Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
[Tweede stuk]Bericht Voor den Lezer.Wy vinden vooraf noodig den Lezer te berichten, de redenen die ons bewoogen hebben, om aan 't Hoofdt van 't tweede Stuk des derden Deels der Godsdienstige Plechtigheden by de hedendaagsche Afgodendienaars in gebruik, de drie volgende Verhandelingen of Afbeeldingen onzer Historische Verhandeling enz. te stellen. I. Eerstelyk, een Verhandeling raakende de Overeenkomst der Gewoontens van de Oost-Indianen met die der Jooden en andere Volkeren der Oudheit vergeleeken; deeze Verhandeling is door een Naamloozen Schryver geschreeven, en ze besluit verscheiden ongemeene en merkwaardige zaaken in zich. Het hadde wel vereischt, dat we het geen de Burgerlyke zaaken betrof, hier van hadden afgezondert: maar, om geen verwyt van iemandt onderhevig te zyn, naar dien het reeds voor eenige Jaaren dus in zyn geheelin 't Fransch het licht heeft, gezienGa naar voetnoot(a), en dat men, met reden, deeze vryheit afkeuren mogt, die wy overzulks, over eens anders Werk namen, hebben wy 't in zyn geheel en zonder eenige besnoeying gelaaten. Wy hebben 'er alleen eenige aanmerkingen bygevoegt, die wy ons vleien geen ondienst te zullen doen: doch alles gezamentlyk aangemerkt, kan het als een Inleiding tot de Burgerlyke en Godsdienstige Historie der Oost-Indianen aangezien worden. II. De tweede Verhandeling of Afdeeling bestaat in een Historische Redenvoering over den Godsdienst derGa naar voetnoot* Benjanen. Deeze Redenvoering is wegens de Stoffe zeer noodig en dienstig in dit Werk, en naaukeurig uit het Engelsch van den Heere LordGa naar voetnoot(b) in 't Fransch overgezet: maar in gebrekkelyk Fransch, alzoo het noodig was de uitdrukkingen te verzachten om teedere ooren niet te quetzen. Niet tegenstaande deeze verbeetering zyn 'er noch verscheiden wanspraaken, alhoewel weinig, in overgebleeven. Deeze verandering met vrymoedigheit in een gebrekkelyken styl van een Schryver ondernomen, verflaauwen somtyds zyne gedachten: gelukkig is hy die uit een wantaal ontwart zonder in ongerymde warredenen te vervallen. Hoe het ook zyn mag, men heeft zich met deezen Overzetter voor een gedeelte noch halfwantal spreekende getracht te behelpen. Men heeft de slechtste spreekwyzen overgeslagen, als mede de onduldelyke herhalingen, en verscheiden qualyk geplaatste weetenschappen, uit het Engelsch genomen, om ons vervolgens dezelve getrouwelyk voor oogen te stellen, zonder 'er de minste zaak van uit te laaten. Men verkiest nu niet meer deeze opgetooide Geleerdheit, die zich eertyds van zeven agtendeelen eens Boeks meester maakte, na 'er voor altoos de vereischte redeneering van verbanen te hebben. Laat het ons gedoogt zyn iets van deeze qualyk geschikte Geleerdheit te zeggen. De Heer Lord beschreef verscheiden bladzyden van zyn Werk, om den | |
[pagina 4]
| |
geenen te wederleggen die de Zielverwisseling geloofden. Niemandt gelooft dit by ons, of ten minsten het word op der Braminen wyze aangenomen. Wy kennen in Europe niemandt wiens liefdaadige zorg zich ernstelyk over de geringste Ondieren uitbreidt, noch die met een bezem in de handt wandelt, om de Ongediertens weg te veegen, die zich onderweeg op den weg opdoen. Waarom zich dan zoo breedt over een dus bespottelyk onderwerp uitgebreid? Men had deeze zyne redenen in de Maleische taale mogen uiten, om te trachten de ingebeelde Benjanen met hunne Zielver huizing zoo krachtig ingenomen, te overtuigen. Zy zouden 'er mogelyk iets krachtigs genoeg tegen hun gestel gevonden hebben, om 'er zich vervolgens van te konnen onderrechten. Maar wat ons aangaat, deeze ontleende Geleerdheit is van weinig waarde. De waare Geleerden neemen hunnen toevlucht tot de oorspronkelyke Grieken en Latynen, en de andere Lezers worden slaaperig over zodanig een onderwerp. Wy verzoeken de Juffers, en nevens haar alle die zich liever met koussen en schoenen baaden, het al te zeer opgetooit verhaal van der Braminen huwelyk niet te leezen. Wy wyzen 't hier aan op dat zy 'er zich konnen voor wachten. De Fransche Overzetter is 'er ter deezer gelegenheit onachtzaam in geweest, en na hem de Verbeeteraar. Wat de eerste aangaat, hy heeft zyn Schryver gevolgt; en beide geloofden ze ongetwyffelt dat de ongeschikte en vuile spreekwyzen niet in de woorden noch in de ongemaniertheit gelegen zyn, die de zaaken uitdrukken. Wat de Verbeeteraar aangaat, het stond ter zyner keure ten minsten de een of andere zinuiting te besnoeien: maar... Wy gelooven eindelyk, dat de Juffers en alle andere Personen van een schroomachtige en eerbaare schaamte ten minsten eenige zinuitingen zoo hen in hun Boek mogten voorkomen zullen door haalen of over 't hoofdt zien. De Overzetter heeft de Pagoden der Benjanen in Kerken verandert, en de wassching der eerstgebooren Kinderen in een Dooping verwisselt. Wy wederom hebben echter de naamen van Pagoden en Wassching, volgens 't gebruik der Benjanen behouden, hun onthoudende met reden de zaaken die hen als noch niet toebehooren. III. Deeze VerhandelingGa naar voetnoot(a) of derde Afdeeling getrokken uit de Gedenkschriften van den Heere Roger over het Leven en de Zeden der Braminen, is niet min aanmerkelyk dan de twee voorgaande. Zy is uitmuntende van stoffe: maar ze is van zoo weinig orde en zoo veele onnutte woorden doorgaans verzelt, dat men genoodzaakt is geworden die eenige bladen te verkorten. De Overzetter van dit Stuk is de zelfde, die het Werk van Ross over des Waereldts Godtsdiensten uit het Engelsch vertaalt heeft; een slecht en onnut t'zaamenraapzel, zoo 'er ooit een is geweest. Insgelyks draagen wy den Lezer noch voor, hoe men tweewerf de tien Menschwordingen vertoont heeft, overzulks 'er eenige verandering in de Afbeeldzels te vinden zy. |
|