Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 106]
| |
Verhandeling Over de zeden en den godtsdienst Der Braminen.
| |
[pagina 107]
| |
maar alzoo zy van hunne Landvruchten leeven moeten, zonder zich met eenigen Handel te bemoeien, is hun de vermeerdering van hunne Familie een last, en 't gebeurt dikmaals, dat hunne Kinderen genoodzaakt zyn de ryken als Soldaaten te dienen, om hun onderhoud te vinden. Ga naar margenoot+ De Veinsjas maaken het derde Geslacht uit, en zyn in Comitiis en Sitti Veapari verdeelt, die ieder voorwenden waare Veinsjas te zyn. Zy leeven van den Koophandel, en onthouden zich niet min als de Braminen van alles wat leven heeft gehad, daar die van de tweede en vierde Familie, visch en vleesch eeten, behalven het Koevleesch 't welk aan hun alle verboden is, gelyk het Zwynenvleesch by de Jooden en Mahometanen. Deeze onthouding van 't Koevleesch, om in 't voorbygaan aan te merken, is zoo zeer geen bygeloofGa naar voetnoot(a) dan wel een staatkundige Wet. De Ossen zyn het noodigste van alle de Dieren in de Indiën; men gebruikt ze in de plaats van Paerden op reis, als ook voor Last- en Vracht-beesten. Behalven dat verstrekt de melk der Koeien deezen Landaart tot een groot gebruik. Ga naar margenoot+ De Soudras bestaan in 't gemeene Volk. Deeze Caste of Geslacht word wederom in veele andere verdeelt, die ieder hun byzonderen naam voeren, gemeenlyk volgens het Handtwerk, 't welk zy oeffenen. Deeze Castes van Soudras hebben onder zich een wederzydsche volgzucht; een ieder tracht boven den anderen uit te munten; maar word 'er eenige nieuwigheit ingevoert, kant zig de andere daar tegen. Een is 'er die de andere erkent voor den eersten in waardigheit, te weeten, die der Vellalas, waar van 'er eenige in de Regeering gebruikt worden, anderen onderhouden en geneeren zich met den Akkerbouw. De tweede rang geeft men aan de Caste van Ambria, waar van eenige hun kost winnen met zaaien, en andere met Heeren te dienen; die van Paliacatta is hun Handwerk van Metzelwerk. Een Caste of Geslacht is 'er die men Cauvreas noemt, en zeer talryk zyn. Men noemt het mede de Familie van drie honderden. 't Is een toevlucht van eenige die niet weeten van welk Geslacht zy zyn; eenige hebben bedieningen. Eenige van hun zyn Schilders, Kattoendrukkers en Soldaaten. Veele andere Geslachten zyn 'er, wiens naamen en hanteering de volgende zyn. De Sitty zyn Kooplieden, indien ze middelen om te handelen hebben; zoo niet, zynze lastdragers en arbeiders; de Paly, verkoopen Vogels en Varkens; eenige zaaien, of begeeven zich tot het Schilderen, of worden Soldaten. Eertyds waren ze onder het Krygsvolk zeer geacht; de Yenea zyn Wevers; de Cottevaniens Fruitverkopers, voornamentlyk van de vrucht PisanGa naar voetnoot(b); de Illevaniens Ooftverkopers als van Vygen, Kokosnooten enz. en van de Iagara of bruine Suiker; de Sitticarams zyn Kooplieden verscheiden van de Sittys, volgens den aart van hun Koophandel; de Caltajas, zyn Goudt-en Zilversmeden, Slotemakers, Steenhouwers, Timmerlieden en Metzelaars; de Carteans, Patnouvas en Macovas, zyn Visschers, de eerste met groote netten, de tweede met kleinder, en de laatste op een byzondere wyze; de Conacapules, zyn Schryfmeesters; de Gurreas en Bargeurreas, Veehoeders; de Riddis, Camavars en Bergawillalas zyn meerendeel Landbouwers, en eenige Soldaten; de Innadi, voor 't meerendeel Soldaten, en weinige tot den Akkerbouw geneegen; de Moutreas maaken byna alle hun werk van den Kryg. Het Geslacht van Tolowa is vernietigt, zulks 'er niet dan de naam van overrig zy. De Kaicules zyn in 't algemeen veracht. Het meerendeel hunner Vrouwen zyn Straathoeren, 't welk nochtans onder haar niet oneerlyk is. Eenige van hun zyn Poetsemakers en Koordedanssers, andere Wevers, eenige Zaaiers, en andere dienen voor Soldaat. Maar de verachtelykste van alle de Takken van de vierde Caste of 't Geslacht, is deeze der Pallas die zelde meer dan de Perreas geacht zyn, waar van we hier melden zullen. Men reekent mede onder de Soudras de Familie der Correvas, een omzwervend Geslacht, niet dan in kleine vervoerbaare Hutten woonende, die zy op Ezels om te vervoeren, laaden. Zy onthouden zich eenigen tydt omtrent de Stadtspoorten, alwar zy Youpen en Tatons verkoopen, 't welk kleine wannen zyn om de ryst te wannen. Men kanze niet beter vergelyken dan by deeze Landlopers, nu en dan in de Steden met rotte- en muizevallen, en ander weinig waardige kramery omloopende. Eenige onder hen gaan aan de Oever der Zee zout zoeken en brengen 't naar Stadwaarts; hunne elende bevryt hun van alle belastingen. Hunne Wyven behelpen zich met goedergeluk te zeggen. | |
[pagina 108]
| |
Ga naar margenoot+ De Perreas zyn het uitschot van den ganschen Landaart, overzulks zy de eer niet hebben voor een Caste gereekent te worden. Men ziet hen als onreine menschen aan, gedoogende hen niet in een en de zelfde straat by andere te woonen: maar zy hebben in de Steden een byzondere en afgezonderde wyk. Hunne Dorpen en Gehuchten zyn een zekere afstandt van de andere afgescheiden. Zy hebben mede hunne byzondere Putten, en zulks uit beduchtheit dat niemandt door onachtzaamheit mogt water putten, waar van zy zich bedienen, zyn zy verplicht rondom de zelve beenen te werpen, om hunne Putten te konnen onderscheiden, zulks men die myden kan. Zy durven in de straaten noch gehuchten niet komen, alwaar de Braminen woonen, noch hunne voeten in den Tempel van Wisnou en Eswara zetten, uit beduchtheit, dat hunne onreinigheit den Braminen en den Tempel besmetten mogt. Hun werk is spitten en graaven, des gemeenen Volks huizen te bouwen, en eindelyk zekeren arbeid te doen, waar door andere gelooven onteert te worden. Hunne ongemeene armoede is oorzaak, dat ze zonder eenigen afkeer allerlei Dieren eeten, zonder de Koeien uit te zonderen, noch zelfs het vleesch van dood gevondene en zelf stinkende beesten. Hier om is 't dat ze door de Braminen zoo veracht worden, die ongemeen schroomachtig en vies over hun zuiver voedzel zyn. Wie zou gelooven dat menschen van zoo gering een aanzien zich meer dan anderen lieten voorstaan? Nochtans is 't waar dat de hoogmoedt, onder welke de morssigheit van zekere Monnikskap-draagers zelfs bezwykt, in 't hart deezer Perreas ingang vindt. Zy gelooven veel waardiger dan de Siriperes te wezen, een andere Tak van dit vyfde Geslacht, waarvan de meesten Leertouwers en Looiers zyn, en eenige de Wapenen draagen. De Perreas zullen by geen Siriperes eeten: maar de Siriperes eeten onbeschroomt by de Perreas. De Siriperes zyn van hunne eige geringheit overtuigt, en zyn verplicht zekere tekenen van eerbiedt te bewyzen, als met de handen om hoog te houden, en in de tegenwoordigheit der Perreas niet te durven zitten. Het gebeurde te Paliacatte eens in 't jaar 1640. dat iemandt van hun deeze plicht verzuimt had, de Perreas hem by de kop vattende, het hair afsneeden, 't welk de grootste beleediging is die men hun doen kan. Een andere dienstbaarheit der Siriperes is, dat wanneer zy trouwen, zich geen Pandal mogen laaten maaken, waaraan meer dan drie stylen zyn; deeze Pandal is een soort van groen gewelfzel, 't welk men voor de deur van een Dochter oprecht, die trouwen zal. Men plant 'er drie of vier stylen van zeven of acht voeten hoog, met Pisan-bladeren bewonden, een zinnebeeldt van vreugde; deeze stylen door anderen dwarsch sparren opgehouden, bedekt men met boomloof, om een schaduw te maaken. De Siriperes mogen dan niet als drie stylen zetten, en indien zy deeze gewoonte overtraden, zoude het een soort van muitery geacht worden. Indien eenige Ambachtsman van 't vierde Geslacht sterft, en men voor zyne begravenis wilde de onkosten doen van Siriperes daar by te hebben, moeten deeze zich de baardt laaten afsnyden en het Lyk volgen. Men geeft hun alsdan een kleedt en een Fanum, of anderhalf. Die is een stuk geldt ter waarde van drie en een halve stuivers Holandsche munt. De rang onder de vier voornaamste Familiën is op een zeldzaame reden gegrondt; alle zynze van Brahma voortgekomen: maar de Braminen, zeggenze, zyn van het hoofdt ontsprooten, de Settreas van zyne armen, de Wiensjas van zyne dyen, en de Soudras van de voeten. |
|