Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 133]
| |
van Ramma leefde om Ravana te beoorlogen, had een Aap Kesseri genoemt voor zyn Wyfje een Meerkat Aujena geheeten. Zy had haar Mannetje niet noodig om een ongemeene Aap voort te brengen, die, sedert zyne geboorte, zich aan Vistnou verbond. Ter vergelding van den dienst, die hy hem in de onderneeming op Lanca bewees, verdiende hy een kleine Pagode in den omtrek van die van Vistnou te hebben. Hy diendt hem op de Aarde, gelyk Garrouda hem in den Hemel diendt. Toen Vistnou uit deeze Waereldt vertrok, na dat hy onder de gedaante van Ramma geleeft had, wilde al het Volk van Aiot-ja hem volgen: maar Ramma zeide hen dat ze met hunne lichaamen in den Hemel niet komen konden, en dat zy, indien ze hem verzellen wilden, hunne lichaamen in de Serriou, een Rivier voorby Aiot-ja stromende, moesten laaten. Zy geloofden hem, en volgden hem met de nieuwe lichaamen, die zy na hunne doodt verkreegen. Maar Annemonta was onder deeze belofte niet begreepen; hy was genanoodzaakt op de Aarde te blyven; met belofte, dat hy 'er zoo als Brahma leeven zou, en wanneer de Waereldt weder vernieuwen zoude, hy Brahma opvolgen zou en in zyne plaats wezen. Garrouda en Annemonta zyn het onderderwerpGa naar margenoot+ van den Goddelyken dienst der Vistnouvas: maar de Seyvias eeren de Zoonen van Eswara. De eerste is Vigneswara, die eenige zeggen de Zoon van Parvati te zyn; andere willen dat hy enkelyk door de wil van Eswara is voortgebragt. De tweede is Virrepadera, dit Eswara in zynen toorn voortbragt om zyn Schoonvader Datsja te straffen. De derde is Beirewa, die hy mede in zyne Gramschap teelde, om hem van de fierheit van Brahma te wreeken; en die op deeze Waereldt het Gerecht over de omzwervende Demons oeffende, die menschelyke zielen waren geweest. De vierde is Comara-Swami de Zoon van Eswara en Parvati. De vyfde is Naudi die men mede Baswa en Basanna noemt, en men onder de gedaante van een Os eert. De Zon en Maan hebben mede haar byzonderen Dienst. |
|