Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijLI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 183]
| |
den, ter oorzaake van de Vergelding der eenen, en de Straffe der anderen. Daarenboven verdeelden zy het Geheel-al in drie Waerelden, waarvan zy de eene, namelyk den Hemel, Hanan Pacha noemden, 't welk de Opper-Waereldt betekent, waarop de vroomen de vergelding hunner deugden ontfingen: De tweede noemden zy Hurin Pacha of Beneden-Waereldt, uit oorzaake van de Voortteeling en Wederverderving; en de derde Veu Pacha, en betekenende het middelpunt der Aarde of de onderste Waereldt, die zy zeggen voor het verblyf der Godloozen is geschikt. Deeze laatste Waereldt noemden zy ook Capaypa Huacin, dat is: Huis des Duivels: maar zy geloofden, dat het ander leven lichaamlyk zal zyn, byna gelyk het leven, 't welk wy hier op Aarde gevoert hebben, en dat zy de rust der Opperste Waereldt geloofden te bestaan in een vreedzaam leven te lyden, van alle zorgen deezer Waereldt bevrydt; in tegendeel verzeekerden zy, dat het leven der onderste Waereldt, die wy de Helle noemen, vol van elende en quaalen is, die hier ook eenige op Aarde hebben geleden, zonder eenige de minste rust noch vergenoeging. Wy voegen 'er by, dat zy onder de vermaaken des toekomende levens niet tellen, eenige vleeschelyke wellusten, noch eenige andere ondeugden meer, maar dat zy al hun geluk stelden in de gerustheit der Ziele, en des Lichaams, naamelyk, wanneer dezelve geene zorge of moeite meer onderhevig zyn. Ga naar margenoot+ De Yncas geloofden noch een Algemeene Wederopstanding; zonder echter dat hunne Geest zich hooger verhefte dan tot dit dierlyk leven, om dies wille zeiden zy, dat wy zullen opstaan, zonder eenige verheerlyking of straffe te verwagten. Zy waren ongemeen zorgvuldig in het bewaaren van hunne nagels, en hun hoofdhair, verbergende die in de spleeten, of reeten der muuren. Indien by geval deze hairen en nagels op den grondt vielen, en een van hun zulks gewaar wierdt, zoude hy niet nalaaten dezelve terstondt op te raapen, en wederom te bergen. Deeze bygelovigheit, gaf my dikmaals oorzaak om 'er de reden van te vraagen, of om welk een oogmerk zy zulks deeden: waarop zy my alle de zelve reden gaven, zeggende: weet gy wel, dat wy alle die hier op Aarde gebooren zyn, eens weder op deeze Waereldt herleeven moeten, en dat de Zielen weder uit de Graaven zullen opstaan met alles wat zy lichaamelyk hebben? Om nu voor te komen dat onze Zielen mogten in 't zoeken van haare nagels en hoofdhair verlegen zyn; want het zal 'er op dien dag geheel drok wezen, en gansch onordentelyk toegaan; hierom bewaarden wy dezelve byeen, om ze te ligter te konne weder vinden, ja zelfs indien het mogelyk waare, zouden wy altoos op een en de zelve plaats spuuwen. Francisco Lopez de Gomara, wanneer hy van de begravingen der Koningen of andere Grooten van Peru spreekt, drukt hy zich in 't 125ste. Hoofdtstuk van zyn zyn Werk, aldus uit: Wanneer de Spanjaarden deeze Grafstede openden, en wierpen de beenderen herwaards en derwaarts, baden de Indianen ernstiglyk dit niet te wilden doen, op dat zich alles byeen mogte vinden, wanneer zy moesten weder opstaan. Hier uit is licht te zien, dat zy een Opstanding der Lichaamen en Onsterflykheit der Ziele geloofden. De Peruaansche Volkeren hadden medeGa naar margenoot+ een Wetenschap van de Lichaamen te balsemen, zoodanig, niet alleen dat dezelve langen tydt de verrotting en bederving konden wederstaan:Ga naar voetnoot(a) maar zy deeden die een zodanige hardigheit verkrygen, die ongelooflyk is. Op deeze wyze wierden de Lichaamen der Jncas gebalzemdt. Wanneer de Ynca of eenig ander groot Heer des Ryks quam te sterven, booden zich zyne Huisbedienden en Vrouwen aan om mede te sterven, en hem in de andere Waereldt te dienen, zynde de meenigte van dien dikmaals zoo groot, dat men eenige van die zich aanbooden moest weder zenden. Het is waarschynelyk, zegt zeker Schryver,Ga naar voetnoot(b) dat de Priesters onderschyn van Godsdienst, reden hebben weten te vinden, om hen hier van te overtuigen; want hoe zoude men anderzins konnen gelooven, dat de Vrouwen zoo goedwillig zouden zyn, om elkander het vermaak te betwisten van zich neevens haaren Man te laaten begraaven? hoe zouden de groote Heeren ooit Knegts of Bedienden konnen krygen? het Lichaam des Overledenen werdt dan naar 't Graf gedraagen op een soort van een Troon, staande op een Rosbaar, en gevolgdt van de Vrouwen en Huisbedienden des Overledenen, met levensmiddelen voor den nooddruft des toekomenden levens belaaden. In 't voorttrekken blies een der Naastbestaande des Overledenen, dezelve eenig voedzel door | |
[pagina 184]
| |
en spuitje in den mondt; want men was verzekerdt dat zonder deezen by standt de Overledene de ongemakken der reize niet zoude konnen uytstaan. Op de Grafsteden zelfs, plaaste men het Beeldt des Overledenen van hout. De Konstwerkers brachten aldaar van hunne Konstwerken, en den Soldaat zyne Wapen. In deeze AfbeeldingGa naar voetnoot† ziet men de Plechtigheden die wy beschreeven hebben, en hoedanig de in 't Graflegging geschied. Ga naar margenoot+ Na dat men de Lichaamen der Incas had gebalsemdt, stelde men die voor het Zonnebeeldt in den Tempel van Cusco, en men offerde hun Slagt-offeren, als aan Vergode Menschen, en Kinderen der Zonne. ‘Een gansche maandt na de doodt des Konings, bragten de Inwooners der Stadt, dagelyks met groote betuigingen van rouwe door, die zy over zyne doodt droegen; alle die van een Wyk der Stadt waren, verzamelden zich by een, dragende de Banieren van den Inca, zyne Strandaarden, Wapenen, Kleeding, en alles wat nevens hem moest begraaven worden, om zyne Lykstatie te vereeren. Zy paarden hunne klagten met een verhaal der Veldslagen en Overwinninge door de Inca behaeld, met dat van zyne gedenkwaardige uitvoeringen, en van zyne weldaaden waar door hy zich in de Provincien had beroemdt gemaakt, en van waar alle die geenen geboortig waren, die in zodanige of andere Wyk woonden, en die zy met naamen noemden. De eerste Maandt van den rouw verstreeken zynde, vernieuwden zy deeze gedachtenis alle veertien dagen, en tusschen ieder Conjunctie van de Maan, geduurende het gansche eerste Jaar. Eindelyk wierd alles met veele Plechtigheden, en alle bedenkelyke Rouwklagten geëindigt. Hier toe hadden zy ook Rouwklagers, die met een droevigen toon de Heldendaaden en Deugden des Overledenen, klaagende opzongen. Op deeze wyze vierden alle de inwooners van Cusco den rouw: insgelyks deeden ze over de Incas van de Koninklyken bloede, doch veel plechtiglyker en met meer pracht. Het zelve was mede by alle de Inwooners der andere Provincien des Koningryks in gebruik; ieder Overheer betoonde alsdan alle de mogelyke blyken van rouwe over de doodt van zynen Vorst. Een ieder ging de plaatsen bezoeken, die de Vorst door zyne weldaaden, of alleenlyk door zyne tegenwoordigheit in zyn leven veel begunstigdt hadt, laatende aldaar grooter tekenen van droefheit als elders, altoos met Rouwklagten gepaardt, als mede een verhaal der gunsten en weldaaden, die men van den Overledenen hadt ontfangen’. Op dezelve wyze eerde men de Gedachtenis der Curacas en die van andere groote Heeren. |
|