Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 88]
| |
eert, en men kan niet twyffelen of de vreugde, die Pourous en Parcoutée genooten, hunne kinderen weder ziende, heeft hen weder verjongt, en dat ze op hunnen ouden dag het vermaak deelachtig wierden van Personen die hun zoo lief en aangenaam waren, te zien. Maar deeze vreugde duurde niet altoos; zy verflaauwde eerlang. De vier Broeders ontaardende, vergaten eindelyk hunne tegenwoordige en verleedene goedaardigheit. Zy maakten nieuwe verwantschappen, en bevlytigden zich den menschen hunne verscheidene Weetenschappen mede te deelen. Brammon onderwees hun in den Godtsdienst; Cuttery in de staatkunde; Shuddery in den Koophandel, en Wyse in de Tuigwerkkunde. Ga naar margenoot+ De veelvuldigheit der menschen veroorzaakte eerlang verwarring, de boosheit nam de overhandt; nademaal men toen in alle weelde leefde. Brammon verwaarloosde de Godtvruchtigheit en den Godtsdienst; Cuttery wierd een wreeden Overheerder; Shuddery vervalschte zyn gewigt, en stelde allerlei bedriegeryen in 't werk om zyne Broeders te misleiden; en Wyse bediende zich van 't voordeel, 't welk hy van zyne uitvindigen trok, tot verquisting en ontuchtigheit. Hun gemoedt t'eenemaal verdorven zynde, wierden ze elkanders Vyanden; want Brammon kon de hoogmoedt van Cuttery niet dulden, en Cuttery weigerde aan Brammon de eer te geeven die hy hem wegens 't recht van eerste geboorte schuldig was. Hy verachtte de ingetoogen aart zyns Broeders, en geloofde hem de eerste geboorte onwaardig te zyn, niets achtende dan het gezag. Hy waardeerde zelfs zyne Wetten boven die van Godt, naardien die van Brammon quamen. Daarenboven was hy wreedt; hy voerde schattingen ten nadeele van Shuddery in, en putte al het voordeel uit, 't welk Wyse door zyne arbeidzaamheit verworf. Deeze quaade voorbeelden waren het Zaadt der boosheden, die in hunne Nakomelingschap zich vermeerderden, en veroorzaakte een verdeeldheit die de eensgezindheit als in de eerste instelling der Waereldt regeerde, overhoop worp. Wyse den ziende dat Brammon zyne achting verloor, en om zich noch verachtelyker te maaken, kreeg hy in 't hoofdt deeze nieuwe manier van Godtsdienst in de Waereldt in te voeren, die den Dienst der Beelden betrof, en hem in den droom was mede gedeelt en geopenbaart. Hy bauwde de Pagoden onder het groene geboomte, en voerde veelerlei nieuwe plechtigheden in. Alzoo 'er in 't Boek van Brammon geen gewag van wierd gemaakt, twiste men lang om te weeten of men ze aanneemen moest of niet: maar nadat Wyse verzekert had, dat hy die van Godt had ontfangen, gaf men bevel dat ze deels een plechtelyke Wet zoude zyn. Terwyl men dagelyks met deeze quaadeGa naar margenoot+ voorneemens voortvoer, en der menschen zonden oogenschynlyk vermeerderden. Godt hier over vergramt, bedekte den Hemel met duisterheit; de Zee zwol op om zich met de Wolken te vereenigen, op dat het Menschelyk Geslacht verdelgt wierde. Men hoorde een groot gerucht in de Lucht, de Donder en Blixem quamen uit 's Aardkloots Polen voort: en als of de Waereldt noodig had zoo veele Godloosheden af te wasschen, daar quam een Zondvloedt, die alle de Volkeren der Aarde verdelgde. Door dit middel wierden de Lichaamen over hunne Misdaaden gestraft: maar de Zielen in den schoot Godts ontfangen. Op deeze wyze nu eindigde des eerste Waereldts ouderdom volgens der Benjanen Overlevering. |
|