XIV. Hoofdtstuk.
Van den Aanvang der Waereldt in haar Derden Stant, door Ram herstelt. De Boosheit en 't Misdryf der Menschen bragt wederom een Oordeel over hun, 't welk deeze Derde Waereldtstant door een Aardbeving eindigen deed.
Toen Ruddery het woeden en de hevigheit der winden gestilt had, was 't een deernis waardige zaak de Aarde zonder bewooners en in de uiterste verwoesting te zien. Godt deeze algemeene verdelging aanschouwende, berouwde het hem 't geen hy had gedaan, en Ruddery had een medelydend gevoelen, het werktuig van een zoo verschrikkelyke uitvoering te hebben geweest. En overzulks de oorzaak van alle de verledene ongevallen en onordens ontstaan was, uit het quaadt gedrag der Koningen, en die het Bestier, in handen hadden, rooide Godt t' eenemaal het Geslacht der Cutteries uit; en wat deeze menschen aangaat die op voorbede van Wisteney waren bewaart geweest, alzoo zy weinig in getal waren, en alleen uit de drie andere Geslachten, bewees Godt hun genaade, gelyk gezegt is.
Ga naar margenoot+ Nochtans waren deeze vier soorten van Geslachten voltrekt noodig voor het bestier der Waereldt, die zonder dat niet kon bestaan, en alzoo Godt t'eenemaal het Geslacht der Cutteries om het boos misdryf verdelgt had; begeerde hy het weder door een beter beginsel vernieuwt worden zoude, en dat de Koningen voortaan uit de Familie der Braminen verkooren wierden. De voornaamste der Braminen die toen leefde, en die door Wisteney behouden was, werd Ducerat genoemt. Het eerste kindt 't welk na deeze verwoesting gebooren wierd, en het jongste van vieren was, wierd verkooren om de opvolging hunner Koningen en Bestierders te zyn; en dit kindt heiliglyk opgevoed zynde, droeg voor den en Godtsdienst en het Waereldlyk Bestier zorg, en wist de menschen volgens hunne verscheidene Geslachten wyschelyk en Godvruchtiglyk te bestieren.
Hy deed veel deftige daaden; hy handhaafde den Godtsdient, en wierd de Beschermer der Braminen en Godsdienstelingen. Hy was Ram genoemt, en wierd door zyne deugdt en verdienste zoo machtig, zulks zynen naam noch heden in zeer groot ontzag onder hen is. Wanneer zy elkander groeten, roepen ze overluid Ram, Ram uit, als of zy zeggen wilde: Ik wensche u alle bedenkelyke welvaart en heil.
Geloovelyk is 't, dat 'er noch veel goede Koningen na hem geregeert hebben: maar alzoo de zaaken geduurig naar maaten haarer verwydering van haar beginzel en oorsprong afwyken; wies de hoogmoedt en huichelary onder hen zoo geweldig aan, dat hun gedrag dagelyks tegen de Bevelen in het Boek van Bremaw begreepen, aanliep.
Godt dan de derdemaal toornig gewordenGa naar margenoot+ en vergramt wegens zoo veele kastydingen die echter de menschen niet weder tot hun pligt bragten. Ruddery belaste dan volgens zyne order dat zich de Aarde opende en hen inzwolg, behalven een weinig overschot die hy uit de vier Geslachten behielt, om een laatste proef te neemen, en een vierde Waereldsstant te bevolken.