Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXVIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 59]
| |
Ga naar voetnoot(a) wyken hun geenzins over dit onderwerp. De Kunsten zyn by de Indianen niet geacht,Ga naar margenoot+ dan naar maaten dat ze noodig tot des levens onderhoud zynGa naar voetnoot(b); dus zyn 'er dan de Hantwerken, de Akkerbouwen de Veeweiding de voornaamsten, daar die der Goudt- en Zilversmeden de geringsten en minstgeachtsten by hun aangezien worden. Zeer onkundig zynze in de Beeldhouwery en Tekenkunst; maar bekend is 't hoe zy de Zyde en Kattoen weeten te bearbeiden. Sedert eenige eeuwen zynze beroemt geweest wegens hunne bequaamheit in zodanige Werken. Ga naar margenoot+ P. PetauGa naar voetnoot(c) bericht onder anderen, dat omtrent het vyf en twintigste jaar der Regering van Justiniaan, te weeten het vyfhondert twee en vyftigste van Christus geboorte, eenige Monniken, die uit de Indiën te Konstantinopolen quamen, aldaar Zywormen eieren bragten, en leerden hoe men die behandelen moest. Deeze Geleerde Tydtbeschryver, en alle die van 't zelfde gevoelen waren, wilden enkelyk zeggen, dat men tot den tydt van Justiniaan noch geene Zyde in 't Ooster Keizerryk te bewerken wist: maar niet dat ze in geen gebruik was; want dit was lang voor de regeering van deezen Keizer bekent geweest. By voorbeeldt, EzechielGa naar voetnoot(d) de elendige staat willende beklaagen, waarin de beruchte Stadt Tyrus zich zoude gebragt zien; na alles bericht te hebben 't welk tot haare bloeizaamheit geholpen hadde, voegt hy 'er den handel met de Syriers by, en datze onder andere dingen van hun de Zyde verhandelden. De Syriers konden die gemakkelyk uit de Indiën bekomen hebben, de Eufraat tot in den Golf van Bassora afzakkende. De Persen bedienden 'er zich Ouwlings van; want de Zyde kleederen waren by hun een teken van waardigheit. Onder de eerbewyzing die Assuerus aan MordechaiGa naar voetnoot(e) deed, moet men niet vergeeten aan te merken, dat hy hem een Zyde Mantel gaf. Dat men zich dan niet inbeelde, dat de afstand die tusschen de Gebuur-Volkeren van Palestina en de Indiën was, hen den Koophandel hinderde. De Schryver van 't Boek Jobs was niet onkundig, hoedanig men in Indiën in geschildert Lywaat arbeidde, en in 't algemeen in alle soorten van handwerken: want wanneer hy toonen wil, dat de wysheit boven alle aardsche goederen, hoe kostelyk die mogen zyn, te achten is, zegt hyGa naar voetnoot(f) dat 'er zelf de Verwerykunst in de Indiën niet by vergeleeken mag worden. Men zal mogelyk tegenwerpen, dat het geen de alouden Sericum hebben genoemt, de zelfde Stoffe als onze Zyde niet was, en dat bygevolg de Monniken, die weder uit de Indiën te Konstantinopolen quamen, niet alleen de manier van die te behandelen in gebruik bragten: maar ook de eerste waren die 'er bericht van gaven; en dat men voor hun van de Zyde zodanig een gebruik als nu niet had. Veele Schryvers zyn van gedachten, en meenen, dat 'er een groot onderscheid tusschen het Sericum derGa naar margenoot+ AloudenGa naar voetnoot(g) en de Zyde van deezen tydt was; maar wy zien niet dat hunne meening gegrond zy, nademaal die niet steunt dan op 't geen eenige eertyds gezegt hebben, hoedanig de Serïcum wierd bearbeidt, 't welk geen overeenkomst met de behandeling der Zyde heeft: dus schynt het ons toe dat dit niets besluit om te bewyzen, dat het niet een en de zelfde zaak zy geweest. Zeer waarschynlyk is 't dat de Jooden, Grieken en Romeinen een gebruik van de zelfde Zyde als wy hadden, en haar een verschillende oorsprong, als die zy eigentlyk heeft, gegeeven hebben, nademaal zy de manier onkundig waren waar van men die maakte, noch waaruit die gewonnen wierd; zynde | |
[pagina 60]
| |
een verre afgelegen Gewest alwaar men die bearbiedde. Eenige, by voorbeeldt, hebben gelooft, datze uit Boomschorssen gewonnen wierd, dat men het middel vondt van die te kamen, hekelen en spinnen; gelyk StraboGa naar voetnoot(a) en PausaniasGa naar voetnoot(b) berichten. Plinius en neven hem eenige Alouden hebben gemeent, datze uit een soort van Wolle of Kattoen gemaakt wierd, die de Indiaansche Boomen voortbragten. Dit schynt alles in den windt gezegt en zonder eenige waarschynlykheit; nochtans, indien men de zaak in den grondt onderzoeken wil, zal men mogelyk bevinden dat Plinius, en die zyn oordeel gevolgt hebben, zoo zeer niet bedrogen zyn als men wel denkt, of ten minsten, dat het geen zyGa naar margenoot+ gezegt hebben, niet ongegrondt was voortgebragt. Zeer waarschynlyk is 't, dat voor de menschen wisten hoedanig zy de Zywormen onderhouden moesten, en ze te laaten arbeiden, dat 'er veele van deeze bloedelooze Diertjes zich in de Bosschen onthielden, die de tederste bladt-geevende Boomen verkooren, en dat zy haare Zyde rondom de dunne boomtakken sponnen, gelyk nu noch de rupsen doen, waar mede de Zywormen veel overeenkomst hebben. De menschen dit spinzel der Zywormen op de Boomen vindende, byna als een boon toegestelt, beeldden zich in, dat dit slag van Boomen 't een en 't andere natuurlyk voortbragt, en dat dit spinzel geen anderen oorsprong had. Dit gevoelen, alhoewel valsch, had ten minsten eenigen grondt, en 't is zelf veel beweerbaarder dan die de Zyde uit Boomschorssen wilde doen voortkomen. OvidiusGa naar voetnoot(c) maakt in zyne Herschepping van zekere Wormen gewag, die draadjes rondom de Boomtakken sponnen, en vervolgens de gedaante van Kapelletjes aannamen. Mogelyk dat de Dichter van Rupssen wilde spreeken, die een soort van Zyde spinnen, en die zich mede in Kappelletjes veranderen. Maar misschien heeft hy ook van de Zywormen willen gewag maaken, die in deezen tydt zich in de Bosschen verspreidden, gelyk de Rupssen doen. En alzoo men 'er geen gebruik van wist, droeg men 'er ook geen zorg voor. Men zou hier op konnen tegenwerpen, dat de draadjes waar van Ovidius spreekt wit waren, canis filis; 't welk schynt niet te konnen overeenkomen met de Zyde, die gemeenlyk onze Zywormen spinnen, en byna altoos geel zy: maar wy meenen hier op te konnen antwoorden, dat de dauw en sterke lucht mogelyk deeze kleur aan de Zyde geeft. Noch konnen wy 'er ons niet van verzeekeren dan datwe hier niet dan alleen een gissing voordraagen. Alle de Schryvers komen byna onderlingGa naar margenoot+ overeen over de woordoorsprongkelykheit van 't woordt Sericum, 't welk zy van een zeker Volk SeresGa naar voetnoot(d) genoemt, aflyden; maar alzoo veele Volkeren dien naam voeren, is 't niet wel te weeten wie die waren, waar van de Zyde haaren naam ontleent heeft. In Neder Ethiophië en omtrent des Nyls oorsprong, is een Volk SeresGa naar voetnoot(e) genoemt. Een ander Landaart beslaat de Landen tusschen den Ganges, Hidaspes en Indus gelegen; die tegenwoordig de Staat van den Grooten Mogol en een gedeelte van Persië uitmaaken. Eindelyk is 'er een derde gedeelte deezer Volkeren van dien naam, die het Noorden van China bewoonen, en hun LandtGa naar voetnoot(f) grenst ten Oosten aan den Ooster Oceaan, en ten Westen aan Scytië: begrypende de Koningryken van Tangut en Ninché, die een gedeelte van groot Tartaryë uitmaaken. De Hoofdtstadt word Issedon Serica genoemt, die eenige meenen deeze te zyn, die de naam van SuchurGa naar voetnoot(g) voert. Indien men evenwel de naamsoorsprong van 't woordt Sericum in den naam van een deezer drie Volkeren zoeken wilde, schynt het ons toe, dat men die afleiden moest, van deeze die tusschen de Ganges, Hidaspes en Indus woonen; dit Gewest overvloedig in Zyde en van een bequaamen handel verzien zynde, om van daar door middel van den Persischen Golf en den Euphraat in Palestina over te voeren. Maar zonder verder te gaan, meenen wy dat men welvoegelyk het Sericum aan de Syriers zoude konnen toeëigenen, die, gelyk wy aangemerkt hebben, met de Kooplieden van de Stadt Tyrus in | |
[pagina 61]
| |
Zyde handelden, en vervolgens die in Palestina overvoerden. Hoe 't ook zy, byna alle de Ooster Volkeren komen, in den naam die zy aan de Zyde geeven, overeen; de Hebreeuwen noemen die Sericot, de Syriers Seriaca, en de Grieken heeten een zydekleedt, Sericos. Eenige hebben gemeent dat dit woordt Sericos van 't Arabisch Sarac afkomstig zy, 't welk glinsterend beteekent. |
|