Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 135]
| |
VII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 136]
| |
wara toegewyt, zyn grooter en hooger, dan die der mindere Mogendheden. Nochtans zyn ze by de openbaare Kerken der Christenen niet te vergelyken. Deeze Gebouwen zyn laag en vlak: maar de Torens zeer hoog, als onder anderen die van de Pagode in de Nabuurschap van Tegnepatram; die men gemeenlyk de Witte Pagode noemt. Deeze Pagoden hebben drie Afdeelingen. De eerste is een gewelf, 't welk op steene Pilaaren rust; dit vertrek staat open, zulks 'er een ieder ingaan mag. Eenige Beelden zyn 'er zoo veel tot Versierzel als om door Zinnebeeldelyke Afbeeldzels eenige daadt der Poranes te verbeelden. Dit zyn Afbeeldzels van Olifanten, Ossen, Paerden enz. Deeze Afbeeldzels zyn van hout. Eenige zyn 'er die men op zekere dagen plechtiglyk door de Straaten omdraagt. De tweede verdeeling die des nachts gesloten is, staat des daags open: maar de Braminen die de Pagode bedienen, verbieden aan anderen dan aan hun den ingang. Dit vertrek is vol van zeldzaame en gedrochtelyke Afbeeldzels, en van Menschen met veele hoofden en armen. De derde verdeeling die als het Heilige is, word door een sterke deur gesloten. Hier is 't alwaar het Stantbeeldt van Vistnou in een menschelyke gestalte met vier armen gezien word, of dit van Eswara onder 't Afbeeldzel van den Lingam, of als een mensch verbeeldt: maar in zodanigen voege als drie oogen hebbende, te weeten twee volgens orde der Natuur en een derde midden voor 't voorhoofdt; en veele Lampen branden nacht en dag voor deeze Afgoden. Het Gebouw staat in 't midden van een Binnenplaats met een muur omringt, in welkers omtrek staan de Pagoden die men gewoon is voor Eswara of Vistnou te bouwen. Deeze voor den laatsten worden gemeenlyk van die van zyne Vrouw Lasteni, van Garrouda en Annemonta verzelt. Garrouda is in de Pagode van Vistnou noodzaakelyk, naardien die zyne Vahaman is; Annemonta waar aan zy het hoofdt van een Aap geeven, nademaal hy dus, volgens hun zeggen, gebooren is, staat somtyds buiten. Naby de kleine Pagode aan Garrouda toegewyt, is 'er een soort van styl waar aan eenige stokken gespykert zyn. Wat hem aangaat, hy word als een mensch verbeeldt, van weerzyde vleugels hebbende. De Braminen die hem in den rang der roode Sperwers stellen, en hem veel eer bewyzen, zouden deeze bygelovigheit van de EgiptenarenGa naar voetnoot(a) wel konnen overgenomen en bewaart hebben, die den Sperwer eerden, en met de doodt straften wier een van den zelven, zelfs by ongeval, gedoodt had. In de binnenplaats van de Pagode vind men een kom van metzelwerk, waar in men de Plant Toléje queekt. De Pagode van Eswara heeft mede zyne Binnenplaats met een muur ingesloten, en door andere Pagoden bezet, te weeten, die van zyne Vrouw Parvati, van Suria, Chindeca, Comaraswari, en Nandi of Baswa. Deeze laatste word onder de gedaante van een Os van natuurlyke groote verbeeldt, en bestaat uit blaauwe steen. Baswa die de Vahanam van Eswara is, verlaat hem nooit. Schendra of de Maan heeft geen byzondere Pagoden: maar zy is altoos op Eswarâs hoofdt. Dit gebruik van de Afbeeldzels der Maan op 't Hoofdt te plaatsen, is zeer oudt. De Moabiten versierden 'er den hals hunner Kameelen mede, gelyk in 't Boek der RechterenGa naar voetnoot(b) blykt; en de wassende Maan der Mahometanen kon 'er wel mede van ontsproten zyn. De Pagode van Eswara begrypt noch twee-andere Afbeeldzels: te weeten, die van Vicgneswara die men mede Pullari en Vinnaiki noemt: deeze word met het lichaam van een mensch grof en dikbuikig verbeeldt, insgelyks met het hoofdt, de snuit en een Olifants tandt. De andere is die van Virreparda, die maar een hoofdt en veele gewapende armen heeft; somtydts tot het getal van twee-en-dertig. Wanneer de Braminen op de BinnenplaatsGa naar margenoot+ komen, draagenze eerbiedig zorg, dat de Pagode aan hunne rechter handt zy, waarin zy niet treeden zonder hunne schoenen voor de deur te laaten staan, en zonder op hunne schouders een tabbert op te schorten die hun voor Mantel dient. Tot onderhoudt der Pagoden is 'er eenGa naar margenoot+ tol op de Koopmanschappen gestelt, die in dit Gewest worden ingevoert en verkocht, en een soort van Hoofdtgeldt, 't welk zy op de Familiën lichten. De toevallige inkomsten bestaan in de Offerhanden der Pellegrims, die in meenigte op plechtelyke Feesten van de Pagode komen, by voorbeeldt, die van Tripeti, eenige dagreizens van Palicatte, heeft drie Feesten 's Jaars; eerstelyk in September, alwaar bezonderlyk zich de Soudras, en 't gemeene Volk zich bevinden laaten; op het tweede in December, waar op de Braminen van allerwegen byeen vergaderen; en de derde, waar van de jaartydt in de Gedenkschriften van den Heere Roger niet aangeweezen word, is niet min voordeelig dan de anderen. Deeze Pagode heeft | |
[pagina 137]
| |
aan toevallige inkomsten van zestig tot tagtig duizend PagodenGa naar voetnoot(a); en noch zyn deeze toevallige inkomsten sedert eenigen tydt krachtig vermindert. Die eertyds een groote somme moeten opgebragt hebben. De aloude Koningen stelden 'er een glori in de Schatten der Pagoden te vermeerderen: maar de Koning Veincapati geldt noodig hebbende, en zich den blaam niet willende over den hals haalen van de gewyde Schatten berooft te hebben, nam het geldt en gaf 'er een Handschrift van, met beloften van het weder te zullen geeven, wanneer den staat van 't Koningryk zulks vereischen kon. Rama-Develo zyn opvolger gedroeg zich zoo eerlyk niet; maar begeerde de Juweelen magtig te worden, en onder anderen een goude Kroon met Robynen, en Diamanten verrykt, die den Afgodt op 't hoofdt hadt: maar deeze die hem dien ongodvruchtigen Raadt gegeeven hadden, storven aan den voet des Bergs waar op de Pagode geleegen was; en de Koning volgde eerlang dit spoor. |
|