Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 38]
| |
vyftien hondert jaaren voor Christus te zoeken. Behalven dat moesten 'er een groot getal deezer Geestelyke Vrouwen zyn geweest, en dat haare Spiegels ongemeen groot waren, of dat zy 'er verscheidene hadden gehad; overzulks men een middel vond een zoo groot koper Wasch-vat van deeze Spiegels te maaken. Het schynt dat deeze twee laatste hoedanigheden niet wel met deeze Geestelyken staat overeenkomen, die veel eer haare schoonheit, indien zy die bezaten, moesten afleggen, en bygevolge zoo een groot getal Spiegels niet noodig hadden. Indien 't waar was, dat 'er een Kloosterstaat van Moses tyden af was geweest; wat zal 'er dan van de vermeende Opvolgers van Eli worden, die staande houden, dat de Geestelyke Staat door hun een aanvang nam? Deeze Vrouwen die voor de deur van den Tabernakel waakten, waren geene Geestelyke: maar Waereldlyke Vrouwen, die door Godtsdienstigheit de nacht aldaar in den gebede naby den huize des Heeren doorbragten. Deeze Godtsdienstigheit wierd noch ten tyde van den Hoogenpriester Eli geoeffent, en een der misdaaden van zyne Zoonen was, deeze Vrouwen misbruikt te hebben. De H: Schrift dient zich hier ter plaatse niet van 't woordt waaken, gelyk in Exodus, maar vanGa naar voetnoot(a) waarneemen of achtslaan, 't welk blykt dat men hier door betrachten of overdenken verklaaren moet, en niet door bewaaken, of op schildwacht zyn; want de Leviten waren in een groot getal, om goede wacht rondom den Tabernakel te houden, zonder zich daar toe van Vrouwen te bedienen. |
|