XXI. Hoofdtstuk.
Van der Indianen manier om hunne Lusthoven en Tuinen aan te leggen en die te bevochtigen.
Ga naar margenoot+ Salomon vergenoegt zich in zyne Ecclesiastes te berichten, alles 't geen hy voor zyn eigen voldoening gemaakt had, om zyne dagen op een aangenaame en vreedzaame wyze door te brengenGa naar voetnoot(a), en om zich alle bedenkelyke bevalligheit aan te doen. Hy zegt mede onder andere, dat hy waterbakken had laaten maaken, om een bosch jong geboomte te bewateren.
Het schynt dat men om het welvoegelykste deeze Schriftuurplaats overeenkomstig met onze gewoonte te verklaaren, wil te kennen geeven, dat de Schriftuur door dit Bosch van jong geboomte een queekery verstaat, waar in de jonge planten gemeenlyk zoo dicht by den anderen als in een Bosch staan. Nochtans schynt het ons toe, dat men daar door in 't algemeen de Lusthoven moet verstaan, die Salomon geplant had, sedert hy den Troon beklom: want by de Jooden waren de Lusthoven of Tuinen niet dan Boschaadjes of Boomgaarden van allerlei Vrucht-Boomen; hier om is 't datze in de H. Schrift gemeenlyk Pomaria of Boomgaarden worden genoemt.
De Tuinen en Lusthoven der Indianen zyn byna eveneens geschikt: zy zyn als verwarde verzamelingen van allerlei Boomen, meest zonder orde beplant, en zonder geregeldheit geschikt; nochtans zynze niet onaangenaam, en wy zoudenze beter in de warme Landen achten dan de groote opene wandeldreeven met schoone bloemperken, die wel waarlyk het oog verlustigen: maar geen beschutzel tegen de straalen van een brandende Zon geeven, waar voor het lastig is zich bloot te zien gestelt.
De Waterbakken of Vyvers waar van Salomon meld, en die hy had laaten maaken om deeze Bosschadjes van jong Geboomte te bewateren, zyn mede in de Indiën in gebruik. 't Zal den Lezer niet verdrieten, dat we hem berichten hoedanig men 'er zich van dient.
Gemeenlyk is 'er in de Tuinen der Indianen een groote Put of een soort vanGa naar margenoot+ Waterbak, die door 't regenwater word gevult. Naby vind men een kom van gebakken steen, omtrent twee voeten van den grondt verheven. Wanneer men de Tuin bewateren wil, vult men die met water uit de Waterbak of Put, 't welk door een opening als in den bodem is, in een buis valt, in veele takken verdeelt, waar door het water naar maate, dat de kom afgelegen is, aan den voet van ieder Boom word geleid, of in ieder afzondering van peulvruchten. Wanneer de Hoveniers oordeelen van water genoeg verzien te zyn, stoppen zy 't wederom, of leiden deeze bewatering met aardkluiten weder af.
De Romeinen bewaterden insgelyks hunne Tuinen en Weilanden. Van deeze beeken of buizen is 't waar van Virgilius spreekt, wanneer hy zegt:
Claudite jam rivos pueri, sat prata biberunt.
De Itadianen hebben de zelfde gewoonte onderhouden, die noch byna alle Volkeren van 't Oosten volgen, en ook veel gemakkelyker is dan het gebruik by ons: want door middel deezer water-leidingen kan men veel eer een groote Tuin of Lusthofbevochtigen, dan men een enkel bed of bloemperk met onze Gieters doet.