II. Hoofdtstuk.
Hoedanig een Denkbeeldt de Heidenen van de Drieëenigheit hebben, onder de naamen van Bruma, Vixnu en Rutrem uitgedrukt.
Ga naar margenoot+ Volgens byna alle de Heidensche Godgeleerden, is 'er in den aanvang een Vrouw geweest, Paraxacti genoemt; 't welk alleruitmuntenste en verhevenste Macht beteekent. Deeze Vrouw had drie Zoonen; de eerste die met vyf hoofden gebooren wierd, wierd door zyne Moeder Bruma genoemt, 't welk Wysheit beteekenen wil. Hy ontfing van haar het vermogen van alleen alle de zichtbaarelyke en onzichtbaarelyke dingen te scheppen. De tweede was Vixnu geheeten; zyne Moeder gaf hem de macht alles te onderhouden 't welk door zyn Broeder geschapen was. Paraxacti noemde haar derde Zoon, Rutrem, en gaf hem het vermogen te verdelgen, en vernietigen alles 't welk zyne Broeders geschapen en onderhouden hadden: voor 't overige had Rutrem vyf hoofden gelyk zynen Broeder Bruma; en deeze drie Broeders hadden ten Wyve de Moeder die hen had voortgebragt.
Ga naar margenoot+ De Heidenen die in 't stuk van hunne Leer nooit overeenkomen, zyn in zes voorname Sekten, t'eenemaal verschillende, verdeelt. Eenige willen dat Paraxacti alleen de eerste oorzaak aller dingen zy, en dat men haar bygevolg als de eenige en waare Godheit moet aanbidden; andere meenen dat het Bruma zy; weder anderen, en die het grootste getal uitmaaken, houden staande dat het Vixnu is, die men voor den eersten Oorsprong erkennen moet. Eenige wederom eigenen deeze uitmuntende hoedanigheit aan Rutrem toe. Daar zyn 'er die om alle deeze verschillende gevoelens overeen te brengen, willen, dat geen van deeze drie Broeders in 't byzonder een God zy: maar dat deeze verheevene naam ondeelbaar in driën toebehoort, en moet erkent en gezamentlyk als het Opperste Wezen aangebeden worden; en eindelyk worden 'er gevonden die ontkennen, dat deeze drie Broeders de Opperste God, noch byeenvoegelyk, noch afzonderlyk zoude zyn, en leeren, dat 'er een andere God is, die oneindelyk Oppermachtig is, en wiens Wezen onbegrypelyk zy.
Deeze laatsten zouden ongetwyffelt de redelykste zyn, indien hunne Leer met geen ontallyke verdichte, belachelyke en tegenstrydige zaakelykheden vermengt was. Overzulks in de verscheidene gevoelens deezer rampzaligen, de waarheit naar de letter beslooten legt, 't welk de H: Geest uit den mondt van den WyzenGa naar voetnoot(a) zegt: dat de Zinnelooze gelyk de Maan veranderlyk is.
Wy willen nu tot een verhaal treeden, 't welk de Boeken die de Leer en Wet deezer Heidenen behelzen, en ons van 't leven en de oneerbaare daaden hunner ontzachelyke Godheden verhaalen.