en door 't zelve middel kreeg het water schot, 't welk hy op de handt van den Dwerg geworden Godt uitstortte, om door deezen plechtelyken eedt de gift te bevestigen, die hy hem wegens 't verzochte Landt deed. Vixnu willende dan zich in bezitting stellen, veranderde zich van gedaante, en nam een t'eenemaal verschillende gestalte aan, als hy te vooren had gehad. Deeze was zoo verschrikkelyk groot, dat de Aarde en Lucht naaulyks genoeg waren, om 'er een van zyne voeten te plaatsen. Toen ging hy weder naar den Koning, en zeide hem: gy hebt my drie voeten Lands toegestaan, en naaulyks is 'er genoeg waar op ik een voet zetten kan, waar wilt gy dat ik de andere zetten zal? De ongelukkige Magapelixaravarti, die nu te laat gewaar wierd, dat hy verstrikt was, viel voor Vixnu te voet, bad hem aan, en presenteerde zyn hoofdt, zulks hy 'er zyn andere voet op zette. De vergramde God nam deeze aanbieding aan, zette zynen voet op 't hoofdt van deezen Godloozen en ongelukkigen Vorst, 't welk hy in een oogenblik met een zodanigen stoot tot in 't diepste van den Helschen Afgrondt drukte. Deeze elendige Koning vervoegde zich | |
[pagina 159]
| |
niettegenstaande zynen beklaaglyken staat, waarin hy zich gebragt zag, by Vixnu, die misbruikende zyne inwilliging hem zoo wreedelyk bedrogen had, en vroeg hem hoe lang hy zyne straf verduuren moest. De God Vixnu antwoordde hem, dat ze eeuwig zoude zyn, dat men echter hem gedoogen zou jaarlyks op een zekeren dag van de maandt November, die hy hem aanwees, uit de Hel te komen, geduurende dien tydt kon hy alsdan op de Aarde wandelen, om een plechtigheit by te woonen die ter gedachtenisse van zyn droevig geval zoude worden geviert en ingestelt; en dit is 't geen zeer regelmaatig jaarlyks door alle de Sektarissen van Vixnu word waar genomen. |
|