Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 71]
| |
XXXV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 72]
| |
neegene deftigheit herhaalen, 't welk niet min een merkteken van hunne onkunde dan van hunne verwaandheit is. Zy voeren, om zoo te zeggen, geen Oorlog, door eigenzinnigheit, en zy zyn niet dan werktuigen die hunne PriestersGa naar voetnoot(a) aan 't beweegen helpen; zy boezemen hun de kloekmoedigheit of versaagtheit in, naar dat zy hun het winnen of verliezen van den strydt verzeekeren. Zy stryden somtyds voor de verdeediging van hunnen GodtsdienstGa naar voetnoot(b) met een onverzettelyke hardnekkigheit, die op eenige beloften hunner Godheden gegrond zynde, hen van verbolgenheit niet weerhouden kan; en deeze rampzaligen merken niet dat zy hunne boejens te krachtiger maaken, en hunne ketenen verzwaaren, naar maate dat zy door hunne overwinningen aan hunne Priesters gelegenheit geeven om aan de bevestiging van de Wet te arbeiden, of liever van de Tiranny. Voor 't overige, alzoo zy alle andere Volkeren als onheilige handelen; dat zy weigeren eenige gemeenschap met vreemdelingen te hebben, en datze in 't algemeen een ieder verachtenGa naar voetnoot(c); zoo moet men zich niet verwonderen, indien zy teffens mede veracht worden. De JoodenGa naar voetnoot(d) hebben als het grootste van alle hunne rampen, de overheering der Romeinen aangezien, nochtans konden ze zich niets voordeeligers erinneren; want de omgang die zy daar door met de beschaafste en verstandigste aller menschen hebben gehad, heeft hun de oogen geopent, en in vryheit gestelt van voortaan by zich zelven te denken, en niet meer als gevangenen te zyn om de gevoelens hunner Voorvaderen op te volgen. Dus hebben zich sedert dien tydt eenige toegelegt om de Historie van andere Volkeren te weeten, en zich in kunsten en weetenschappen te oeffenen, die te vooren hun t'eenemaal onbekent waren. De ketenen der Indianen zyn noch ongebroken, en 't zoude te gelyk voor hun een geluk zyn, indien eenig beschaaft Volk die eens breeken mogte, met hen onder hunne Heerschappy te stellen. Indien de Grieken ten tyde van AlexanderGa naar margenoot+ een langer verblyfGa naar voetnoot(e) in Indiën hadden gehad, zoudenze te eer uit hunne slaverny zyn geraakt, zy zouden zich zekerlyk hunne beschaafdheit en hunne goede hoedanigheden hebben medegedeelt: maar deeze Helden, maakten gedachten meer Volkeren te overwinnen, overzulks zy zich vleiden een ieder t'eenemaal te zullen onderwerpelyk maaken, en de Wetten van den Overwinnaar te doen omhelzen; want naaulyks waren ze in een Landt gevallen of vertrokken eerlang: eveneens als Watervloeden, die te min tekenen nalaaten ter plaatse alwaar zy met te meer snelte overgevloeit zyn. Een Handhaver van de Aloudheit, of een scherper vernuft, zou geheel anders van de Jooden en Indianen spreeken, wanneer hy zelfs geen onderscheiding onder hunne Godtsdiensten maakte, en dat hy hen op den zelfden voet beschoude. Wy meenen dan dat hoe weinig aanmerking wy over deeze beide Volkeren maaken, men 'er echter de volgende van zoude konnen uittrekken. De JoodenGa naar voetnoot(f) en Indianen hebben, ten minsten voor een groot gedeelte, de eenvoudigheit der eerste menschen behouden, die men in hunne opvoeding, in hunne kleeding en hunne vermaakneeming beschouwt, waarin zy altoos zoeken te bezitten 't geen de meeste vereeniging heeft. Dit, 't welk zy het meest beminnen, is 't geen zich het eenvoudigste in hunne gedachten vertoont, en 't welk natuurelyker hunne inbeelding vleit. | |
[pagina 73]
| |
De bevreestheit die zy van te dwaalen hebben, doet hun naaukeurig den raadt der Wysten en Verstandigsten onder hun opvolgen; nademaal zy wel weeten hoe gevaarlyk het voor alle menschen is, doch voornamentlyk voor deeze die noch geene ervarenheit hebben, van zich niet dan door hun eigen verstandt te willen laaten bestieren. Ga naar margenoot+ De Indianen oeffenen met een ongemeene naaukeurigheit alle de regelen die hen hunnen Godtsdienst voorschryft, die zy belyden: kundig zynde dat de menschen niet t'eenemaal iets vermogen; maar alleen dat ze gelykzaam voor de onderwerpen gebooren zyn, overzulks zy liever hunne Goden dienen en zich blindelings hunne Wet onderwerpen, dan slaven van eigenzinnigheitGa naar voetnoot(a) en staatzucht te zyn, gelyk zich byna alle andere Volkeren bevinden. Zy verwaarloozenGa naar voetnoot(b) de Weetenschappen die niet noodig zyn noch dienst voor 's levens onderhoud doen; beschouwende die als kundigheden, die naar waarheit de menschen wel verstandiger maaken; maar somtyds ook ongelukkiger, en byna altoos laatdunkener. Zy zyn niet onbewust dat het quaadt gemakkelyker insluipt, dan de Deugdt ingeprent word; hierom is 't, dat ze myden eenigen omgang met de Vreemdelingen te hebben, beducht zynde, alsze gemeenschap met hun aangaan, dat ze alsdan door hunne quaade Gewoontens mogten besmet en met hun misdryf bekladt worden. Dit is 't 't welk hen noodzaakt te beletten, met hun te leeven, waarom zy ook somtyds zodanige verwonderens-waardige krachten hebben in 't werk gestelt, om hen den toegang in hun Landt te hinderen, of om hen 'er uit te dryven. Zy houden hun nergens in bezig om iet nieuws in te voeren, en bedienen zich niet dan van hunnen handel, of om een handwerk te oeffenen 't welk zy van hunne Ouderen geleert hebben: zeer verschillende hierin met de Volkeren die wy beschaaft en welgemaniert noemen, die nooit vergenoegt zyn met het geen hen hunne Voorzaten hebben nagelaaten, die geduurig met hun vernuft toeleggen om iets uit te vinden, en om zoo te zeggen de Natuur geweld aandoen; of die zoo veel te meer achting verkrygen als zy van den gewoonen weg hunner Voorouderen afgeweeken zyn, en zich van hun aart ontvreemt hebben. |
|