Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 131]
| |
dit toeliet; 't welk hem besluiten deed uit een Settrea, Desseratha genoemt, in de Stadt Ajot-ja gebooren te worden. Deeze Settrea had geen kinderen, alhoewel van drie Vrouwen verzien. Men raade hem een Offerhande te bereiden om het einde deezer onvruchtbaarheit te verwerven. Het vuur Homam ontstoken zynde, zag men 'er een mensch voortkomen draagende een schotel met ryst in melk met boter en suiker gekookt, gevult, en die hem belaste die aan te neemen, en aan zyne Vrouwen te geeven. De Settrea gehoorzaamde: maar hy deelden 't niet dan in twee deelen, waarvan hy een gedeelte aan Kausal-ja, en 't ander aan Kaïca gaf. Deeze twee Vrouwen gaven ieder iets van haar gedeelte aan de derde, Somitra genoemt; en zy wierden vruchtbaar. Kausal-ja werd Moeder van Vistnou, die Ramma wierd genoemt; Kaïca bragt Bharata ter Waereldt, en Somittra baarde twee Zoonen, Latsmana en Settrugna genoemt, waarvan de eerste zich aan Ramma en de tweede aan Bharata verbond. Zy trouwden vervolgens, en Ramma nam een Vrouw Sita geheeten. Kaïca een ongemeen vermaak aan haar Man bewezen hebbende, beloofde hy haar toe te staan, 't welk zy van hem eisschen zoude. Zy eischte dan van hem, dat Ramma zoude genoodzaakt worden twaalf jaaren in de bosschen te leeven, en dat haar Zoon Prins zoude zyn. Ramma nam zyne Vrouw en zyn waarde Latsmana mede, en vertrok om zyn Vader te gehoorzaamen. Bharata was 't gansch onaangenaam 't geen zyne Moeder ter zyner gunste verworven had, en trachte zynen Broeder op te houden om den last te doen veranderen die hem voorgeschreeven was. Maar Ramma stelde 'er zich tegen; en deed hem bewilligen in de uitvoering van 't geen hun Vader bevolen had. Hy vertrok dan en onthield zich in de Bosschen, en wierd 'er een schrik der boosdoenders en een stut der vroomen. Geduurende zyn verblyf aldaar, de Demon Ravana vernomen hebbende dat Sita de Vrouw van Ramma van een uitmuntende schoonheit was, belaste hy aan een Demon de gedaante van een goud Hert aan te neemen. Sita het gewaar wordende, bad haaren Man het aan haar te geeven. Ramma begaf zich eerlang op de Jagt, en het Hert de vlucht neemende trok hem verre van de plaats alwaar zy was. Ravana vertoonde zich toen aan haar onder de gedaante van een Sanjasi, verzocht haar om een Aalmoes, en onder dit voorwendzel genaadert zynde, nam hy haar en voerde haar weg. Hy trachte haare wederstand door zachtheit te overwinnen, want een Heilig had hem voorzegt dat hy sterven zoude, indien hy geweld gebruikte, en haar verkrachte. Ramma wedergekomen, stond niet weinig verbaast zyne Vrouw niet te vinden: hy ontmoette de Vogel Yatam, die doodelyk gewond was, en hem verhaalde, hoe hy tegen Ravana, de Schaker van zyn Vrouw, gestreeden had. Indien gy hem alleen vervolgen wilt, voegde 'er de Vogel by, zult gy verlooren moeite doen; maar gaa naar deezen berg; gy 'er de Aap Suggriva zult vinden, die voor zyne Vyanden vlugt: gebruik hem tot uwen dienst. Ramma volgde deeze raadt; hy vond Annemonta, die zich aan hem verbondt, nademaal hy op 't aangezicht van Ramma en zyn Broeder een licht bespeurde, 't welk hem veel achting inboezemde. De Aap Suggriva, die zy ontmoeten, voegde zich mede by hun, en nadat zy hem over zyne Vyanden die zy overwonnen, gewroken hadden, wierd hy voor Hoofdt der Aapen verklaart. Zy gingen vervolgens naar RamacovilGa naar voetnoot(a) om naar LancaGa naar voetnoot(b) over te vaaren; maar alzoo 'er een wyd water over steeken was, had de Aap last de bergen aan te brengen, en in Zee te werpen, om 'er een brug van te maaken, 't welk geschiede. De Schaker had een Broeder Viphisena genoemt, die hem bericht van 't gevaar gaf waar zy in waren. Ik weete, zeide hy, dat Ramma een God is; geef hem zyne Vrouw weder: maar Ravana spotte met deezen raadt, en Viphisena hem hartnekkig ziende, verliet hem en ging tot Ramma over, die hem ontfing. Zy belegerden vervolgens Lanca, en na veel en lang gestreeden te hebben, wierd Ravana gedoodt, en zynen Broeder in zyne plaats gestelt. Op deeze wyze wierd Sita aan haaren Man wedergegeeven. Ramma niet begeerende dat deeze brug voor andere dienen zoude, brak die af en liet eenige deezer bergen die de zelve hadden uitgemaakt, in de Zee zinken. Hy bouwde te Ramacovil een Pagode ter eere van Eswara, staande aan een ieder die de zelve bezocht, de vergeeving aller Zonden toe. Ter gedachtenisse van deeze uitkomst is 't, dat men in alle de Pagoden van Eswara, Ramma met tien hoofden en twintig handen verbeeldt vind. VIII. De agtste vertooning van Vistnou, onder den naam van Kristna, waarvan wy handelen zullen, van 't feest van Gogolastemi meldende, is, volgens der Braminen meening, de aller uitmuntendste en roemwaardigste voor hem. De voorige reizen toen hy op de Aarde quam, bragt hy 'er | |
[pagina 132]
| |
niet dan een enkele glimp zyner Goddelykheit: maar nu volgde hem alles in alle, overzulks de Hemel leedig bleef. IX. Hy nam de naam van Bouddha aan; en eindelyk: X. Hy quam onder de gedaante van Kelki, te weeten, van een Paerdt. De Schryver die deeze naamen opgeeft, wyst'er ons de oorzaak nier van aan. |
|