Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXXVI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 144]
| |
de, en het zelve naakt op de plaats bragt, alwaar men biezen toebereid hadt, en men een Watervat plaatste, waarop de Vroedvrouw het kleine Wicht in het water dompelde, en de Reiniging geëindigt zynde, riepen drie Jongetjes van drie Jaaren oudt, den naam des Kindts overluidt uit. Twintig dagen na de geboorte des Kindts, bragten de Ouders het in den Tempel en booden het den Priester nevens een Offerhande aan. Van dien tydt af wierdt het Kindt tot het beroep geschikt, 't welk de Ouders het best geviel. Werdt het tot het Priesterschap bestemt, stelde men 't in zyn vyftiende Jaar in de handen des Priesters, of indien de keure op den Oorlog viel, wierdt het Kindt alsdan aan den geenen overgegeeven, die de zorge hadde van de Jeugt in den Krygshandel te onderwyzen. In welk een geval het Geschenkoffer aan deezen overhandigt wierdt. Ga naar margenoot+ De Ouders van het Kindt bemoeiden zich met zyne opvoeding, tot dat het vyftien Jaaren hadt bereikt. Deeze opvoeding quam byzonder gestreng voor, en daar wierdt niets verzuimdt, om de ongebondenheit der Jeugd te beteugelen. Van zyne tedere kindsheit af, wierdt het tot de soberheit en matigheit vermaandt, en ook aldus opgebragt, vermeerderende jaarlyks de portie van zyn voedsel, met zulk een schrandere voorzorge, dat men dezelve niet genoeg looven kan. Op het vierde Jaar wierden de Kinderen in zaaken geoeffend, die met hunne Jaaren overeenquamen; van dien tydt af wierdt in hem die leedigheit belet, by ons maar al te veel ingewortelt, en nochtans zoo schaadelyk, dat zy de Menschen zondig en elendig tot aan 't einde huns levens maakt. Men begon hen niet eer met eenige hardigheit te kastyden, dan wanneer de reden zich in hem vertoonde; doch alvoorens tot de kastyding te komen, geschiedden 'er veele bedreigingen en vertoogen om aan de overweeging der Kinderen tydt te geeven, en om den geenen die het recht hadden van hun te verbeeteren, voorzichtig te werk te doen gaan. Op het negende Jaar kastydde men gestrengelyk de ongehoorzaame en wederspannige Kinderen; men ontkleedde dezelve naakt, en hen de handen en voeten gebonden hebbende, stakmen hen over 't gansche lichaam met prikkels of doornen van Manghey. De Meisjes wierden een weinig zachter gehandeldt. Tien Jaaren bereikt hebbende, wierden de Kinderen met stokslagen gekastydt; en die elf Jaaren bereikt hadden, blies men den rook van gedroogde Axi in den neus, 't welk hen een onlydelyke pyn veroorzaakte; en zoo de gestrengheit deezer kastydingen noch niet bequaam was hen te tuchtigen, droeg men hen aan handen en voeten gebonden, in een vuile en morssige natte plaats, alwaar men hen den ganschen dag, in weer en windt, en in de brandende hitte der Zonne liet leggen. Eindelyk wierden de Jongelingen op hun vyftiende Jaar weder op nieuw de zorge eens Priesters aanvertrouwt, of van iemandt anders, die met de onderwyzing der Jeugdt in de Krystugt gelast en bevoolen was. Deeze kastydden de Jeugdt naar maate der overtreedingen, die men in een der broostte Jaaren onzes levens begaan kan, waarin de hartstochten aan zich zelven over gelaaten, gemeenlyk een loop neemen, die wel met de vermogens der uitterlyke zinnen kan ophouden, doch echter altoos aan het verstandt dezelfde vaerdigheit laat behouden. De Jongelingen die zich in dronkenschap te buiten gingen, wierden met de doodt gestraft, doch in oude lieden werdt dezelve verschoondt en toegelaaten. Om nu alhier een recht Denkbeeldt dierGa naar margenoot+ zaaken te geeven, waar mede men de Jonkheit in de Schoolen en andere Oeffenplaatsen bezig hield, zullen wy hier ter nederstellen 't geen 'er de Schryver van de Beschryving der Overwinning van Mexico van zegt. ‘Zy hadden, vervolgdt hy, openbaare Schoolen, waarin men de Kinderen van 't Gemeen onderwees in 't geen hen te weeten noodig was; insgelyks noch veele andere Queekschoolen of Kunstgenoodschappen van veel meer aanzien, waarin de Kinderen der EdelenGa naar margenoot+ en voornaamsten des Ryks van hunne tederste Jeugdt af, opgevoedt wierden, tot dat zy bequaam waren om hunne fortuin te maaken, of hunne eigen Zinnelykheit te volgen. Men onderhieldt in deeze Collegiën verscheidene Meesters, tot onderwys van byzondere Oeffeningen der Kinderen, andere voor de Jonkheit, en andere voor aankomende Jongelingen. Deeze Meesters waren in gelyk gezag en aanzien als de Vorstelyke Dienaren, en niet te onrechte; dewyl zy de Gronden der Oeffeningen onderweezen, die tot voordeel van 't Gemeenebest zouden strekken. Het eerste werk was, de Kinderen de teekens en figuuren te leeren ontcyfferen, waaruit zy hunne Schriften t'samen stelden; en men oeffende hunne geheugenis, door hen alle de Gezangen der Historiën, behelzende de Heldendaaden hunner Voorouderen, en lof hunner Goden, te doen van buiten leeren. Van daar gingen zy over tot een ander School, waarin zy in de Zedigheit, Wellevendheit, en volgens eenige Schryvers, zelfs in een geregelde wyze van gaan en | |
[pagina 145]
| |
zich te beweegen, onderweezen wierdt. De Meesters deezer Oeffenschoolen hadden wat meer ontzag, als de eerste, om dat hun beroep wat nader de genegentheit van een Leeftydt betrof, die lyden mag, dat men zyne gebreken verbetert, en zyne gemoedts driften onderbrengt en beteugelt. Terwyl nu hunnen Geest verlicht wierdt in deeze blyken van gehoorzaamheit, namen hunne lichaamen toe in sterkte: waarna zy tot de derde Classis of Oeffenschoole overgingen, waarin zy zich bequaam maakten tot de allermoeijelykste oeffeningen. Hier was het dat zy hunne krachten beproefden in het optillen van zwaare lasten, en zich te oeffenenGa naar margenoot+ in het Worstelperk; dat zy elkander uitdaagden om te springen of te loopen; en dat zy de Oeffening van den Wapenhandel leerden, en het schermen met den Degen of met de Knots; de Lans te werpen, en met den Boog verre en juist te schieten. Men liet hen ook veel honger en dorst lyden. Zy hadden insgelyks geregelde tyden om de ongemakken van Lucht, Weder en der Jaargetyden te wederstaan, tot dat zy bequaam en volleerdt naar het huis hunner Ouderen wederkeerden; om volgens de getuigenis die hunne Meesters van hunne geneigdheid gaven, tot een bediening in Vrede, Oorlog of Godsdienst gebruikt te worden. De Adel hadt de keur van een deezer drie Beroepen, eeven zeer in aanzien, schoon den Oorlog het overhaalde, om dat men 'er beter zyn fortuin in maaken kon. Ga naar margenoot+ Noch waren 'er andere Collegiën van Matroonen, of bejaarde Vrouwspersoonen tot den dienst der Tempelen, waarin men de jonge Dochters van aanzien opvoedde. Men stelde haar van haare tedere Jeugdt af in handen deezer Matroonen, die haar naau opgeslooten hielden, tot dat zy 'er weder uit gingen om met de goedkeuring hunner Ouderen en verlof des Keizers, zich elders neder te zetten, zynde zeer vernuftig in het maaken van allerlei Handwerken die de Vrouwelyke Sexe eenig lof en luister konnen byzetten. Ga naar margenoot+ Alle die zich geneigt vonden tot den Oorlog, moesten na het uitgaan uit de Schoolen noch een ander gestreng onderzoek, 't welk merkwaardig is, ondergaan. Hunne Ouders zonden hen naar 't Leger, om in 't zelve te dienen, en om zig aan de ongemakken te gewennen, die zy in 't Veldt te lyden hadden, en dat zy by ondervinding zagen, eer zy noch den ran gvan Krygsknegten aanvaardden, tot welk een last zy zich zouden verpligten. In dien tydt wierden zy nergens toe gebruikt, moetende slegs hunne eigen knapsak onder de gemeene Soldaaten dragen, om hunne hoogmoedt te dempen en zich tot de ongemakken te gewennen. Al wie onder deeze Leerlingen op 't zien of aannaderen des Vyandts van kleur in hun weezen veranderde, of die zich niet behoorlyk in eenig dapper Heldenstuk queet of uitmuntte, wierdt onder de Troepen niet geleden: waarom zy groote diensten ontfingen van deeze Nieuwelingen geduurende den tydt hunner beproevingen, alzoo ieder een zich zocht te onderscheiden door eenige uitvoering van Dapperheit, en door zich, zonder om te zien, in de grootste gevaaren te werpen. Men kan in deeze wyze van opvoedingGa naar margenoot+ der Jongelingen, veel overeenkomst met die der Aloude Grieken ontdekken. En schoon dezelve niet volgens onze Grondbeginselen geschiedt; zoo is daarom, uitgezondert 't geen de Christelyke Godsdienst door zyn Zedeleer verbetert, onze manier van Kinderopvoeding niet veel beter; en de Ouders in Europe konnen zich geenszins vleyen van Geesten veel regtzinniger en nuttiger voor 't Gemeenebest, noch harten min dubbelzinnig en bedorven, noch verhevener Verstanden voort te brengen. Verre van aan den Staat een groot getal Burgeren te schenken, naar die kloeke en dappere Grieken en Romeinen eenigzins gelykende, die men in de opvoeding geleerdt hadt de gevaaren nevens hunne eigen belangen te veragten, wanneer het 't belang des Vaderlandts betrof. By ons gaat het geheel anders toe, brengende zy de Kinderen op tot ongemak en arbeidt, welke, terwyl die de lichaamen hard doen worden, te gelyk de werktuigen en beweegmiddelen versterken, waardoor onze Geesten werken; daar wy in tegendeel weinig werks maaken van 't geen het lichaam tot de ongemakken kan gewennen: en wat het verstandt betreft, men geeft gemeenlyk aan de Jonkheit ydele Denkbeelden van hunne plichten, 't welk hen niet zeer bequaam maakt om de valsche Grondbeginselen, waarin men zich bevindt, te konnen tegengaan, waarmede men, om zoo te zeggen, geheel omringdt is, wanneer men ter Waereldt komt. De Kinderspelen deezer MexikaanscheGa naar margenoot+ Jeugdt waren eenigzins vermengdt onder den Godsdienst; het schynt dat deeze Volkeren geloofden dat de vermaaken op een eerlyke wyze niet zonder den zelven konden bestaan. De Kinderen speelden en vermaakten zich 't meest dicht by de Tempe- | |
[pagina 146]
| |
len, en de Priesters waren als Rechters over de Oeffeningen der Jeugdt. Zy beslisten de verschillen die 'er in ontstonden, en deelden pryzen uit aan den geenen die de zelve verdienden. Het kaatsen was een spel hunner voornaamste vermaaken, waarin met meer omstandigheit als in andere Spellen, de glori van de overwinning betwist wierdt; alzoo deGa naar voetnoot(a) Priesters dit Spel, nevens den God des Kaatsspels bywoonden, en na den zelven op zyn gemak geplaatst te hebben, bezwoeren zy de Kaatsbaan door eenige plechtigheden, om daar door 't geluk onder de Speelers even gelyk te maaken. |
|