XV. Hoofdtstuk.
Van de Vierde en Laatste Waereldtstaat; van Wisteneys Hemelvaart; welke gedachten de Benjanen van 's Waerelds Einde hebben, en hoe zy meenen dat ze veranderen zal.
Ga naar margenoot+ Godt gaf dan bevel dat de Waereldt door hun weder bevolkt worden zoude, door die behouden gebleeven waren. Onder deeze ontkomenen wierd een zekere Kysteney gevonden. Hy was een uitmuntend Koning, een Godvruchtig en wys Bestierder, en een der voornaamste Mannen van des laatsten Waerelds ouderdom, waarvan hunne Historie roemwaardige getuigenissen geeft, en die zy gelooven als 'er ingevolg van tyden ooit is geweest. Hy arbeidde yverig in den Godtsdienst, want onder hem werd 'er een groote hervorming gedaan, en veele heilzaame zaaken van Godvruchtigheit herstelt.
De tydt nu van Wisteney door den komst van deezen Man verstreeken zynde, werd hy, zoo de Benjanen zeggen, naar Hemelwaarts opgenomen, zynde het niet meer noonig dat hy de Waereldt te behouden had, nademaal 'er na deezen vierde Waereldstandt geen andere te verwachten was.
Ga naar margenoot+ Doch schoon de Braminen onderstellen dat deeze vierde Waereldstandt nu noch duurt, geloovenze nochtans dat hy veel langer dan de andere wezen zal, en wanneer hy ten einde geloopen is, dat alsdan Ruddery ten Hemel vaaren zal. Zy geeven deeze Waereldsstanden vier naamen; de eerste noemen zy Curtain; de tweede Duauper; de derde Tetrajos; en de vierde Kolée.
Zy gelooven dat deeze laatste verwoesting van de Waereldt schrikkelyker dan alle de andere wezen zal, en dat dit door 't vuur zal geschieden; dat in dien tydt Ruddery alle de vermogende machten om deeze verdelging te doen, byeenvoeren zal; dat de Maan zal rood worden, dat de Zonnestraalen en haar licht als vlammen van brandendende zwavel zullen zyn; dat de Blixem en Donder neerstorten zullen; dat de lucht zich met allerlei verwe vertoonen zal; dat vuur en vlam de uitgestrektheit der Hemelen bedekken zullen; dat de vier Hoofdtstoffen, waarvan de Waereldt in den aanvang gemaakt is, tegen elkander Kryg voeren zullen, en dat in deeze Zieltoging der Natuur, het Heelal t'eenemaal verdelgt worden zal, en weeder tot zyn eerste Bajert keeren.
Zy zyn van gedachten dat de WaereldtGa naar margenoot+ door 't Vuur een einde neemen zal, nademaal zy weder tot haare beginzelen moet worden gebragt, die haar in den beginne het Wezen gegeeven hebben, en dat ze uit Aarde, Lucht, Vuur en Water hebbende bestaan, wederom door de ontbinding deezer Hoofdtstoffen moet worden vernielt. 't Geen hen in deeze gedachten bevestigt, is, zeggenze, dat de voorgaande Waerelden door de eene of andere Hoofdstoffe vergaan zyn; want de menschen der eerste Waereldt zyn door 't Water vergaan; die van de tweede door den Windt door de Lucht veroorzaakt, en die van de derde door de Aarde; dus moet dan de vierde en laatste door 't Vuur worden verdelgt.
Wanneer dit geschieden zal, zeggenze,Ga naar margenoot+ dat Ruddery de Zielen van alle menschen naar den Hemel voeren zal: maar dat de Lichaamen zullen vergaan. Overzulks zy geene Opstanding der lichaamen gelooven, doordien, zeggenze, dat de Hemel een te zuivere plaats is, om zoo groove en stoffelyke Wezens te konnen bevatten.