Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXXVIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 148]
| |
lyk, ontmoet hebben. Zy waren, vervolgt hy, op Altaaren geplaatst, daar men met trappen op klom, alwaar noch onlangs zes of zeven menschlyke lichaamen opgeofferd waren geworden, en in vier quartieren gedeeldt, na dat men dezelven de ingewanden uitgehaaldt hadt. Ga naar margenoot+ Voor deezen zag men te Campechie een vierkant Theater van aarde en steen gebouwdt, hoog omtrent vier elleboogen; op dit Theater stondt een Marmerbeeldt van een Man, die twee Dieren van een ongemeene gedaante en maaksel scheenen te willen verscheuren. Ook zag men naby dit Beeldt een ander Afbeelkzel van een Slang zeven-en-veertig voeten lang, en naar maaten dik, een Leeuw verslindendeGa naar voetnoot†: deeze twee Beelden, waren van Marmer gelyk het eerste, en eenigzins omheindt door een houte Staketsel. Op den grondt lagen Bogen, en Pylen, Beenen en Doodshoofden. Dit is alles wat ons hier van verhaald wordt, daar mogelyk wel veele verborgenheden in steeken. Ga naar margenoot+ De Inwooners van Jucatan hadden ook een soort van Besnydenis: maar men zegt ons niet, of dit niet het zelve is, als het geene wy verhaald hebben, spreekende van de Plechtigheden der Mexikanen, by de geboorte hunner Kinderen gebruikelyk. Men vondt mede by deeze Volkeren eenige Kruissen; doch men kan bezwaarlyk zeggen, waar toe deeze Afgodische Volkeren dezelve toch zouden dienen, en wat 'er de oorspronk van zoude mogen zyn: alzoo men geen staat kan maaken op 't geen zy tegen de Spanjaarden zeiden: namelyk, dat eertydts een Persoon veel schooner dan de Zon, dit Landtschap doortrekkende, aan de Inwooners dit gedenkteeken van zynen doortogt overliet. Ga naar margenoot+ Het Eilandt Cozumel voerde,Ga naar voetnoot(a) zoo men zegt, den naam van den Afgod die de Inwooners aanbaden. De Tempel van deezen Afgod was vierkant, van steen gebouwd en redelyk wel naar de kunst. De Afgod hadt een menschen gedaante: maar afschuwelyk en verschrikkelyk om aan te zien. Men hadt achter dit Afgodsbeeldt een verborgen deur toegesteld, waardoor de Priester de Orakels gaf; zonder van iemant gezien te worden: maar de Godsdienstigen hunne Gebeden voor deezen Afgod uitstortende, verbeelden zich vastelyk dat het Beeldt zelfs antwoordt gaf.Ga naar voetnoot(b) Men zag 'er eenige andere figuuren van Marmer en Aarde in de gedaante van Beeren. Deeze Goden waren, zo men ons zeide, de Huis-Goden of Lares der Inwooneren. Op dit zelve Eilandt wierdt de God van den Regen, onder de gedaante van het Kruis, aangebeden. In den tydt van al te groote droogte deed men een Omgang, en badt men deeze Godheit om den regen. Men offerde hem Quakkels, en verscheidene reukwerken; men besprengde hem met water, en men herhaalde dit zoo lang en dikwils met dezelve Offerhanden, Gebeden en Besprengingen, dat eindelyk de tydt quam dat de Wolken de lucht overtrokken, en daarop volgde den Regen. Dit nu ging by hen voor een mirakel door. De Afgoden van Tabasco en de OfferhandenGa naar margenoot+ die men hen deed, ziet men alhier afgebeeldt.Ga naar voetnoot* Nadat men de Slachtoffers de borst geopend had, haalde men het Hart daar uit; daarna stelde men, of liever lag men het lichaam dus bebloed in de holligheit of ter zyde den hals van een gemaakte Leeuw. Het bloedt van den geenen die men aldus had opgeofferdt, viel in een steene Kom of Waterbak, aan welkers randt een steenen mansbeeldt stond, schynende als met aandacht op het bloedt van het Slagtoffer te letten. Wat aangaat het Hart, door den Offer-Priester uit het Slacht-offer gehaaldt, daarmede wreef hy het aanzigt van zynen Afgod, en wierp het zelve daarna op een Vuur, daar toe enkel aangelegt en ontstooken. |
|