Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 46]
| |
zyn bewonden, gelyk die van een gebaakert kind. Verwonderlyk is 't hoe de Kruideryen deeze Lyken onbederflyk, mogelyk sedert byna drie duizend jaaren hebben konnen bewaaren. Somtyds gebruikte men honing om de Lyken te bewaaren, en om de verrotting voor te komen. NicephorusGa naar voetnoot(a) geeft ons te kennen dat die geenen die St: Epiphanius verzelden, zich van dit middel dienden om hem naar 't Eilandt Cyprus over te voeren. Om weder tot de Indianen te komen; menGa naar margenoot+ beschouwt noch by hunne begravingen 't geen men tibicines mortuorum noemt. Dit zyn menschen die eenige treeden voor 't Lyk des Overledenen vooruit gaan, en op lange trompetten speelenGa naar voetnoot(b), waarvan de treurige toon t'eenemaal met de rouplechtigheden overeenkomt. Voor dat de Mogol zich meester van een gedeelte der Indiën had gemaakt, en de Heidenen noch hunne byzondere Vorsten hadden, was de Vrouw van den Overledene die moest verbrand worden, verplicht zich mede op de zelve Houtmyt te laaten verbranden, houdende het Lyk van haaren Man op haaren schoot, verteerende dus het vuurGa naar voetnoot(c) den dooden met de levende. Wy zeggen dat ze daar toe verplicht was; want schoon men haar wel niet tot deeze daadt gelykzaam dwong, en ook de Bloedvrienden van den Overledenen geen recht hadden om haar tot deezen plicht te noodzaaken, was zy nochtans genoeg gedwongen door een manier van leven waarin zy de overige dagen haars levens door te brengen had, indien zy haaren Man te volgen weigerde. Zy wierd dan, gelykzaam een Slavin des Overledens Vrienden; men handelde haar met verachting en eene strafheit hondertmaal strenger dan de doodt. Nochtans was 'er noch een ander middel de doodt te ontgaan, en te gelyk de quaade handeling des Overledenens Vrienden voor te komen: hier in bestaande, dat ze een Hoer wierd; Want alsdan hadden de Bloedvrienden van den Overledene geen recht meer over haar: alzoo de Wetten uitdrukkelyk verboden deeze soort van Vrouwen qualyk te handelen. Gemeenlyk zyn 't zodanige Hoeren die troepsgewyze by 't huwelyken zingen en danssen, en zich in openbaare vreugde bedryven vinden laaten, of waartoe men haar in 't algemeen gebruiken wil. Zoo lange deeze haare weelderige dagen duuren, worden ze overal wel ontfangen, schoon men haar opentlyk erkent voor 't geen zy zyn: maar ongelukkig zyn ze, wanneer zy oud geworden zyn; en 't is een geluk voor haar, indien de jongste in deezen staat als dienaressen dienen willen, en dus haar onderhoud winnen. Alzoo een VrouwGa naar voetnoot(d) die zich niet verbranden liet, voor de Vriendendes Overledene oneerlyk wierd geacht; deeden zy al hun vermogen in 't werk stellen, om haar tot de Doodt te besluiten; en ten dien einde nam men haare krachtigste droefheit waar, wanneer zy door de doodt van haar Gemaal scheen 't meest getroffen te zyn. Men stelde haar alle de goede hoedanigheden van den Overledene voor, en men prees de liefde die hy voor haar hadde gehad. Eindelyk diende men zich van alles 't welk eenige deernis in de bedrukte Weduwe kon verwekken, en men deed haar eindelyk zeggen, dat ze den Overledene niet wilde overleeven. Wanneer zy dus voor drie of vier personen haare bewilliging had geuit, was zy 'er door als in den Ganges begraaven, zulks 'er niet het minste tegen te zeggen viel. Maar ter vergelding vulde men haar met loftuitingen op, men verzelde haar met trommelen en trompetten, men bekranste haar met allerlei bloemen, en de Braminen beloofden haar een eeuwige gelukzaligheit. Dus waren de konstenaryen die men gebruikte om te beletten dat de Vrouwen niet weigerden zich deeze wreede gewoonte te onderwerpen. Men geleid haar vervolgens plechtelyk naar den Houtmyt, en terwyl men 'er den brandt in steekt, maaken de trommels en trompetten een vervaarlyk gerucht, overzulks men het gekerm van dit treurig slachtoffer niet hooren mogt. De Ammoniten hadden eertyds onder den Dienst van den Afgodt Molok het zelfde gebruik, wanneer zyGa naar voetnoot(e) als dien Afgodt in 't hevigste van 't branden was, hem een kindt in zyne armen gaven, waarin het door 't vuur verteert wierd. Het gerucht 't welk | |
[pagina 47]
| |
de trommels ter deezer gelegenheit maakten, om te beletten dat het gekerm der kinderen niet gehoort wierd, was oorzaak dat de Vallei, waarin deeze verfoeielyke Offerhande gepleegt wierd, den naam van Thophet kreeg, 't welk in 't Hebreeusch trommel beteekent. Sedert het Mahometanendom in een grootGa naar margenoot+ gedeelte van Indiën de overhand heeft genomen, heeft men zich krachtiglyk tegen deeze afschouwelyke gewoonte aangekant. Men heeft een groote schatting op de Vrienden der geenen gelegt, wier Vrouwen men op den Houtmyt opofferde; overzulks men 'er nu zoo veel niet meer verbrand. Wy hebben de Oorsprong deezer wreede gewoonte getracht te ontdekken; maar niets zekers desaangaande konnen ervaaren; als alleen dat de Indianen zeggen, dat eertyds de Vrouwen om 't minste ongenoegen haare Mannen door vergif ombragten, en dat men om hunne dagen niet alleen te verlengen: maar zodanig een ongeval voor te komen, een groote schande gestelt heeft in den Staat van een Vrouw die haaren Man overleeven dorst. Dus dan zich verplicht ziende ter behoudenis haarer eer met haaren Man te sterven, of in tegendeel de overige dagen van haar leven in een elendigen staat volgens gewoonte door te brengen; welk een keur zy dan mogte doen, zoo was 't beter haare eer in waarde, en Man te behoeden. Dusdanig scheen het best datze groote zorg voor haaren Man droeg, om insgelyks haar eigen zelfs belang te bevorderen, en indien zy dan over de Doodt van haaren Man een beek van tranen stortte, was 't voornamentlyk om haar zelve te beweenen. In Guinée heeft men byna de zelfde gewoonte, alwaar men, wanneer een groot Heer gestorven is, niet alleen alle zyne Vrouwen die hy het liefste had, sterven laat: maar insgelyks zyne Slaven die hem den aangenaamsten dienst deeden; overzulks zy, zeggen ze, hem in de andere Waereldt verzellen en ten dienst mogen staan. Op deezen voet is 'er niets behagelyks om de Meesteresse van een aanzienlyk Neger te zyn, en wy zyn van gedachten, dat indien de Godtsdienst ons een diergelyke gewoonte gedoogde, onze groot Heeren noch wreeder Vrouwen ontmoeten zouden; de maagdelyke staat zou ongetwyffelt veel meer geacht zyn, en de Dochters zouden nooit naar 't Huwelyk haaken. |
|