Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXL. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 151]
| |
heer en alle die by de Operatie tegenwoordig zyn, van vreugde op, en betuigen door hunne gebaarden, dat dezelve voordeelig uitgevallen is. Ga naar margenoot+ De Indianen tusschen Carthagena en Panoma woonende, baden eertyds de Starren en den Duivel aan, of doen het mogelyk noch, daz is te zeggen, de quaade Oorzaak. Doch dewyl de stelling van hunnen Godsdienst eveneens als die is, 't welk wy van de Inwoonders van Dariën gezegd hebben, zoo willen wy 'er hier niet meer van gewag maaken. De geenen die verder in 't Landt woonen, en in die plaatsen daar de Indiaansche Koningen hunne PaleizenGa naar voetnoot(a)Ga naar voetnoot(b) op de Boomen hadden, bidden insgelyks de Zon aan, en schynen dezelve voor hunne voornaamste Godheit te erkennen. Ga naar margenoot+ Rio Grande, een Rivier zich in den Golf van Uraba ontlastende, werdt eertyds Dabaïba genoemdt, naar den naam van een Afgod onder deeze Indianen vermaardt. Naar deezen Afgod geschiedden veele Bedevaarden en Pelgrimaadjes, en den zelven wierden veele Slaaven tot een Brandoffer opgeoffert. De wyze van deeze Godheit of Godinne te eeren, bestondt in langduurig Vasten van drie of vier dagen, met gelyke gestrengheden als wy reeds beschreeven hebben, doch met meerder Godsdienstigheden, als zuchtingen, klaagingen, verrukkingen, enz.Ga naar voetnoot(c) Wy aanbidden, zeiden zy tegen de Spanjaarden, die hen naar hun Geloof vroegen, een God, Schepper van Hemel en Aarde. Dabaïba is zyne Moeder. Deeze Dabaïba was hier op Aarde, een zeer deugdzaame en vroome Vrouw, en bygevolg ongemeen geacht; zy wierdt eerlang na haar overlyden Vergoodt, en wierdt de Moeder Gods. Wanneer zy toornig is, zend zy den Menschen op Aarde de Donder en Blixem toe. Hier in bestaat den Godsdienst deezer Volkeren. Ga naar margenoot+ Hunne Priesteren doen gelofte van onthouding, en indien zy dezelve overtreden, worden zy gesteenigt of zonder vergiffenis verbrand. Wat de overige Godsdienstigen belangt, zy onthouden zich van hunne Vrouwen in de Vastentyden. En onaangezien de gestrengheit waar mede de overtreding der Priesteren in dit stuk gestraft wordt, zy behouden echter het gezag 't welk het Priesterschap in 't algemeen verkreegen heeft, en niets word 'er zonder hunnen raadt beslooten. Men verhaalt ons dat de Indianen van de Valey van Tunica, de Zon en de Maan aanbidden,Ga naar margenoot+ nevens eenen Afgod Chiappen genoemt. Eer zy ten Oorlog trekken, offert men hem Slaaven, en Gevangenen, en men veruwt het lighaam van den Afgod met het bloedt des Slagtoffers. Zy zullen niets onderneemen zonder hem raadt te vragen, en zonder zynen bystandt te verzoeken: ten dien einde oeffenen zy een lange Boetoeffening van twee Maanden, geduurende welken tydt zy zich van Zout en Vrouwen onthouden; doch waarom van Zout, wordt niet verhaalt. Zy hebben, of ten minsten zy hadden, ten tyden van den aankomst der Spanjaarden, Tuchthuyzen of Queekschoolen om Knegtjes en Meisjes op te voeden. Van de Genezing hunner Zieken, door hunne Priesteren, valt niet veel te zeggen; zy geeven dezelve aan hunne Goden over: maar alvoorens daar toe te komen, leggen zy de handt op het ongezonde deel, prevelen eenige woorden onder een, als of zy zongen, maaken een Incisie of Opening, en geeven den Lyder een Drankje in. Cumana en Paria,Ga naar voetnoot(d) erkennen de Zon enGa naar margenoot+ Maan voor hunne Goden; de Donder en 't Weerligt zyn de gevolgen van den Toorn des eersten, en wanneer die Godheit eclipseert of taant, stellen zy alle de Kastydinge aan hun Lichaam te werk, die hen mogelyk zyn, om daar door deeze Godheit haaren Glans en Luyster te doen weder bekomen. Zy trekken zich het hair uit 't Hoofdt, en steeken zich met Visgraaten in 't lyf; de Vrouwen krabben haar aangezigt op, en de Dochters trekken zich bloedt uit de Armen. Ondertusschen verkrygt de Zon haare kragten weder, die zy volgens den verkeerden waan deezer onwetenden verlooren hadt: maar een ieder is niet verpligt een Sterrekundige te zyn. Deeze Volkeren geloven ook dat de Staartstarren, quaadaardig en gevaarlyk zyn: Waarom zy een groot geraas maaken, op een soort van Trommel slaan, en waanen dat zy dezelve door die Bezweering vervaardt maaken, om niet weer te komen. By den dienst der Zonne en die der Maane, voegen zy die van eenige andere Afgoden, en onder deeze laatsten merkt men vooral een Kruis van St. Andries, die hen voor Spooken en andere quaade Geesten, die 's Nachts omzwerven, behoed. Men verzeekert dat het om die reden is, dat zy hunne Kinderen aan dit Kruis vast maaken. Ga naar voetnoot(e) Behalven zekere Mengsels van Wor- | |
[pagina 152]
| |
Ga naar margenoot+ tels en Kruiden, met Vogelvet, of van viervoetige Dieren gemaakt, daar noch verscheidene andere dingen, den Volke onbekendt, bykomen, oeffenen de Geneespriesteren van Cumana, in hunne Geneezingen de kunst van het quaadt met den mondt uit te zuigen. Zy verzellen deeze twee gebruikelykheden met een deftigheit, die zeer voorinneemende is, en prevelen te gelyk verscheidene woorden, om het werk te helpen bevorderen. Indien op deeze hunne genomene vlyt de Geneezing niet volgt, zeggen zy, dat de Zieke door een quaaden Geest moet bezeeten zyn. Als dan wryft de Geneespriester den Lyder veel sterker, begint weder te prevelen, bezweert den gewaanden Geest, en om hem te vedryven, zingt hy weder uit al zyn magt. Daar na neemt hy een stukje hout, waar van de kragt alleen den Geneesmeester bekend is, wryvende met het zelve den mondt, op de keel, en de maag des Lyders, en wel met zulk een geweldt, dat de Zieke zelfs bloedt overgeeft. Terstond verdubbelt de Meester zyne bezweeringen, stampende met den voet, roepende op nieuws met veel gebeerdemaaking; tot dat eindelyk zich den Duivel vertoont: dit bestaat in iets, 't welk door gaauwigheit en goochelary des Quakzalvers, uit het lyf des Lyders komt of schynt uit te komen. Het zelve wort buiten de Tente gebragt, met uitspreking van deeze woorden, die mogelyk hunnen verborgen kragt hebben: Dat de Duivel van hier vertrekke. Indien nu de Zieke, na zoo veele moeiten en vlyt echter komt te sterven, beantwoordt dit de Geneespriester, met te zeggen: Zyn uure was gekomen; doch hy blyft daarom niet minder in achting by 't Volk. De Priesters worden mede over zaken van Vrede en Oorlog raad gevraagt. Deeze gaan dan weder met hunne Goden in Kelders, of andere afgelegene Plaatzen, raadpleegen. Zy verkiezen gaerne den Nacht tot hunne Toveragtige Ceremoniën, en hoe donkerder hoe liever. Zy bidden de Duivelen aan, door Geschreeuw, Geraas en Toveragtige Gezangen, in tegenwoordigheit van verscheidene Jongelingen. Hy, die hunnent wegen 't Orakel des Afgods raadtvraagt, is alleen gezeeten, de andere staan overend. Wanneer nu de Duivel nu opkomt, begint den Toveraar veel minder geraas te maaken, en aangekomen zynde, houdt hy zich geheel stil. De Toveraar knielt voor hem neder, en geeft het teeken van Hulde en Eerbiedigheit. Dit is 't geent ons deeze oude Spaansche Schryvers, als Ooggetuigen der oude Bygeloovigheden deezer Nieuwe Waereld verhaalen. Zy voegen 'er by, hoe het eens gebeurdt is, dat eenige Monniken onderstonden den Priester die de Duivel deed opkomen, te bezweeren, en dat met geweld van Teekenen, Kruissen, en Wywater, 't welk door een Stool om den hals des Toveraars gedaan, wonderlyk te hulpe gekomen wierdt, waar op dezelve zeer stiptelyk op alle de vraagen antwoordt gaf, die de Monniken aan den Duivel deeden. Onder anderen hem vraagende, waar de Zielen der Indianen na hunne Doodt voeren, gaf hy hen tot antwoordt; ter Helle. Alle die tot Priesters geschikt zyn, wordenGa naar margenoot+ van hunne Kindsheit af in het Priesterschap ingeleidt. Men noodzaakt deeze Jongelingen, twee Jaaren lang afweezig te zyn, en om in het Woudt om te zwerven, alwaar zy niets van 't geene bloedt heeft, eeten, geen Vrouwspersoonen aanschouwen, hunne Maagschap vergeeten, en niet uit hunne Spelonken te voorschyn komen. De oude Piaias, dus noemden men de Priesters deezer Indianen, gaan hen dikwils des nachts bezoeken, en in hunne wetenschap onderwyzen. De tydt van Afweezigheit deezer Jonge Candidaten, verstreeken zynde, geeven de Piaias hen een Tuigschrift, waarop zy volleerde Priesteren, en Doktoren in Kunsten en Wetenschappen, als ook in de Genees-en Toverkunde, konnen verklaart worden. |
|