Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 51]
| |
Zy vinden dan een middel om ze op den Fluittoon voor hun te laaten komen, terwyl zy mede eenige Gezangen zingen; vervolgens vatten ze die met de handt op, zonder eenig letzel t'ontfangen: maar wachten zich die te dooden; en wanneer zy deeze plaats van dit gedierte gezuivert hebben, brengenze deeze slangen naar 't veldt, of bewaaren ze, om by gelegenheit mede te laaten danssen. Het gebeurde eens alwaar wy waren, dat een Indiaan een Slang deed te voorschyn komen, die zich in 't Wachthuis verborgen had, en dat die door een Soldaat gedood wierd. Hier over was de gewaande Toveraar zeer ontstelt. Hy nam de Slang op en begroef die met veel eerbied en plechtigheit. Hy zette een weinig ryst en melk voor 't gat, maarin hy de Slang begraaven had, als om het ongelyk weder te verzoenen, 't welk het Geslacht der Slangen aangedaan was. Ga naar margenoot+ Eertyds hebben de Egiptenaren, Pheniciers, Grieken en Romeinen de SlangGa naar voetnoot(a) ge-eert en aangebeden. Het Afbeeldzel van dit Dier was in de Munten en Schilderyen een Zinnebeeldt van gezondheit en geluk. Wanneer het de staert in den bek had, beteekende het de eeuwigheit, door dien een cirkel geen eind heeft; en de Waereldt, nademaal de menschen genoodzaakt zyn door een algemeene Wet, weder te keeren van waar zy gekomen zyn. Mogelyk dat Moses om de Jooden te verplichten hunnen toevlucht tot Godt te neemen, en van hem de gezondheit en geneezing te verwachten, die zy noodig hadden, hen de kopere Slang oprechtte; die, gelyk zy in Egipte wel gezien hadden, het zinnebeeldt van 't een en 't ander was. Het zoude moeielyk genoeg zyn reden van deeze byna algemeene eerbiedt te geeven, die de Volkeren voor de Slangen hebben gehad, en nochtans afschuuwlyke en schadelyke Dieren zyn. Om deeze reden is 't dat de Negers van Guineë noch Offerhanden aan den Duivel doen, overzulks zy van hem geen quaadt ontmoeten, en om in tegendeel hem door hunne onderwerping en achting te bevreedigen. Mogelyk ook dat deeze aanbidding een gevolg van de Historie van Eva en de Slang is, die Moses in Genesis spreeken laat, en waar van andere Volkeren hebben kennis gehad. Hoedanig en met welk een oogmerk deezen Dienst ingestelt zy, hy is altoos algemeen geweest; zulks 'er byna geen Volk gevonden word, by wien die niet in gebruik was. Eenige hebben ons zeldzaame dingen vanGa naar margenoot+ deeze Indiaansche Toveraars in Indië verhaalt: maar over diergelyk een onderwerp gelooven we niet lichtelyk, dan 't geen wy zelf gezien hebben; overzulks oordeelen we het niet noodig te zyn, ons breed over deeze zeldzaamheden uit te breiden. Wy zullen 'er alleen byvoegen, 't welk ons waarschynlyk gebleeken is, dat dit slag van menschen eertyds de eerste en eenigste Toveraars zyn geweest; en dat de ongelegenheit die men van de Slangen leed, of van andere Dieren, gelegenheit en begeerte gaf, om naar middelen om te zien, waar door zy 'er van verlost wierden. Men bevind zelf dat Egipte, 't welk het overvloedigste Landt van ongedierte is, insgelyks het aller beruchtste in deeze soort van kunststreeken is geweest. Dat dit door 's Duivels behulp zou geschied zyn, of door enkele geheimen der Natuur, is een geschil waarin wy ons niet uitlaaten willen; want welke zyde men zoude willen kezen, zou men echter zeer veele Wederstreevers konnen vinden. Wy zullen ons allen genoegen, aan te merken, dat de naam van Incantator, en dieGa naar voetnoot(b) van Epodos, die beide de zelfde zaak beteekenen, en de Alouden aan dien gegeeven hebben, die ongemeene zeldzaamheden uitvoerden, genoeg dit vermoeden over de eerste Toveraars billyken. Het een en 't ander beteekent een mensch die over iets of eenige zaak zingt, gelyk deeze Indianen doen, wanneer zy de Slangen betoveren willen, of laaten danssen. De Jooden, die zich lang in Egipte onder de Egiptenaren onthouden hebben, ontleenden van hun deeze beguichelingen, waar van dikmaals in de H. Schrift gesproken word: maar laat ons stellen dat zy 'er zich niet van bedienden, echter is 't ten minsten zeker dat ze hun bekent waren, en ook wel wisten hoe andere Volkeren die oeffenden; want DavidGa naar voetnoot(c) vergelykt de verwoedheit | |
[pagina 52]
| |
der boozen by die van een Slang of Adder, die geen oor naar de stem van den Beleezer leent. Ga naar margenoot+ 't Is nochtans zeker, dat men van alle tyden af van 't vermogen eeniger menschen over het ongedierte gesproken heeft, en dat men gezegt heeft dat 'er gevonden wierden, die door hun gezang de Slangen tot hun lokten, of sterven deeden. Virgilius van de kracht der Dichtkunst spreekende, die de gemeene taal der Waarzeggeren en Toveraars was, (van waar ontsprooten is, dat men onverschilliglyk aan 't een en 't ander den naam van Vates gaf) zegt dat zeGa naar voetnoot(a) het vermogen heeft de Maan op de Aarde te doen neerdaalen, dat Circe zekere Tovervaerzen zingende, zy de Gezellen van Ulisses in Zwynen veranderde, en dat men door dit middel zelf de Slangen sterven deed. OvidiusGa naar voetnoot(b) spreekt 'er in zyne Minnedichten met de zelfde bewoording van. Insgelyks bericht Silius het zelfde van de Marmariden spreekende, een Afrikaans Volk wiens vermogen hy verheft, zeggendeGa naar voetnoot(c) dat ze door hun gezang een middel vonden de Slangen leerzaam te maaken. Eindelyk zyn alle de Alouden daarin overeengekomen, dat 'er menschen waren, die door zekere vaerzen of woorden wonder zeldzaame dingen wisten te doen. Daar waren 'er volgens OvidiusGa naar voetnoot(d) die de macht hadden, den Oogst te verderven, de Fontynen uit te droogen, en de Vruchten te doen afvallen, uitspreekende alleen eenige Vaerzen, of zingende eenige Gezangen. |
|