Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 117]
| |
soort. BrahaspetiGa naar voetnoot(a) een Geleerde der Devetas of der goede Engelen, heeft 'er een van t'zamengestelt, waarin hy de goede en quaade dagen aanwyst, zelfs deeze die niet dan voor de helft goed zyn, of alleen geduurende eenige uuren. Op dit ontwerp worden 'er jaarlyks nieuwe gemaakt; en de bewooners van 't platte Landt, volgen 'er hunne besluiten na. De andere Panjangam, zeggenze, is het werk van Succra, een Geleerde der Ratjajas of der Duivelen. Hy treed in een omstandig verhaal van de zestig uuren die de nacht en de dag uitmaaken, volgens 't gebruik der tydtrekening onder deeze Volkeren gewoon. Men zal lichtelyk oordeelen, dat de gelegenheden om iets te doen hen dikmaals ontsnappen, zoo men by zoo veele dagen en uuren, waar van zy versteeken blyven iet te onderneemen, de lichtgelovigheit byvoegt, die zy tot voorteekenen hebben. Een goed teeken is 't wanneer de Vogel GarroudaGa naar voetnoot(b), of de Vogel Pala voor hen dwersch over den weg van de rechter naar de linker zyde vliegt. De andere Vogels zyn in tegendeel van een goed voorteeken, zoo zy van de linker naar de rechter zyde vliegen. Indien een Exter, die in deeze Gewesten veel gevonden worden, iemandt in 't vliegen raakt, besluit men eerlang dat deeze Persoon of iemandt van zyne Vrienden, binnen zes weeken sterven zal. Indien men in den tydt als iemandt uit zyn huis wil gaan, komt te niezen, treed hy aanstonds weder naar binnen. Ga naar margenoot+ De Braminen beginnen het jaar met de nieuwe Maan van April, door een Feest 't welk zy Samvat-Ysaradi Panduga noemenGa naar voetnoot(c). Het jaar heeft twaalf Maanden, te weeten: Tseitram, April; Veinjacam, May; Jeistam, Juni; Ajadam, July; Srarvanam, Augustus; Badrapadam, September; Asvaijam, October; Carticam, November; Margisaram, December; Poujam, Januari; Magam, Februari; en Palgouvam, Maart. Maar alzoo dit Maanjaaren zyn, en komen met de Zonnejaaren niet overeen, voegen zy 'er een dertiende Maandt alle drie jaaren by,Ga naar voetnoot(d) gelyk wy in een Schrikkeljaar een dag de Maandt Februari byvoegen. Ga naar margenoot+ De zeven Dagen van de Week hebben, in de Samscortamsche Taale, namen die met de zeven Planeeten overeenkomen: als Suria-Varam, Zondag; Jendra-Varam, Maandag; Angaraca-Varam, Dingsdag; Butta-Varam, Woensdag; Brahaspeti-Varam, Donderdag; Succra-Varam, Vrydag; Senni-Varam, Zaturdag. Sura beteekent de Zon, en Jendra de Maandt, of de Maan. De Zondag word mede Adita-Varam, en Maandag Somo-Varam genoemt. Eveneens gelyk de Aloude Grieken doorGa naar margenoot+ Olimpiaden telden, 't welk vier jaaren waren, en de Roomsche Kanselary by Indictiën, dat vyftien Jaaren zyn, dus hebben de Braminen een omloop van zestig Jaaren, waarna zy weder een ander jaartal beginnen. Ieder deezer Jaaren worden door geen naamgetal onderscheiden; te weeten, dat men het dertigste of veertigste Jaar zegt. Ieder Jaar heeft zyn byzonderen naam. Zie hoe deeze naamen elkander volgen: maar om de verkorting laatenwe by ieder naam het woordt Samvatsaram achter, 't welk Jaar beteekent. 1. Pravaba. 2. Bipava. 3. Suckela. 4. Pramadonta. 5. Prajopatti. 6. Augiresa. 7. Tsrimocha. 8. Bhava. 9 Jouva. 10. Dhatou. 11. Esvara. 12. Bahoudhau-ja. 13. Pramadi. 14. Vierama. 15. Visjou. 16. Tsidtrabhanou. 17. Tsabhanou. 18. Tarana. 19. Paartouva. 20. Veiha. 21. Thervasittou. 22. Tservadari. 23. Vierothi. 24. Vicrouti. 25. Carram. 26. Nandana. 27. Viseija. 28. Tseja. 29. Maumottha. 30. Dormeki. 31. Hevelembi. 32. Villembi. 33. Vicari. 34. Tsareverri. 35. Plauva. 36. Tshopo-Cortou. 37. Tsoba-Cortou. 38. Crodi. 39, Visvavasou. 40. Parabava. 41. Palavanga. 42. Kileka. 43. Tsaumea. 44. Tsadarena. 45. Virodi-Cretou. 46. Pradavi. 47. Paramadisia. 48. Ananda. 49. Ratjaja. 50. Nala. 51. Pingala. 52. Calicti. 53. Tsidarti 54. Raudri. 55. Durmati. 56. Dundoubi. 57. Rudiro-Dgari. 58. Ractatsi. 59. Crodova. 60. Tsaja. Het tegenwoordige jaar 1728. is Kileka, het twee en-veertigste van deezen omlooptydt. Deeze manier van Jaarreekening isGa naar margenoot+ nochtans niet algemeen, en wanneer iets gebeurt, waar van de gedachtenis moet lang bewaart worden, hebben ze een andere wyze van Dagteekening. Eveneens als de Christenen hun Tydrekening hebben, en de Mahometanen hunne Hegira, zoo hebben de Braminen de regeering van Salavagena voor hun Tydbestek, waarvan zy wonderlyke zaaken vertellen. Zy waanen dat hy de zelfde als Brahma is, die weder een ander leven op Aarde begon, | |
[pagina 118]
| |
en deezen naam voerde. Volgens de uitreekening die Roger op 't bericht van een Bramine maakt, storf Salavagena in 't jaar 1563. van onze gemeene Tydrekening, omtrent het einde van de regering van Vicramäarca, van wien men niet min verwonderenswaardige mirakelen vertelt; en waarvan hier eenige gevallen van den laatsten volgen. Ga naar margenoot+ De Bramine Sandragoupeti, van wien we reeds gesproken hebben, trouwde vier Vrouwen van vier byzondere Geslachten: deeze van de familie der Braminen baarde de Vader van Verraroutsfi; die van 't Geslacht der Sittreas bragt Vicramaärca ter Waereldt; die van de familie der Veinsjas werd Moeder van Betti; en de vierde van 't Geslacht der Soudras baarde Barthrouherri. Vicramäarca werd een gevreest en geacht Koning; maar toen hy zyne gedachten over de kortheit van 's menschen leven liet gaan, bedroefde hy zich, en overweegende dat hy een zoo Gloriryke voorspoed niet lang genieten zou, viel hy in een zwaare droefgeestigheit, en pleegde met zynen Broeder Betti raad, die de ziel zyner Raden was.Ga naar margenoot+ Dusdanig was het gevolg deezer raadgeeving. In 't midden van de Waereldt was de Boom OudetabaGa naar voetnoot(a), die met Zonnen-Opgang uit de Aarde voortquam, en wassende naar maate dat de Zon naar 't toppunt rees, 't welk juist op den middag was als hy ten top geraakte; vervolgens nam hy met het afgaan van den dag weder af en verborg zich in de Aarde, wanneer de Zon was ondergegaan. Zet u zeide Betti tot Vicramaärca, met het aanbreeken van den Dag op deezen Boom; de Boom opreizende zal u tot aan de Zon voeren, aan wie gy een langer leven dan dat van andere menschen verzoeken zult. De Koning volgde deeze Raadt: maar toen hy op een zekere hoogte gekomen was, gevoelde hy een onverdraaglyke hitte; nochtans verloor hy den moedt niet, en de Zon die zyne onderneeming niet mishaagelyk was, verzachte haare straalen, 't welk hem verfriste, en zy beloofde hem zyn verzoek toe te staan. Gy zult, zeide zy, duizend jaaren op uwen troon zitten, zonder dat uwe krachten, noch uwe gezondheit, door eenige ziekte konnen verzwakt worden, noch schade lyden. De Boom naar gewoonte weder gedaalt zynde, en de Koning naaulyks op de aarde gekomen, of hy ging zynen Broeder bericht van den goeden uitslag van zyn gedaan verzoek geeven. De Zon heeft u duizend jaaren toegestaan, zeide de getrouwe Betti, en ik wil 'er u noch duizend andere verzorgen. Naardien gy haar woordt hebt, dat gy duizend jaaren op uwe troon zitten zult, wanneer gy 'er geduurende zes maanden op zult gezeeten hebben, breng het overige van 't jaar met reizen door: alsdan zal u het beloofde verdubbelt worden. Vicramäarca volgde insgelyks dien raadt, en had in 't reizen een zeer byzonder voorval. De Dienaars van Jogisvara hadden onderling geschil over een verdeeling van Nalaatenschap, hun door deezen heiligen Man nagelaaten. De Nalaatenschap bestond in een Beurs die nooit geldeloos wierd; in een Schotel waarin nooit spyze ontbrak; en in een Stok naar een Hardersstaf gelykende, waarmede men geen Vyandt te duchten had; en eindelyk in een Schoen, die de kracht had in een oogenblik over te stappen, ter plaatse alwaar men begeerde te zyn. Vicramäarca hen dus vindende twisten, vermits een ieder verkiezen wilde 't welk hem het aangenaamste scheen, en hy Scheidsman van hun geschil geworden zynde, wees hen ieder een plaats aan, en verklaarde, dat die het allereerst by hem komen zoude, de keur hebben zou. Terwyl zy dan ter plaatse quamen van waar een ieder zynen loop beginnen moest; trok hy de Schoen aan, nam de Beurs, de Schotel en de Hardersstaf, en verdween aanstonds, laatende de krakkeelers het naberouw van onderling niet beter zich verdragen te hebben. De Historiën der Braminen brengen veele zodanige mirakelen by, die de twee reizende Broeders deeden. Het getal van zestig is niet alleen aan de optelling der jaaren verknocht, in plaats van de vierentwintig uuren die wy voor dag en nacht tellen, reekenen de Braminen zestig; te weeten dertig voor den dag en dertig voor den nacht. Zy hebben een soort van Clepsydra of eenvoudig Wateruurwerk; 't is niet dan een kleine kopere doorgaate bak, die zy in 't water dryven laaten, en wanneer die vol is, storten zy die wederom uit, en kloppen zoo veel slagen op een koper vat, als 'er reeds uuren van den dag of den nacht verloopen zyn. |
|