Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
XXXI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 68]
| |
zich mede van ter versterking der zenuwen, en om de leden buigzaamer te maaken, voornamelyk na eenige zwaare oeffening. Dus is 't, dat we in de Iliade van Homerus, Ulisses en Diomedes uit het Leger van Troje zien wederkeeren, waarin zy gegaan waren om te onderzoeken 't geen 'er voorviel, en zich wasschenGa naar voetnoot(a), met Oly wryven en vervolgens ontbyten. De Indianen gebruiken 'er van, zelfs na een gedaane Reize, of in 't algemeen na eenig afgeslooft bedryf: want alsdan gaanze niet rusten noch eeten niet, dan na zich gewasschen en met Oly gewreeven te hebben. Eertyds dienden 'er zich mede de Athletten van; niet alleen deeze die tot de worsteling afgericht waren, om te weeren dat hunnen Vyandt op hen geen vat had; maar ook alle anderen, met een oogmerk van buigzaamer en krachtiger te worden. Die dan deeze Zalving tot een nuttelyk gebruik aanmerkten, bezigden niet dan enkele Oly zonder reuk: maar allenks wilde men de aangenaamheit by de nuttigheit voegen. Men mengde 'er reukwerken en welriekende kruiden onder: overzulks 't geen in den aanvang niet dan een bewaarmiddel of een geneesmiddel was, eindelyk een der vermaakelykheden en wellusten wierd. Het vereischte toen vervolgens, om schoon en vryerachtig uit te zien, de hairen met welriekende vochten te bestryken, en zodanig te zyn als Anacreon ons Bathillus verbeeldt: want wanneer hy poogde den Schilder een Denkbeeldt te geeven, hoedanig hy het Afbeeldzel van deezen schoonen Samiaan schilderen zou, belastte hy hemGa naar voetnoot(b) met vochtige hairen af te beelden. Virgilius schildert ons Turnus op de zelfde wyze af, en zegtGa naar voetnoot(c) dat zyne hairen met een warm yzer opgekrult, t'eenemaal van Mirre bevochtigt waren. Men trok deeze wellustigheit zoo verre, dat men zich zonder schroom, door de Vrouwen het gansche lichaam met welriekenvochten bestryken liet; en dit is 't, 't welk Telemachus en PisistratesGa naar voetnoot(d), hoe verstandig zy ook waren, in acht namen, nadat ze het Paleis van Menelas bezien hadden, en voor dat ze zich aan de tafel begaven. Andere zalfden zich het gansche Lichaam met welriekende Oly, voor dat ze zich te bedde leiden. Veele Christenen van de eerste eeuw namen deeze Gewoonte waar, die Clemens den AlexandrinerGa naar voetnoot(e), in deeze van zynen tydt, afkeurde. De Vrouwen waren 't die 'er zich het meest van bedienden. Arabie verschafte geen reukwerk genoeg om t'eenemaal haaren reuk te voldoen. Onze Europiaansche waren noch niet lang geleeden hier aan verslaaft: maar de mode verandert zynde, was 't ook t'eenemaal noodzakelyk geworden, dat de lust hier toe veranderde, en dat om zich naar den tydt te schikken, die geene die voor vyfen-twintig Jaaren zonder eenige tegenheit, zich in 't midden van een dozyn der welriekenste geuren had konnen houden, en altoos ruikende handschoenen droeg, wierd zelf flaauw op het zien van zekere Bloemen of op het aannaderen van 't minste reukwerk. Altro tempo, altro gusto. Wanneer by de Jooden iemandt in 't huis van een zyner Vrienden quam, bood men hem een welriekende Oly aan, om 'er het hoofdt mede te wryven. Wierd dit verzuimt, was 't een teken van onbeleefdheit, of dat men zich aan zodanig een persoon niet liet gelegen zyn; gelyk de Phariseên deed, by wien Jesus Christus het middagmaal hield, vermits hy het qualyk opnam, dat een Vrouw, en wat meer is, een Zondaresse, hem de voeten zalfde; de Heilandt verweet hem dan met te zeggen, dat deeze Vrouw gedaan had 't geen hy zelfs hadde moeten doen: zeggende, gy hebt myn hoofdt met geen Oly gezalftGa naar voetnoot(f), en deeze Vrouw heeft die op myne voeten uitgegooten. David in een zyner Psalmen te kennen willende geeven, dat hy nooit met den Zondaar wilde gemeenschap hebben, zegt dat hy zich niet van zynen Oly dienen zal, om het hoofdt te zalven; te weeten, dat hy hem niet bezoeken zal, en bygevolg zich niet verplicht vinden deeze beleeftheit te genieten. De Alouden dienden zich niet alleen van welriekenden Oly en reukvochten voor hun gebruik: maar zy wreeven 'er ook de Vo- | |
[pagina 69]
| |
gels mede, 't welk men in een zeer aardig lierzang van Anacreon zien kan, alwaar deeze Dichter twee Duiven spreekende invoert, waar van de eene zynent wegen een brief aan den schoonen Bathillus brengt;Ga naar voetnoot(a) en de andere haar begroet, overzulks zy het reukwerk onder haare vleugels heeft, 't welk overal een zeer aangenaame geur versprydt. De Indianen bieden gemeenlyk niet dan Roozewater aan, den geenen die hun bezoeken komt, gelyk reeds hier voor aangemerkt is: maar houd men zich eenigen tydt by hun op, verzuimenze niet 's morgens den Oly aan te bieden. |
|