Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 152]
| |
Ga naar voetnoot(a) mede gedeelt; maar hy maakte zwaarigheit voor zich het derde in 't Nederduitsch over te zetten. Barthrouherri was natuurlyk van een verliefde gesteltheit, en de weerzin die zyn Vader hadGa naar voetnoot(b) dat hy hem te veel kinderen verwekte, was niet qualyk gegrondt. Deeze Vader zyne vier Zoonen ontboden hebbende, betuigde aan de drie eersten dat hy zich over hun gedrag zeer voldaan vond; maar dat hy niet dan met smart Barthrouherri aan zag, die de vierde was. Deeze konnende het onderwerp van zyne droefheit raaden, ging de kamer uit, liet zyn hair afsnyden, trok een kleedt van Sanjasi aan, en quam in deeze gestalte weder binnen. Zyn Vader bekoort wegens deeze verandering, zegende hem, en beloofde hem tot aan 's Waerelds einde te zullen leeven. Deeze belofte wierd ook niet geschonden; want Barthrouherri is noch wezentlyk op Aarde: maar onzichtbaar, gelyk de Geesten. Na de doodt van zyn Vader begon hy te reizen. Zyne drie hondert Vrouwen hem willende volgen, stond hy haar zulks niet toe: maar belaste haar t'huis te blyven, en hem geen gezelschap te houden. Zy vroegen hem toen, wat zy in deeze verdrietige Weduwlyke Staat te doen hadden. Hier op stond hy haar weder met andere Mannen te mogen trouwen toe, en verklaarde haar dat zy dit zonder zonde konden doen. Zy volgden zyn bevel, en hier uit is 't dat de familie der drie honderden of Cauvreas een talryk Geslacht onder de Soudras ontsprooten zy. Deeze Vrouwen hebben 'er het voorrecht onberispelyk Weduwen te mogen blyven, en zy mogen zonder eenigen blaam ook weder trouwen. Alle de andere Geslachten mogen in dit van de Caureas ontfangen worden, en men vergelykt het by de Zee die zonder onderscheid alle Rivieren ontfangt.
Ga naar margenoot+ Dit nu is 't dat we het wezentlykste in 't Boek van den Heer Roger hebben aangemerkt. Wy hebben veele wederleggingen, die ons noodeloos scheenen, achtergelaaten. Om 't geen buitenspoorig en ongerymt is, te wederleggen, is 't genoeg van dit aan te wyzen. Wy hebben ons veel meer aan deezen Schryver gebonden dan aan eenig ander, nademaal zyn beroep van Godgeleerde te zyn veel belang in de kennisse van der Braminen Godtsdienst vond, dan andere die de Geneeskunde en Koophandel oeffenden. De gemeenzaame omgang die tusschen hem en de Bramine Padmanaba vertrouwelyk was, geeft aan zyne Getuigenisse een trap van zekerheit, die aan KircherusGa naar voetnoot(c) en andere Schryvers ontbroken heeft, vermits zy niet geschreeven hebben dan volgens het ontfangene bericht uit de tweede of derde handt. De naamen zyn niet altoos op de zelfde wyze geschreeven die men in andere Berichten vind; nademaal ieder zich van letteren gedient heeft die hy geloofde de uitspraak van de taal die hy verstondt, het naast te komen, gebruikende de spelling die aan zyne Moedertaale eigen was. Dit is de reden, waarom men in een Belydenis van der Braminen Geloof, door een Bramine aan den Heer Arnoudt Heussen Hollandsch Landvoogdt, Isura voor Eswara; Bromha voor Brahma; Wisnauwa voor Vistnou vind, en dus met de anderen. Wy hebben de spelling van den Heere Roger gevolgt, vermits hy een Geleerd Man zynde, by ons minder verdacht was dan een Kantoor Schryver: Nochtans hebben we eenige stomme of overtollige letteren verworpen, naardien zy de uitspraak veranderden door andere geleezen zynde. Nu is ons niet meer overig te zeggen dan dat we de Oorsprong der Brachmannen aangemerkt hebben als een Volkplanting der Egiptenaren; en wy zien dit genoegzaam bewyzelyk aan, wegens de overeenkomst hunner bygelovigheden met die van dit aloude Volk. Men zal de overeenkomst noch beter gewaar worden, indien men, 't welk 'er Herodoot ons van bericht, met deeze Verhandeling vergelykt. Wy hebben deeze vergelyking niet konnen toonen zonder van 't voorneemen en ontwerp deezes Boeks, waarom het is t'zamengestelt, af te wyken. |
|