Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina *5]
| |
Verklaring Van de nevenstaande afbeelding. Der mexikanen eeuw. In 't buiten Rondt. En 't jaar der Mexikanen. In 't binnen Rondt.De Mexikanen drukten hunne gedachten uit, en gaven een Denkbeeldt van kennelyk zaaken door Zinnebeeldelyke of Beeldspraakelyke uitdrukzelen, op de wyze der aloude Egiptenaren. Op deeze manier is 't mede dat ze hunne Eeuw en hun Jaar vertoonden. Een geschildert Radt bevatte de tusschentydt van een Eeuw door Jaaren onderscheiden, en met de gedenkwaardigste geschiedenissen verzien. De Eeuw bestond in 52, Zonnejaaren, ieder van 365. dagen; 4. Indictién van 13 Jaaren maakten ieder de verdeeling van 't Radt uit, en quamen met de 4. gedeelte der Waereldt op de volgen wyze overeen. Een Slang omvatte dit Radt, en wees door haare 4. kringen de 4. gedeeltens aan; het Zinnebeeldt van de eerste, 't welk het Zuiden beteekende, was een Konyn, op en blaauwen grondt, Tochtlila genoemt; van 't tweede, het Oosten aanwyzende, was een Staf op een rooden grondt, 't welk men Acatl noemde; van 't derde, het Noorden aanwyzende, was een Zwaardt of Spies met een steene punt op een geelen grondt, Tecpatl geheeten; van 't vierde, het Westen beteekende, was een Huis op een groenen grondt, Cagli genoemt. Tusschen deeze 4. verdeelingen, waren 'er twaalf kleine, waarin de 4. Zinnebeelden achtereen waren verdeelt, geevende aan ieder zyne voltallige waarde tot 13. 't welk het getal van 't Jaar was, de Indictie uitmaakende. Men handelde eveneens in de tweede Indictie met de zelfde getallen van een tot 13. en in de derde en vierde insgelyks, tot dat den omtrek van 52. Jaaren geëindigt was, op de wyze als volgt:Men nam deeze manier van door dertien te tellen niet alleen in de Jaaren waar: maar ook in de Maanden, en zy begonnen weder als zy tot 13. gekomen waren. Het Zonnejaar bestond uit 365. dagen, en de Maanden uit 20. Hunne naamen en Zinnebeelden zyn in 't het Afbeeldzel door 1.2.3. aangeweezen, en dus vervolgens tot 18. Om het Jaar van 365. dagen te vervullen, voegden de Mexikanen 5. dagen by de 18. Maanden ieder van 20. dagen, die alsdan het Jaar uitmaakten.
Deeze Verklaring is uit Gemelli Careri getrokken, in 't VI. Deel zyner Reizen. Hoofdtst. V. | |
[pagina 139]
| |
vergunning en Vrydom te verliezen. De Hoogepriesters verklaarden den OorlogGa naar margenoot+ met geschal van een Instrument, 't welk zy Geheiligde Trompet noemden, zynde het alleen den Hoogepriesteren geoorlofd op dezelve te blaazen, om de harten der Krygslieden wegens de Goden, aan te moedigen. Het geluidt van dit Blaastuig was ruuw en wreedt, en uit klaagende toonen bestaande, bekwaam om den Soldaat een nieuwen moedt en onversaagtheit in te storten; de veragting des Levens, gelyk de Vertaaler der Mexikaansche Overwinning zegt, opofferende aan een beweegmiddel van Godsdiendt. De Krygsdienst onder het Volk der Mexikanen was zeer geregeldt, en de Soldaten waren gehoorzaam. Wy willen hier geenszins van hun gebruik van stryden gewaagen, alzoo 'er zich niet de minste Godsdienstigheit in opdoet. Alleenlyk moeten wy zeggen, dat het voor een Soldaat een veel grooter Heldendaadt gereekendt werdt, Gevangenen te bekomen, dan Vyanden gedoodt te hebben:Ga naar voetnoot(a) Zynde de Dappersten den geene, die de meeste Slagtofferen tot de Offerhanden toebrengt. Ga naar margenoot+ Verder wat hunne manier van schryven aangaat, de zelve bestondt in zekere Zinnebeeldelyke teekeningen, door welk middel zy zich de Gedenkwaardige voorvallen weder te binnen bragten: alzoo zy het gebruik der letteren, gelyk wy, niet hebben. Zy teekenden de voorwerpen op eenig Katoen lywaadt, voor't penseel alleen toebereidt. By deeze Verbeeldingen voegden zy noch getallen, of eenige andere teekens ‘enGa naar voetnoot(b) met zodanig een juïste geschiktheit, dat het Getal, het Merk, en de Figuur, met elkander te gelyk als samen spanden om de gedachten uit te drukken, en byna een volkomen redeneering uitmaakten. Deeze fyne uitvinding geleek wel naar de Beeldspraakelyke Letteren der Egiptenaren.... en de Mexikanen oeffenden deeze wyze van schryven met zoo veel behendigheit, dat zy 'er gansche Boeken van beschreeven hadden, waarin zy de Gedagtenis hunner Oudheden behielden, en de Nakomelingschap de Geschiedenissen en Levensbedryven hunner Koningen daarin nalieten;’ ook onderhielden zy daar door de geheugenis der Plechtigheden van hunnen Godsdienst. Welker laatste in de Tempelen bewaart wierden. De Mexikaansche Prinsen deeden de Heldendaaden van de voortreffelykste Mannen der Natie in de Tempelen opzingen, en voornamelyk de Heldenstukken der Koningen hunne Voorzaaten. Men onderwees de Kinderen in deeze Dichtkundige Zangstukken, die tot Gedenkschriften voor de geenen verstrekten, die geen kennis hadden van de Teekeningen en Beeldspraakelyke Afbeeldzelen hunner Jaarboeken. Op deeze wyze leerden zy de voordeelen der Krygsdeugden kennen, in een jonkheit wanneer zy noch niet bequaam waren de zelve uit te voeren; doch dit was echter een uitmuntendt voorbereidsel tot dit slag van Krygskundige beproevingen of Heldenstukken die een Nieuweling in zynen eersten Veldtogt verpligt was te vertonen. ‘Ga naar voetnoot(c) Wat wyders de Jaarrekeningen ofGa naar margenoot+ de Almanak der Mexikanen betreft; zy reekenden dezelve volgens de beweeging der Zonne, welkers hoogte en afwyking zy wisten na te speuren, als zynde oorzaak van de tydtsverandering en 't onderscheidt der Jaargetyden. Hun loopend jaar was van driehondert vyf en sestig dagen: doch zy deelden het zelve in agtien Maanden ieder van twintig dagen, uitmaakende een getalGa naar margenoot+ van driehondert sestig dagen; de vyf overige hielden zy alsGa naar voetnoot(d) Ingelasten dagen. Men voegde dezelve echter ten laaste by het jaar, om met den loop der Zonne over een te komen. Geduurender deeze vyf dagen die zy geloofden dat hunne Voorouders metGa naar margenoot+ voordagt leedig en buiten 't getal gelaaten hadden, begaven zy zich geheellyk aan het vermaak en aan de leedigheit over, niets denkende als hoe zy deezen tydt op 't vrolykste zouden doorbrengen. De Ambachtslieden werkten niet; de Winkels wierden geslooten; de Gerechtsoeffening stondt stil, en daar geschiedde zelfs, geene Offerhanden in de Tempelen. Zy hielden geduurig over en weder met elkanker bezoek, en deeden zich allerlei soorten van vermaak aan; om by voorraadt de elenden en het ongenoegen des aanstaanden jaars, 't welk by hun met den eersten dag der Lente begon, en alleen mee ons Zonnejaar drie dagen verschilde, die zy van onze Maandt Februari afnamen. Hunne Weeken waren 13. dagen lang,Ga naar margenoot+ hebbende alle onderscheidene benaamingen, die zy in hunnen Almanak met verscheidene teekenen te kennen gaven. Hunne Eeuw was van vier Jaarweeken. De Omkeering der Eeuwe van de MexikanenGa naar margenoot+ vindt men hier nevens verklaardt.Ga naar voetnoot* De Schryver deezer uitlegging geeft ons | |
[pagina 140]
| |
reden, waarom zy hunne Jaaren van het Zuiden beginnen. ‘Wanneer zy op den laatste dag van hunne Eeuw zich droevig aanstelden, en zich vernederden, wierpen zy zich op het dak hunner huizen op hunne kniën, met het aangezicht naar 't Oosten gekeert, om te zien of de Zon haaren loop weder aanvangen zoude, of dat het einde der Waereldt gekomen was; en dewyl zy in deeze gestalte het Zuiden aan hunne rechter handt hadden, trokken zy 'er een gevolg uit, dat het licht ook aan deezen kant zyn aanvang hadt genoomen. Zy geloofden ook, dat de Helle in het Noorden was, en het derhalven bespottelyk zoude zyn, dat de Zon zyn loop in 't Noorden zoude aangevangen hebben. Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot(a) En nademaal zy door Overlevering als anderszins geleerd hadden, dat de geheele Waereldt moest vergaan, zoo verbeeldden zy zich, dat deeze verwoesting op het einde van de Omkeering der vier Jaar-Weken zoude geschieden; waarom een ieder zich op het aankomen van den laatsten dag der twee-en-vyftig Jaaren gereed maakte, om de gansche omverrewerping der Natuur af te wachten. Op dien tydt zag men de Mexikanen zich ter doodt bereiden, zonder ziek te zyn. Zy braken alle hunne Vaten en Keukengereedschappen, als hun niet meer nodig zynde. Zy doofden het Vuur uit, en liepen de ganschen nacht als Lieden die uitzinnig waren, en niemant dorst zich tot de rust begeeven, voor dat hy verzekert was, dat men waarlyk in het Ryk der duisternis was overgegaan, of niet. Met het aanbreeken van den Dageraadt, begonnen zy weder te verquikken, houdende gestadig de oogen en 't gezigt naar 't Oosten gewend, en zoodra de Zon zich boven de kimmen begon te vertoonen, begroetten zy deeze Godheit met het Geschal van alle hunneGa naar margenoot+ Speeltuigen, Lofzangen, en andere Vreugdeliederen meer, daar een ieder zyn best in deed, om uit te munten. Alsdan wenschten de Mexikanen elkander geluk met de geduurzaamheit der Waereldt, daar men toen ten minsten noch de volgende Eeuw van verzekert was. Zy begaven zich mede naar de Tempelen, om God daar voor te danken, en om weder nieuw Vuur uit des Hoogepriesters handen te ontfangen. Dit nieuw Vuur werdt voor de Altaaren ontstooken, door middel van een starke beweging en samenwryving van twee stukjes droog hout, waar na elk een eenen voor raadt opdeed, van alles wat hem nodig was tot zyn levensonderhoudt, en men vierde dien ganschen dag met openbaare vreugdebedryven.Ga naar voetnoot† Men vernam door de gansche Stadt niet als danssen, en andere behendige Oeffeningen, aan de vernieuwing der Eeuwe toegewydt; op dezelve wyze (zegt de Schryver van de Overwinning van Mexico) als te Rome by de Ludi Seculares of Eeuw-speelen gepleegt wierdt. Het is zeer waarschynlyk, dat de Mexikanen van hunne Voorouderen het Denkbeeldt van 't einde der Waereldt hebben overgenomen, na dat deeze het zelve met zich uit Asië overgebragt hadden, alwaar het van aloude tyden af, in zwang heeft gegaan, en aangenomen is. Het schynt ook dat dit Volk eenige kennis van de Astronomie of Starrekunde hadden; dewyl de eerste Spanjaarden in de Provincie van Jucetan eenige Mexikaansche Boeken hebben gevonden, die over deeze stoffe handelden. De Monniken, die zich beter op hunne Getyboeken verstonden, dan op de Starrekunde, lieten deeze Boeken verbrandden, denkende uit de Figuuren en Afbeeldsels, die zy daar in vonden, dat het Duivelsche Toverbezweeringen waren. |
|