Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3

X. Hoofdtstuk.
Van den Pongol, of het Zonnefeest, en van den Eerdienst der andere Devetas.

⁺ De schoonheit van de Zon, en de Dienst die zy aan de Waereldt bewyst door het licht waarvan zy de Oorsprong is, en door de vruchtbaare warmte waardoor zy de gansche Natuur bezielt, is een der eerste oorzaaken van Afgodery geworden. De Braminen niet genoegt haar naam aan den Dag te geeven die wy Zondag noemen, en zy Suria-Vanam heeten, vieren ter haarer eere een Feest by hen Pongol genoemt. Dit valt den 9^den Januari in. De Braminen van de eerste Caste merken dezen dag als alleenlyk een gelukkige en gunstige dag aan: maar de Soudras maaken 'er een Feest van. Zy bezoeken elkander, en geeven geschenken, en de voornaamste onder hen worden door de Braminen bezocht. Zy kooken de Ryst met melk, of zoo zy geen melk genoeg hebben, mengen ze die met water. Op andere dagen werpen ze het water, waarin de Ryst gekookt is, weg: maar op deezen dag, laat men die stooven tot dat al de vochtigheit door 't kooken verteert zy. Men kookt de Ryst buitenshuis in een plaats door de Zon bescheenen, en men laater de middagsstraalen op schynen. Wanneer men ziet dat ze weder te rug wykt, roepen ze Pongol uit, en herhaalen dit woordt viermaal. De Ryst dus op deezen dag gekookt zynde, houden ze voor zeer gezondt, en zy bewaaren ze zoo lang als zy konnen. Daar zyn 'er eenige die dit Feest alle Zondagen vernieuwen. Een der redenen waarom men dit Feest viert, is, de gedachte waarin dit Volk is, dat de Ratjasja Belli, waarvan we vervolgens spreeken zullen, deezen dag op de Aarde komt om te zien wat 'er al omgaat. Zy waanen dat toen deeze Ratjasja na de overwinning door Vistnou op hem behaalt, in Patalam of den Afgrondt gebannen wierd, hy verlof verworf van eens in 't jaar op de Aarde te komen.

't Is niet genoeg dat de menschen zich op dit Feest verheugen; zy willen zelfs dat 'er de Koeien en Buffels mede hun deel aan hebben. Op den dag na de Pongol, wanneer alles noch in vreugde is, en als men Vistnou naar 't Veldt brengt, leid men hen 'er mede by tyds, den hals met kranssen en koeken belaaden. Wy hebben in de dagelyksche oeffening der Braminen aangemerkt, 't welk zy 's morgens en 's avonds ter eere van de Zon doen. Deeze Deveta heeft een kleine Pagode, alwaar zyn Beeldt by een onsteeken lamp word geëert: men heft de handen voor 't zelve op, en men bewyst hem Goddelyke eer.

Alhoewel Garrouda, Annemonta, Vicgneswara⁺ en Virrepadra geen Goden zyn, laat men echter niet na hen te eeren in verwachting van gezondheit en alle andere weldaaden te erlangen. Men draagt hun Gebeden voor en doet Offerhanden. Vicgneswara word het best van alle gedient.

+ Het Feest van den Pongol, ter eere van de Zon.

+ Aan welke andere, schoon geen Goden, eere word bewezen.

[p. 142]

Men vind hem gemeenlyk in de Huizen als een soort van Beschermgod gedient en aangebeden. Men heeft de zelfde genegenheit niet voor Virrepadra, die nochtans niet min als hy een Zoon van Eswara is. Zyne geboorte die hy aan de gramschap van deezen God verschuldigt is, en de wapenen waarmede men hem verbeeldt, zyn niet na de smaak van een zoo vreedzaam Volk. De Vrouwen die zich tot Vicgneswara om vruchtbaar te zyn, vervoegen, offeren hem met dit oogmerk Ryst, Kokosnoten en Bloemen.

Devendre en zyne Ondergehoorigen zyn mede van deeze eer niet misgedeelt: men bid hen aan en men doet voor hen Offerhanden. De Jagam word geviert ter eere van Devendre, om den Hemel zyn verblyf plaats te verwerven. Achni word aangeroepen om een goeden naam te verkrygen; Varouna wegens 't water; Vajouvia om sterk en krachtig te werden, en Isanja om veel geloof en gezag te hebben. Zy zien hen niet als Veroorzaakers aan; maar als Uitdeelers deezer Goederen die enkelyk tydelyk zyn; en zy voegen 'er by dat men zyne gedachten hooger stellen moet.

Verwonderlyk is 't dat Brahma, die voor⁺ den Schepper en Algemeene Bestierder van de Waereldt word erkent, geen Goddelyken Dienst onder dien Landaart beweezen word, die hunne teederheit in den geenen niet bepaalen, waarvan zy gelooven eenig goed te ontfangen; maar aan hun toeëigenen die hun eeniger mate betrekkelyk zyn. By voorbeeldt, Garrouda is oorzaak dat alle de roode Sperwers zyn geacht; Baswa maakt de Ossen en de Koeien deelachtig aan de eerbiedigheit die men voor hem heeft. Brahma heeft echter noch Pagode, noch Afbeeldzels.

+ Aan Brahma word geen Goddelyke Dienst bewezen.