Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 139]
| |
genoemt. Het oogmerk is de gezondheit in dit leven te genieten, en de Hemel in 't andere. Men bezorgt dat dit aan den Oever van eenige Rivier zy waar van het water zoet is, zoo niet men viert het in een Huis of ook wel in een Pagode. De Braminen die alleen het voorrecht hebben van 'er Bedienaars van te zyn, neemen een hand vol lang stroo en leggen 'er veertien knoopen in. Alsdan bewierooken ze en versieren met Bloemen den Afgod van Ananta Padmanada, en bezweeren hem met een soort van bezweering. Vervolgens neemenze een roode Gordel, waarin veertien knoopen moeten zyn, en knoopen die rondom den rechter arm van dien die zich verbindt dit Feest waar te neemen. Deeze riem gaat gemeenlyk viermaal om den arm. Indien 't een Soudra zy die in deeze verborgenheit ervaaren is, voegt hy zich by een Bramine, die hem de Dsandhem aan den arm bind; waarna men in zynen naam een kleine pot met water zet: onder de pot strooit men van de Nili, en deeze pot word met eenig lywaad gedekt, alwaar een geschilderde blom op afgebeeld is, en men natuurlyke bloemen over zaait. De Bramine geniet dan voor zyne belooning een Danan of Aalmoes in vruchten, in ryst of in geldt. Dit Feest word eens in 't jaar geviert, en deeze die het eens geviert heeft, is verplicht het veertienmaal te herhaalen: maar na de veertiende reis staat het hem vry het noch meer te herhaalen, of een maaltydt aan de Braminen te geeven. Indien hy echter weder begint, word hy 't genoodzaakt wederom voor veertien jaaren te vieren. Deeze die de veertien jaaren vervult hebben, hebben het recht van een goude riem in de plaats van een roode te mogen draagen. Ga naar margenoot+ De instelling van dit Feest word aan eenige Heiligen toegeëigent, en om den Volke tot Godtvruchtigheit in 't zelve aan te maanen, vertelt men het volgende geval. De Vrouw van een ryke Bramine die van deeze Plechtigheit onkundig was, gegaan zynde om zich in een Rivier van zoet water te wasschenGa naar voetnoot(a), stond veerbaast van 'er menschen te vinden die 'er dit Feest vierden. Nadat men haar hier van onderricht had, liet zy zich deezen riem aan den arm binden, waarmede zy weder naar huis ging. De Man dit merkende en verstaan hebbende hoe zy die gekreegen had, nam haar den riem van den arm en smeedt die in 't vuur. Tot straffe van deeze daadt verloor hy aanstonds al zynen rykdom. Van dit verlies getroffen, begaf hy zich op weg om de God te zoeken tot wiens eere dit Feest wierd geviert, en hem niet konnende vinden, viel hy in een flaaumoedigheit. Deeze God verscheen hem onder de gedaante van een Oude Bramine, en vroeg hem wat hy deed. De bedorven Bramine verhaalde hem zyn ongeval: maar de Oude Bramine viel dus in zyne reden, en zeide: Zyt gy zot God te zoeken? denkt gy dat hy u ontmoeten zal? Gy zult beter doen weder naar huis te keeren, en neemen 'er uw gemak zonder u dus af te sloven. Dit zal ik niet doen; antwoordde de andere, ik zal hem vinden, of ik wensch te sterven. Toen God deeze woorden hoorde, kon hy niet langer veinzen. Hy ontdekte zich, trooste hem, en herstelde zyne krachten. De erkentenis speelde toen geen stomme. Hy bezat een gaave van Dichtkunde, en alzoo hy iet voor de vuist wist voort te brengen, maakte hy aanstonds eenige vaerzen die God zodanig behaagden, dan hy hem beloofde op zyne t'huis komst alle zyne goederen weder als te vooren te zullen vinden, en dat hy ten zekere tyde de Hemel verwerven zoude; 't welk ook volgens zyne belofte geschiedde. Op volle Maan van Augustus hebben deGa naar margenoot+ Braminen een byzonder Feest, 't welk zy Trasvanala Pondema noemen. Op deezen dag is 't dat men de Dsandem den Kinderen geeft, die alsdan Bramasaris worden, en de Grasastas, dat zyn de reeds getrouwde Braminen, neemen 'er een nieuwe. Op den 8sten na de volle Maan van deGa naar margenoot+ zelfde maandt, vieren de Braminen en Soudras de geboorte van Vistnou onder den naam van Kristna. Zie hier de Oorsprong van dit Feest, 't welk men Gokoulastemi noemt. Geduurende de Ouderdom van Duaparagom, te weeten, de derde Waereldstant, had Kampsa een machtige Settrea een Zuster Deveki genoemt, die hy aan Vassoudeva, die van de zelfde Caste of 't Geslacht was, ten huwelyk gaf. Terwyl men Bruiloft hield, quam een Akasavani, of omzwervende Geest, de vreugde ontrusten, en zeide tot Kampsa: Waarom verheugt gy u?? Deeze Bruiloft zal u rampspoedig zyn, want het agtste kindt van uw Zuster zal u uw verderf veroorzaaken. Op deeze woorden deed Kampsa de vreugde staaken, en wilde zyne Zuster dooden. Men belette hem dit, en hy genoegde zich haar met haaren Man op te sluiten, met beding dat ze hem alle haare kinderen leveren zoude. Hy wees hun een verblyfplaats of liever Gevankenis aan, en plaatste by hun een Ezel die t'elkens als zy baaren zoude, een geschreeuw maakte. Op dit teeken quam Kampsa, nam het kindt en wierp | |
[pagina 140]
| |
het van boven zyn Huis af te pletteren. Hy pleegde deeze wreedheit zevenmaal, en bereide zich om het agste dus mede uit te voeren: maar vond zich bedrogen. De Stadt van hun verblyf wierd van een Rivier bewatert, en ter andere zyde van de zelve lag een groot Gehucht Gocalam genoemt, door Harders bewoont. Hun Hooft Nanda geheeten had een Vrouw Hissohoda genoemt, die veel Koeien voedde waarvan zy leefde. In 't ander leven, voor dat ze dit begonnen waarin zy toen leefden, hadden dit Opperhoofdt der Harders en zyne Vrouw aan Vistnou een Gelofte gedaan, en hy was hun onder de gedaante van een volmaakt schoon kindt verscheenen, om hen te vragen wat zy van hem begeerden; zy waren zodanig van verwondering opgetoogen, dat ze zonder meer te denken op 't geen zy te vooren gewenscht hadden, verklaarden dat ze een Zoon verlangden te hebben, gelykende naar, het kindt dat zy zagen. Vistnou beloofde hen deeze gunst in 't ander leven; en de tydt was gekomen van hun woordt te houden, toen de Zuster van Kampsa haar agtste kindt ter Waereldt bragt. Dit was een Zoon Kristna genoemt die met vier handen gebooren wierd; en dus is 't dat Vistnou, zeggen de Braminen, it den Hemel der vermaakelykheden leeft, Lila-Veicontam genoemt; zy voegen 'er by, dat hy in de Veicontam zyn verblyf als een Geest heeft zonder eenige lichaamelyke gedaante te hebben. Deeze geboorte verwonderde de twee Echtgenooten niet weinig; zy erkenden 't voor iets Goddelyks, en namen hun toevlucht in den Gebede: maar zy stonden noch meer verbaast toen zy het kindt aldus spreeken hoorden: ‘Gy zult uit uwe Gevankenisse verlost worden. Nochtans openbaart myne geboorte niet; breng my daarentegen te Gocalam aan de andere zyde van de Rivier, by Nanda wiens Vrouwe van een Dochter in de kraam gekomen is. Aldaar zult gy my laaten en brengen deeze jong gebooren Dochter in myne plaats, en alsdan zal de Ezel schreeuwen.’ De Wacht merkte het uitgaan van Kristnâs Vader en Moeder niet, de deure opende zich zoo dra zy 'er voorquamen, en de Rivier hun een vryen overtogt gelaaten hebbende, zy quamen by Nanda alwaar zy het kindt, zonder dat men 't zag, verwisselden. Weder in hunne Gevankenisse gekomen, ging Deveki met de verwisselde Dochter te bedde leggen, en de Ezel stelde het aanstonds op een balken. Kampsa quam 'er eerlang, met opzet om dit agtste kindt wegens zyne jaloersheit om te brengen; maar zyne Zuster bad hem, vermits het een Dochter was, te willen spaaren. Hy was echter onverzettelyk, en wierp het kindt om hoog om het op de punt van zynen Degen t'ontfangen; maar het kindt bleef in de lucht zwevende hangen, en zeide: Gy zult my niet dooden. Uwen Vyandt is te Gocalam die zal zich over u wreeken Kampsa wilde zyne smart op zyn Zuster en Schoonbroeder aanvallende ten einde brengen, wanneer zyne Vrienden hem eerlang niet geraaden hadden het ongelukkig kindt 't welk hem ontruste te zoeken; hy geloofde hen, zy vervoegden zich derwaarts op zyn verzoek: maar Kristna doode hen alle, al speelende. Wanneer hy meerder Jaaren bereikt had, begaf hy zich naar Maduré, doode zynen Oom, verloste zyn Vader en Moeder, en deed veele andere zeldzaame dingen. Aanmerklyk was 't dat zyne geboorte ter middernacht voorviel. De Devetas en eenige Heiligen die 'er bericht van kreegen, vasten den voorigen dag; en alzoo deeze nacht geen bequaame tydt om een Feest te vieren was, stelden zy 't op den volgenden dag, en vastten tot 's morgens, wanneer zy zich weder begonnen te verlustigen. Ter gedachtenisse van deeze geboorte schikken zich de Braminen met hunne beste kleederen op, onthaalen elkander, zenden wederzyds van de Taier of melk met room, kokosnooten en andere verversschingen die men by de Harders vind. Op deezen dag zyn de straaten der Steeden en Gehuchten met groente versiert en bladeren bekleedt. Op den eersten van de Nieuwe MaanGa naar margenoot+ in September vieren de Vrouwen der Braminen onder haar het Feest van Maherna Houmi; 't is een negendaagsch Feest 't welk ter eere van Latsemi geviert word, om voor haare Mannen een lang leven en rykdom te verwerven. Zy noodigen elkander te gast. De negende dag vieren de Braminen insgelyks het zelfde Feest ter eere van Vistnou, en ter erkentenisse verzoeken ze hem om alles 't geen het meest ter vergenoeging hunner Vrouwen voldoen kan. De Soudras volgen hier in de Braminen na, noodigen elkander te gast, dooden bokken en offeren die. Op deezen dag maaken de Soldaaten hun geweer schoon, en heirom is 't dat men 't het Feest der Wapenen noemt. Zy achten dat de Volgende dag t'eenemaal gelukkig is, en dat het niet noodig zy deeze of geene uuren te verkiezen. Op den agtsten dag na de Nieuwe MaanGa naar margenoot+ van October valt het Feest van Dipavali in, 't welk men op de volgende wyze viert. Voor Zonnen-Opgang wasschen zy zich het hoofdt, trekken hunne beste kleederen aan, | |
[pagina 141]
| |
noodigen hun Vrienden by hun, en op den volgenden nacht verlichten zy hunne Huizen en Pagoden, en de kinderen doen het mede met ontsteeken kaerssen door de straaten. Dit Feest word ter eere van Vistnou geviert. Men vertelt op dit onderwerp dat als hy geduurende onder den naam van Kristna op Aarde was, eert Ratjasja die toen leefde, en men Nara-Kasora noemde, zich Meester van de gansche Waereldt gemaakt had, en vooral over zestien duizend Maagden die hy gevangen hield. Kristna die medelyden met haar had, overwon den Rover, dood hem, quam in zyn Huis en gaf deeze arme Dochters vryheit, die in zyne schoonheit verliefden. Zy wenschten alle innerlyk hem te mogen trouwen. Kristna haare begeerte niet onkundig, verhoorde haar. Alzoo nu Ratjasja niet doodt was dan om weder levendig te worden, wierd hy tegens hem niet quaad, dat hy hem alle die Mesteressen hadde vergadert, naardien hy een Kroon op zyn hoofdt zette, en hem belaste zich in 't toekomende wy zelyk te gedragen. Toen Kristna van deeze Waereldt vertrok, beval hy dat men een Feest ter zyner gedachtenisse vierde, en beloofde hen die het vieren zouden, vergeevinge hunner zonden en veel heil in dit leven te zullen genieten. De Malabaren hebben, wat meer is, in de maandt July een Feest 't welk zy Adi Panduga noemen, en in November een ander Cartica Panduga genoemt, waarvan men de oorzaak onkundig is. Behalven deeze Feesten zyn 'er dagen voor heilige dagen geacht, waarop zy gelooven dat een Aalmoes alsdan aan een eenig persoon gegeeven, alzoo veel verdient, als duizend andere aan duizend personen op een anderen tydt gedaan. |
|