Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 39]
| |
baare Zangeressen, waarvan in 't laatste Hoofdtstuk van den Prediker SalomonGa naar voetnoot(a) gesproken word. Insgelyks maakt de Koninglyke Profeet DavidGa naar voetnoot(b) van dit slag van Vrouwen gewag. De nieuwe Getrouwde Indianen wandelen als gezegt is geduurende eenige uuren; waarna zy wederom t'huis komen, alwaar de Vrouwen en Huisgenooten hun verwachten. 't Gansche huis word door kleine lampen verlicht, en men houd voor hunne wederkomst veele Massals of toortsen gereed, behalven die men voor de nieuw Gehuuwden en voor hunne Palanquin gedraagen heeft. Deeze Massals zyn van veele stukken oud linnen gemaakt, dicht in 't ronde in elkander gerolt, 't welk men met kracht in een kopere kooker wringt. Deeze die de zelve in de eene handt houden, hebben in de andere een vlesch van 't zelve metaal als de kooker hunner Massals, en is met Oly gevult, waarmede zy nu en dan over dit linnen sprengen, 't welk dan zoo veel te meer licht geeft, als dit met Oly besproeit word. Ga naar margenoot+ Wanneer de Bruidegom en Bruidt t'huis gekomen zyn, vertrekt de Bruidt met de Vrouwen, en de Bruidegom gaat met zyne vrienden op tapyten of matten rusten, en men dient hun het eeten voor. Het gezelschap is altoos het talrykste, en wy twyffelen of 'er by de Grieken wel zoo veel Speelgenooten waren, als 'er by de Indianen gevonden worden. Genoeg overeenkomst blykt 'er tusschen deeze gewoonte en de Zinnebeeldelyke gelykenis van 't Euangeli te zyn. Mogelyk hadden de Jooden, ten minsten ten tyde van Jesus Christus, eenige byna overeenkomende Plechtigheden: zonder dat zien wy niet hoe men een duidelyken zin aan de wederkomst van den Bruidegom ter middernacht geeven kan, en aan deeze maaltydt die onmiddelyk op zyne komst volgt. Nochtans hebben 'er die over de Joodsche Overleveringen geschreeven hebben, niets van gezegt. 't Kan mede wel zyn, dat Christus dit voorbeeldt van de nabuurige Volkeren van Judea genomen heeft, en waarvan de Jooden de gebruikelykheden en Ceremoniën niet onbekent waren. Het zoude onnoodig zyn by te brengen, dat dit niet dan een Gelykenis was; want alle die waarvan zich Christus gedient heeft, waren op de gewoontens der Jooden, of op deeze der nabuurige Volkeren van Palestina gegrondt. |
|