IV. Hoofdtstuk.
Van den Vedam en de Voorrechten den Braminen ingewilligt.
Ga naar margenoot+ De Vedam is deezer Volkeren Wetboek, en behelst 't geen zy gelooven en waarneemen moeten. Dit Boek is in de Samscortamsche Taale geschreeven, die de Braminen, tot geen Handel overgegeeven, verstaan. Het is in vier Afdeelingen verdeelt, te weeten; de eerste Afdeeling Rogo-vedam genoemt, handelt van de eerste Oorzaak, en eerste Stoffe; van de Engelen; van de Ziele; van Vergelding en Straffe; van de Schepping der schepselen en hunne verdorvenheit; van de Zonde, en hoe die kan vergeeven worden enz. De tweede Issoure-Vedam geheeten, handelt van de Mogendheden, waardoor alles geregeert en bestiert word; Sama-Vedam is de derde, en behelst het Zedelyke om in 't oeffenen der Deugden werkzaam te zyn, het misdryf te vlieden, en de ondeugden te haaten; en de vierde Afdeeling Addaravana-Vedam genoemt, handelt van de Godtsdienstige Plechtigheden der Tempelen, Offerhanden en Feesten. Dit laatste deel is voor lange verlooren, en de Braminen eigenen dit verlies de vermindering van hunne eer en vermogen toe, die nu zodanig niet meer is als die eertyds was. De Vedam is by hun van een onwraakbaar gezag, en zy moeten zich die onderwerpen, zoodra men 'er hun het Gezag van aanhaalt: maar alzoo men somtyds over de manier van te verklaaren verschil had, heeft men 'er de zin van door de Jastra of Willekeuren bepaalt.
Ga naar margenoot+ Dit Boek staat den Braminen vyf Voorrechten toe. Het eerste is van de Jagam te mogen vieren. Dit is een Feest van een Offerhande verzelt. Zy verworgen het Slacht-offer, 't zy dat ze geen bloedt van eenig Dier mogen plengen, 't zy omdat dit Slacht-offer ongequetst moet zyn. Vervolgens snyd men 't in stukken, en verbrand het onder 't doen van eenige Gebeden naar deeze plechtigheit geschikt, en men bewaart het Hart, 't welk men onder de Braminen die dit Feest bywoonen, verdeelt. Dit is de eenigste gelegenheit waar in hun gedoogt zy vleesch te mogen eeten. Veele Braminen ontzien deeze Plechtigheit by te woonen, door den afkeer die zy voor 't eeten van dit Slacht-offer hebben. Men kan de Jagam niet zonder veel kosten vieren. Deeze ten wiens eere het geschied, is belast alle de byzynde Braminen te onderhouden, schoon zy duizend sterk waren, en blyven hem somtyds tien, twintig, en zelfs tot dertig dagen op zyne kosten by. Eertyds was hy verplicht hun alles te geeven 't geen zy te raden vonden van hem te verzoeken: maar men heeft dit nu bepaalt met een enkele verplichting van hen te onthaalen. Deeze Offerhande geschied met vertrouwen van in Devendre-Locon te komen, het verblyf der Gelukzaligen, alwaar zy Devendre voor hun Hoofdt hebben. De Braminen die naar den Hemel zelf haaken, wachten zich wel de Jagam te vieren.
Het tweede Voorrecht der Braminen is, dat ze den Settreas mogen onderwyzen hoe dit Feest te vieren; waarvan de Veinsjas buiten gesloten zyn, en om des te meer reden de Soudras insgelyks.
Het derde Voorrecht bestaat in 't verlof dat ze hebben de Vedam te mogen leezen.
Het vierde geeft hun 't vermogen aan andere Braminen en de Settreas van de Vedam te onderwyze, als zy dit van de Braminen geleert hebben, mogen ze dit Boek wel leezen; maar 'er geen onderwys van aan anderen geeven. De Veinsjas mogen 't noch leezen, noch zelfs 'er iet van uitspreeken, of hooren dat 'er woorden van uitgesproken worden; maar wel deeze van de Jastra. Wat de Soudras aangaat, hun is geenzins gedoogt van den Vedam te mogen spreeken, noch zelfs de Jastra te leeren.
Het vyfde Voorrecht bestaat in te mogen Aalmoezen verzoeken; de andere Familiën mogen die geeven: maar niet ontfangen. Dus laaten de Braminen niets zoo zeer aanbevolen zyn in hunne geschriften, dan de Aalmoezen en de liefdadigheit, overzulks die onder hun geoeffent worde; maar zy draagen zorg, te zeggen, dat de Aalmoezen aan anderen dan aan hun gedaan, geenzins verdienstelyk zyn. Hun aangaande zy bewyzen geen goedt dan aan eenige andere Braminen, en een Soudra die hun zyne behoefte voorstelt, krygt geen ander antwoordt dan Po, Po; dat is: gaa voorby, gaa voorby. De Tydt waarin zy het meest hunne mildadigheit van