Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXVI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 118]
| |
beter gehandeld. Doch alle deeze wreede handelingen hebben aan deezen ongelukkigen Landaart de vryheit niet konnen beneemen van zich te beklaagen van de onregtvaardigheit en wreedheden die zy telkens onder de regeering hunner nieuwe Meesters hebben moeten lyden.Ga naar voetnoot(a) Gy hebt my uit ‘myne Landen verdreeven, zal een Caribaan zeggen, dezelve quamen u niet toe, en gy hadt 'er niets op te vorderen. Alle dagen dreigt gy my om my 't weinige dat my noch overig is, te ontneemen; zal dan de elendige Caribaan in Zee by de visschen moeten woonen? Uwe Landen moeten wel slegt zyn, dat gy dezelve verlaat om my de mynen te beneemen. Van waar komt het toch dat gy ons dus blymoedig vervolgt?’. De gierigheit en trotsheit hebben ons de Leerstukken des Euangeliums doen vergeeten. Het is wel waar, dat onze Overwinningen onder een schoon voorwendsel geschieden, namelyk, om de zielen der Amerikanen tot J: C: te bekeeren: maar, zal ons een bekeerden Indiaan zeggen, ‘waarom merkt gy my dan nu niet aan als een Broeder, dewyl het Christendom de Menschen vry maakt, en dat het zelve een ieder tot Nederigheit vermaanende, hen ook de Zagtzinnigheit en gevoelens van Menschelykheit instort die gy voor ons verlooren hebt?’. Hier op zal men hen antwoorden, dat ons belang hunne vernedering vereischt; dat wy Slaaven moeten hebben om te arbeiden aan het onderhouden van onze Landeryen; dat wy hen dezelve afgenomen hebben om die te beter te doen gelden, en 'er rykdommen van te trekken die hun onbekendt waren. Men verblindt zich zodanig, dat men gelooft deeze beweegredenen met het Christendom te konnen paaren: maar men behoeft zich hier zoo zeer niet over te verwonderen, alzoo men getracht heeft de Verwoesting der Amerikaansche Volkeren goed te maaken door de Grondregelen van den Godsdienst; en dat men 'er eertydts toe gewettigdt scheen door het gedrag der Jooden omtrent de Canaäniten. De byna geheele vewoesting der Caribische Eilanden heeft ons bewoogen deeze afwyking te doen; het schynt dat zy met veel meer woede dan de overige West-Indianen zyn verwoest geworden, en dat om de onmenschelyke wreedheden die men tegen hen geoeffent heeft, eenigzins te verschoonen, hunne Over-Meesteraars beslooten hebben, hen te doen doorgaan voor Monsters van Onreinigheit, zonder Geloof, zonder Godsdienst, onnatuurlyke menschen, met een woordt, die niets lydelyks hadden dan de gedaante van een Mensch. Indien menGa naar voetnoot(b) Rochefort geloof geeft, 't zy verre van een God te dienen, zooGa naar margenoot+ hebben de Caribanen zelfs geen benaaming om een Godheit uit te drukken. Wanneer men hen van God wil spreeken, moet men een geheele lange omschryving maaken, om hen dat Opperste Weezen te doen begrypen. Zy merken de Aarde aan als een goede Moeder, die haare Schepselen voedt. Maar zy begrypen niet 't geen men hen van het Godlyke Weezen of van de verborgenhede van den Godsdienst zegt. Men verhaalt ons het zelve van het grootste gedeelte der Amerikaansche Volkeren. Het is eenigzins waarschynlyk dat men eens slags al te veel gelyk van deeze woeste Volkeren vergt: men begeert dat zy met den eersten opslag van de Godheit, gelyk wy, een begrip krygen; en dat zy alleen op een bloot zeggen, en op hun woordt zodanige liedenGa naar voetnoot(c) geloof geeven, die hen verborgenheden aankondigen, daar zy zelfs niet aan overtuigt zyn geworden, als naar een lange ondervinding, van studie, en voorafgegaane overweeging van een Geloofsonderwyzer, of Catechismus, die men hen in hunne Jeugdt heeft geleert, om des te beter de wegen tot het Christendom te bereiden. Indien het waar is dat deeze Volkeren weinig bequaam zyn tot zaaken boven hun begrip, zoo moet men eerstelyk dezelve polysten, hun verstandt tot de overweeging vormen, en eerst menschen van hun maaken eer men hen tot Christenen brengt. Ga naar voetnoot(d) De Caribanen of Caraibanen erkennenGa naar margenoot+ twee Grondoorzaaken, de eene goedt en de andere quaadt, die zy Maboia noemen. Rochefort zegt, dat zy verscheidene goede Geesten gelooven, en dat elk een zich verbeeldt, een voor zich zelve in 't byzonder te hebben, waar aan zy den naam van Chemen geeven. Volgens eenige andere Reizigers, was de eerste Mensch naar hun gevoelenGa naar voetnoot(e) Louquo of Loeko gegenoemt; deeze gaf den Oorspronk aan 't Menschelyk Geslacht; schiep de Visschen, en stondt drie dagen na zyne doodt weder op. Vervolgens keerde hy weder naar | |
[pagina 119]
| |
den Hemel. Na 't vertrek van Louquo wierden de Aardsche Dieren geschaapen. Zy gelooven de Schepping der Aarde en Zee, maar niet die van den Hemel. Zy hebben ook eenig Denkbeeldt van den Zundvloedt, en schryven 'er de oorzaak van aan de boosheit der menschen van dien tydt toe. Maboia, zeggen zy, maakt de Eklipsen. Onaangezien zy vooringenoomen zyn voor de magt, en de quaadaardigheit van deezen quaaden Geest, zooGa naar voetnoot(a) bidden zy hem echter aan, ‘zonder regel, zonder bepaaling van tydt of plaats, zonder te trachten hem te kennen, zonder eenig onderscheiden denkbeeldt van hem te hebben, zonder hem eenigzins lief te hebben, als alleen om hem te beletten hun quaadt te doen; terwyl zy zeggen dat, de eerste Grondoorzaak zoo weldoende zynde, het onnodig is hem te bidden.’ De Volkeren daar wy in de voorige Hoofdstukken van gesprooken hebben, zyn meest alle van dat gevoelen. Zy gelooven dat de Zon onder de Starren voorzit, en dat deeze de Chemens zyn Aan deeze Chemens laaten zy ook over de bestiering der VerhevelingenGa naar voetnoot*, der stormwinden enz: men moet ook niet vergeeten dat deeze Indianen hunne Helden of liever hunne halve Goden hebben, die tegenwoordig de Starren en de Chemens zyn. Ga naar margenoot+ Zy offeren aan de Chemens Cassavé, en de eerstelingen hunner Vrugten. Somtyds rechten zy uit hoofde van een erkentenis een Feest ter hunner eeren aan. Deeze Offerhanden, zegt Rochefort, zyn noch met Aanroepingen noch met Gebeden verzeldt. Men legt de zelve maar aan 't een eindt des Vertreks, opGa naar voetnoot(b) tafelen van riet geweven. De Geesten begeeven zich derwaart, om deeze Geschenken te eeten en drinken; tot bewys daar van, is dat de Caribanen verzeekeren, dat men de Vaten waar in deeze Geschenken leggen en de kakebeenen der Goden hoort beweegen. Ga naar margenoot+ Om zich nu te behoeden voor de quaade handelingen van Maboia, maaken zy, zegt den zelven Schryver, kleine Beeldtjes van die gedaante als waar onder hy hen verschynt. Zy draagen deeze Beeldtjes aan den Hals, en zeggen, dat die hun verligting bybrengen. Men zegt ook dat zy zich zelven snyden en kerven, en lang ter zyner eere vasten. Wy zyn verpligt den Lezer hier te doen zien, dat Rochefort, Labat, la Borde, en eenige andere, zoo Roomsgezinden als Protestanten, zekere getuigenis geeven, dat deeze Volkeren van den boozen Geest geplaagdt zyn, die hen slaat, krabt en byt, ja zelfs zwaarlyk quetst, om hen te noodzaaken stiptelyk te doen 't geen hy begeert. Het kan zyn, dat dit alles waarheit is. Wy hebben gezien dat de Noordlyke Amerikanen ook de vervolgingen des Duivels vreezen, en wy zullen in 't vervolg zien dat de Zuidlyke Amerikanen voor dezelve quellingen zyn bloot gesteld. P. Labat verzeekert ons, dat deeze Engel der Duisternis, zyn magt verlieft in die plaatsen alwaar het Kruis van Christus opgerecht is; en Rochefort verhaalt dat de Booze Geest de magt niet heeft om deGa naar margenoot+ Indianen ‘te mishandelen in de tegengenwoordigheit van eenig Christen..... Deeze Volkeren door deezen vervloekten Tegenpartyder vervolgdt wordende, komen zich ter vlugt bergen in de naaste huizen der Christenen, alwaar zy eene verzekerde schuilplaats vinden tegen de Aanvallen van dezen ongestuimigen Bespringer. Het is, voegt hy 'er by, eene klaare waarheit..... dat de Doop aan deeze Menschen te werk gesteld zynde, de Duivel hen alsdan niet meer slaat, als te vooren.’ Uit deeze twee geloofwaardige Getuigenisse van twee Partyen zoo tegenstrydig in gevoelens, blykt echter dat de Duivel de Roomsgezinden en de Protestanten eeven zeer ontziet en vreest. Zy hebben een oneindig getal voorzeggingenGa naar margenoot+ en bygeloovigheden, waarvan wy 'er maar twee zullen aanhaalen; zy zeggen, dat de Vledermuizen Chemens zyn, wier bediening is, geduurende de nagt de wagt te houden. Ook bewaaren zy dikwils in een Kalabas het Hoofdhair of het Gebeente van eenige hunner Overleeden Bloedtvrinden, waarmede zy in voorkomende gelegenheden raadpleegen, en hunne Bojés, daar wy nu van spreeken zullen, doen hen gelooven dat de Geest der Dooden hen waarschouwt van de voorneemens hunner Vyanden. Wat nu deeze Bojés of Genees-Priesters der Caraïbanen aanbelangt, zy hebben ieder hunner Bescherm-Engel, die zy zich beroemen te konnen doen voortkomen, als zy willen, 't zy door het gezang van eenige woorden, of den rook des Tabaks. Deeze Bescherm-Engel of Duivel komt niet te voorschyn, als des nagts, in een plaats daar noch vuur noch licht is. De zelfde Bojés zyn, naar 't zeggen, alle toveraars, en weeten het geheim van hunne Vyanden door hunne Toveryen om 't leven te brengen. De Ouden Bojés oeffenen een zeer gestrengeGa naar margenoot+ tucht aan den geenen die men tot het | |
[pagina 120]
| |
Priesterschap afzondert. Van zyne kindsheit af moet hy zich onthouden van verscheiden soorten van spyze, en zelfs op water en broodt vasten, en zulks in een klein vertrekje, alwaar hy niemant als zyne meesters ziet, die hem verscheiden insnydingen in zyn lichaam doen; doch dit is 't niet al: zy geeven hem sap van Tabak te drinken, 't welk hem zeer geweldig doet purgeeren, om zich, zoo zy zeggen, van alle Aardsche onreinigheden te ontlasten, en aan zynen Geest de toegang van de Chemens des te gemakkelyker te maaken. Zy wryven hem over het lichaam met Gomme, en bedekken hem vervolgens met Vederen, op dat hy vaerdig zoude zyn, om met de Geesten raad te plegen, en vlug om hunne beveelen uit te voeren. Zy onderwyzen hem ook in 't geneezen der Zieken en hoedanig den Geest te doen voortkomen. Ga naar margenoot+ De Caraïbanen schryven hunne Ziektens aan Meboia toe. Nademaal men nu deeze Volkeren zeer droef geestig afmaalt, zoo is het wel te vermoeden dat deeze nachtverschyning des Duivels, en de quelling die hy hen doet lyden, de uitwerking zyn van een inbeelding zeer levendig getroffen. Aan deeze besprongen Inbeelding moet men ook toeschryven een groot gedeelte van de Toverkundige werkingen der Amerikaansche Priesters; doch niet alle, zulks zoude het ongeloof te verre getrokken zyn. Om nu het lot hunner Zieken te weeten, beginnen zy op een Matoutou de Offerhande te bereiden, aan Meboia toegeëigent, en laaten des nachts een Bojé komen. Deeze dooft aanstonds het vuur in huis uit, en alle die hem verdagt zyn, hebbende doen vertrekken, begeeft hy zich ergens in een hoek, alwaar hy den Zieke by hem laat brengen, een endtje tabak op 't vuur doet rooken, waarvan hy een gedeelte met de hande wryft, en te gelyk met zyne vingers klappende, het gewreeve stof in de lucht blaast. De Chemen komt terstondt op de reuk van dit kruydt te voorschyn, en beantwoort de vraagen des Bojés. Deeze zyne Zieke naderende, voelt, drukt, handelt verscheide maalen de lydende partyen, indien het quaadt uitwendig is, en veinst de oorzaak van 't quaadt ontdekt te hebben; dikmaals zuigende de quaade plaats. Deeze Volkeren hebben ook 't gebruik der Baden en der Snydingen. Indien de raadpleging met den Geest de Zieke geen verlichting toebrengt, legt de Bojé zyn Ampt als Geneesheer neder, en neemt dat van Priester weder aan; en na dat hy den Zieke onderzogt en bereidt heeft tot den overgang naar de andere Waereldt, verklaart hy hem dat zyn God, of (zoo men liever wil) zyn Duivel hem tot zyn gezelschap wil hebben, en hem van de moeielykheden deezes levens verlossen. Indien de Zieke weder gezond wordt,Ga naar margenoot+ recht men een Feest aan ter eere van Maboia; men biedt hem eeten en drinken aan op een Matoutou. De Cassave en de Ouicou die men hem geeft, blyven den gansche nacht op de Tafel leggen, en alzoo naar hun zeggen, de Geest niets eet of drinkt, als op een Geestelyke wyze, zoo blyft al het geene men voor hem aangerecht heeft, des morgens noch in den zelven staat als het des avonds was. De Bojé stelt zich vervolgens in 't bezit van deeze Offerhande by de Caribanen zoo hoog geagt, dat 'er niemant als Oude lieden en de eersten der Natie aanroeren mogen. Het Feest geeindigt zynde, maakt men de herstelde Zieke zwart met Appelen van Junipa, 't welk hem zoo leelyk en afschuwlyk als de Duyvel maakt. |
|