Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 113]
| |
na, Beireva, Damersa, Padmanaba, Ragoa, Tirrenata, Marlepa, Devela, Tamopa, Carpa, Vellopa, Rama, Sancra, Gayenda, Varreda, Veinketi enz. Wanneer het Kindt benoemt is, doorboort men 't de ooren,Ga naar voetnoot(a) om de dienstbaarheit te betekenen, die het aan Vistnou of Eswara schuldig is. Somtyds word deeze Plechtigheit uitgestelt tot dat men aan 't Kindt de Dsandhem geeft; maar nooit langer. Ga naar margenoot+ Een Kindt word voor geen Bramine erkent, 't welk de Dsandhem niet ontfangen heeft. Dit een soort van kleine draagbandt uit drie koorden bestaande, waar van ieder uit negen kattoene draaden bestaat, die alleen de Braminen mogen maaken. Men draagt die als een sluier over den linker schouder, hangende tot onder den rechte arm. De Kinderen mogen die, wanneer ze vyf jaaren oudt zyn, ontfangen: maar men wacht somtyds tot dat ze tien jaaren bereikt hebben. Dit uitstel word gemeenlyk veroorzaakt door der Ouderen of Vrienden onvermogen; want deeze Plechtigheit gaat met eenige kosten verzelt. Men moet het Vuur Homam ontsteeken, en 'er het hout van Ravasitou branden, 't welk voor het heiligste van al het geboomte gehouden word; dit Vuur word op een weinig verheven plaats gestookt, boven welke plaats men een soort van Verhemelzel maakt, met uitgespreide kleederen; hier onder onthouden zich de Braminen die Nili, 't welk ongepelde ryst is, in 't Vuur werpen, insgelyks Boter, Zingeli, dat Granen zyn waar van men de Oly om te branden maakt, Tarwe, gekookte Ryst en Wierook; herhaalende eenige Gebeden. Geduurende deeze Plechtigheit, waar mede men vier dagen bezig is, worden de Braminen, daar toe genoodigt, door des Kinds Vrienden van alle kosten vry gehouden. De jonge Braminen die de Dsandhem ontfangen hebben, worden Bramasariis genoemt, tot dat ze getrouwt zyn. Zoo lang zy ongehuwt leeven, verbied hun de Vedam de gemeenschap met deeze Sexe en 't gebruik van den Betel die liefde verwekt: zy mogen niet dan eens 's daags eeten, waar by noch vereischt word dat het van Aalmoezen zy. Zy neemen niet gaarne deeze Voorschriften waar, behalven die van geen Betel te gebruiken. Wanneer zy eens de Dsandhem, ontfangen hebben, moeten zy die altoos draagen. Indien het gebeurt, dat die van ouderdom versleeten is, mag de Bramine niet eeten dan nadat hy zich van een andere heeft verzien; zoo lang hy 'er niet van verzien is, is men niet verplicht hem voor een Bramine te erkennen. Om deeze ongelegenheit voor te komen, neemt men jaarlyks een nieuwe op 't Feest van Trasvanala-Poudeva, 't welk men in de Maandt Augustus viert, en wanneer men dan de Dsandhem den Kinderen geeft. Andere Geslachten mogen die mede door een soort van Godtsdienstigheit draagen: maar zy moeten ze van de Braminen koopen. Deeze Bramasariis leeren leezen, schryven, reekenen enz. by de Braminen hun voor Leermeesters gegeeven. Ieder Familie is wel bedacht haare Kinderen by de Meesters van een minder Geslacht niet ter School, te zenden: maar de Settreas, by voorbeeldt, zenden hunne Kinderen by de Braminen, of by de Meesters van hun eigen Geslacht. Geen van de drie eersten verwaardigen de Kinderen der Perreas niet te leeren; niet dan de Soudras zyn 't die hen willen aanneemen. |
|