Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXIV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 48]
| |
krachtig uit, en men heeft zich van zyn gezag bedient, om te bewyzenGa naar voetnoot(a) dat zy in hunne Vergaderingen alle soorten van schendaadt bedreeven, en t'eenemaal het gebedt verworpen. Nochtans vindenwe by Augustinus dat zy waarlyk baden; en Epiphanius zegt zelf eldersGa naar voetnoot(b), dat zy den regel der Monniken volgden, te weeten, de onthouding, en dat zy het Huwelyk af keurden. Dus is 'er geen blyk dat zy daarop opentlyk alle de misdaaden wilden begaan die men hun te last lei; maar eenige meenen dat zy in 't vervolg ongebondener waren, en dat deeze naaktheit, die zy in den beginne als een middel aanzagen, om weder tot den staat van onnozelheit te geraaken, en zich met Adam voor den Val gelykvormig te maaken, echter eenigen tydt daarna in de uiterste wanorde vielen, 't welk bewyslyker schynt. Ga naar margenoot+ Het gemeene Volk is ongemeen met de deugdt en d'onnozelheit der Faquiers ingenomen: maar men moet bekennen dat zy t'eenemaal aan alles 't welk de zinnen streelt, afgetrokken schynen en geen deel meer in Waereldlyke zaaken neemen willen. Het meerendeel ondersteunt dit gedrag, en speelt volmaaktelyk in 't openbaar hun rol; doch men beschuldigt hen onder hun in 't byzonder, verfoeielyke misdaaden te begaan. Mogelyk zegt men 'er ook te veel van. Wy leezen in 't Boek der Koningen van de vreemde manier hoedanig de Baals Priesteren hunnen Afgod eerden, hoe zy hem aanriepen, en meenden eenige genaade van hem te verwerven, zich kervende en steekende met priemen en messen. De H: SchriftGa naar voetnoot(c) geeft ons mede te kennen, dat ze om het vuur van den Hemel op hunne Offerhanden te doen nederdaalen hun lichaam met bloedt bemorsten. De gestrengheden der FaquiersGa naar voetnoot(d) mogen 'er by vergeleeken worden. Daar zyn 'er zelfs noch erger. Zy doen Geloften, zich eenige mylen langs een onverschillige en voorkomende weg om te rollen, 't zy die steenachtig of doornig zy; overzulks zy t'eenemaal hun naakend lichaam op reiten, en deeze manier van tuchtiging is by hun gemeen. Onder de Indianen zyn noch andere Faquiers,Ga naar margenoot+ doch minder streng van gedrag, of om beter te zeggen min buitenspoorig; zy gaan troepgewyze van dorp tot dorp, voorzeggende den overvloedt of bedrygende d'onvruchtbaarheit, nadat men hun wel of qualyk onthaalt. Deeze Landlopers vermeeten zich mede goed geluk te voorzeggen, en belooven kinderen den geenen die 'er niet van verzien zyn, en Mannen aan de Dochters die in den ongehuwden Staat leeven; maar het zyn groote Schobbejakken, en 't is gevaarlyk zich by hun in een afgezonderde en afgelegene plaats te zyn, byaldien men niet in staat zich te verdeedigen zy; nochtans zyn ze by de Afgodische Indianen eerwaardig. De Mooren hebben insgelyks Faquiers onder hun, doch die van geen beter waarde dan de andere zyn. Het zoude een overgroote misdaadt wezen hun te slaan. Wy konnen eenigermaaten de manier hoedanig de Faquiers hunne buitensporige gezichten uitventen, en hunne gewaande voorzeggingen, met deeze van de Profeeten der Aloude Jooden vergelyken, die de H: Schrift: Filii Prophetarum, grex, vel chorus Prophetarum noemt. Zodanig waren deeze die Saul vond, en onder wien hy Profeteerde. De Schriftuur zegtGa naar voetnoot(e), dat ze trommels en trompetten hadden, en dat zy op 't geluid deezer speeltuigen hunne Voorzeggingen uitventten. Ons word mede aldaar bericht, dat, wanneer Josaphat, Joram en de Koning van Edom tegen Mesa Koning van Moab vergadert waren, door gebrek van water hun Heir in de uitterste ongelegenheit was gebragt; Josaphat, Elisa komen liet, om door zyne gebeden 's Hemels hulpe te verwerven, en dat deeze Profeet, voor dat hy Godt raadvraagen wildeGa naar voetnoot(f), een Speelman verzocht. | |
[pagina 49]
| |
Men zou niet zeggen konnenGa naar voetnoot(a), om deeze ongewoone manier van Godt raad te vraagen te billyken, en hem een natuurlyke verklaring af te eisschen, dat onze Geest bequaamer is des Hemels last te ontfangen, en oplettender naar zyne stem, wanneer 'er, om zoo te zeggen, minder gemeenschap met het lichaam is, of als het lichaam in minder staat zy, zich de zaaken te verbeelden, machtig van het af te leiden. Alles 't geen de zinnen in een zekere algemeene werkeloosheit kan stellen: alles 't welk haar hinderen kan van door de voorwerpen die de zelve verzellen, getroffen te zyn, maakte de Profeeten bequaamer om door Godts Geest bestraalt te worden, en niets kon beter deeze uitwerking voortbrengen, dan Stemmen, Speeltuigen en alle Muzyk in 't algemeen, die door haare geluiden eenigermaaten de zinnen in verrukkingGa naar voetnoot(b) houden. Ga naar margenoot+ Dus is 't mede dat de Indiaansche Faquiers, waar van wy in dit Hoofdtstuk handelen, zich van Trommels, Trompetten en de Muzyk dienen om zich aan te moedigen en om in een vrywillige of listige en versierde verrukking hunne gewaande voorzeggingen uit te venten. Men ziet 'er altoos iemandt onder hun die in verrukking valt, en antwoordt door de hevige beweegingen zyns lichaams op de schielyke en ongeregelde stemvallen deezer Speeltuigen. Wanneer zy zich dan buiten ademhaling bevinden, verkondigen zy zekere uitspraken, die de Heidenen voor Orakels en Voorzeggingen aanneemen. By de Jooden was men 't zoo gewoon, Profeeten buiten zich zelven verrukt te zien, wanneer zy hunne Profecyen verkondigden, dat men gemeenlyk aan de uitzinnigenGa naar voetnoot(c) den naam van Profeeten gaf, en dat men wanneer zy in verrukking vielen, van hun zeide, dat zy profeteerden, dit is de uitdrukking waar van zich de Schriftuur ten opzichte van Saul dient: want om uit te drukken dat hy uitzinning wierd, en dat hy zyn lichaam door hevige gestaltenis pynigde, is gezegt dat hy profeteerdeGa naar voetnoot(d). 't Zy dat 't geen wy by de Dichters en by Lactantius ter gelegenheit van de SibillenGa naar margenoot+ leezen, waarachtig is; of alleen een onderstelde Historie, waar voor het de Geleerden houden, 't is altoos zeker dat de Alouden zich inbeeldden, dat men om van den Geest van een Godt vervult te worden, tot uitzinnigheit moest geraaken, overendstaande hairen hebben, insgelyks beevende leeden, | |
[pagina 50]
| |
en stamelende woorden spreeken. Ten minsten was dit des Volks gevoelen; 't welk niet verwonderens waardig schynt. De menschen die gewoon zyn zonder beginzelen en zonder behulp van eenig ander licht te leeven, dan 't geen hen hun vernuft en hunne ongeregelde inbeelding verschaft, trachten altoos naar 't geen hun 't ongemeenste schynt, en voeden een groote verbeelding van alles 't welk zy niet begrypen. Het schynt zelf dat 'er voor hen een soort van vermaak is, verknocht aan 't geen hun de vrees inboezemt: hier in overeenkomende met de Kinderen die beminnen de vertelling van droevige of zeldzaame Historiën, en die behaagen scheppen in een verhaal van Spooken en Toveraars, alhoewel zy 'er een bevreestheit door opvatten. Eertyds was het Volk greetig naar de vertellingGa naar margenoot+ der Priesteren, en maakte groot werk van de voorzeggingen hunner waarzeggery: maar toen waren 'er, als ook nu, menschen van oordeel die 'er geen achting voor hadden, en die zelfs zoo koen waren, van 'er opentlyk mede te spotten. By voorbeeldt, de Dichter Ennius van de waarzeggery en gewaande Profeeten van zynen tydt spreekende, handelt hen vrymoedelyk. Hy noemt henGa naar voetnoot(a) bygelovigen, schaamteloozen, zotten, en bedelaars: hy zegt dat zy zich zelven niet weeten te bestieren schoon dat ze zich willen bemoeien met andere den weg te wyzen; en dat wanneer zy groote rykdommen belooven, een penning tot aalmoes verzoeken. |
|