Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 108]
| |
zynde worden ze op staaken gelegt, met byvoegingen van alle hunne voornaamste goederen, 't welke alles met aarde bedekt wordt. Na de begraaving der Lyken, draagen de Vrouwen den Rou over hunne aangezigte, want men mag zich dus uitdrukken, wegens de verwe, waar mede zy hunne aangezigten bestryken, namentlyk met zwarte Houdskoolen in Oly gedoopt. In zodanig een gestalte maaken zy een groot gehuil, en geklag vier-entwintig uuren achtereen. Ga naar margenoot+ Zy gelooven de Onsterflykheyt der Ziele, en dat zy na dit leven, volgens haare verdiensten gelukkig of ongelukkig zyn zal. Hunne HelGa naar voetnoot(a) is een groote poel, die zy plaatsen aan 't uitterste einde van 't Geheel-al, alwaar de Zon ondergat. Aldaar moeten de godlooze Zielen zonder eenige ontferming branden.Ga naar voetnoot(b) Andere zeggen, dat zy tusschen Hemel en Aarde zweevende blyven. Zy voegen 'er by, dat de waarheit van dit lyden hun is bevestigt geworden, door eenige Dooden, die hen van tydt tot tydt, gelyk zy eertyds by ons deeden en noch in eenige Landen doen, nieuwe tydingen uit de andere Waereldt bragten. Deeze Hel wordt Popogusso genoemt. De Werowancen enGa naar margenoot+ de Priesters gaan ongetwyffelt naar een Paradys, 't welk zy mede in 't Westen, en agter het Gebergte, plaatsen. Aldaar is 't dat de Welgelukzaligen zich eeuwiglyk verheugen: Maar waar in bestaat die vreugde? In met vederen gekroond te zyn, het aangezigt te bestryken met eenige vreemde veruwen, nevens een vreedzaame bezitting van eenige beuzelingen, waar van de voornaamste Tabak en Pypen zyn. Zy danssen en zingen 'er met hunne Voorouderen enz. Dusdanig is het voorwerp hunner Onsterflykheit; waarlyk is 't zeer gering, en nochtans sluiten zy 'er het gemeen van uit. Ook is 'er by hen geene Wederopstanding, als alleen, voor de Priesters en 's Lands Grooten bestemt. ‘Zy reekenen het getal hunner JaarenGa naar voetnoot(c)Ga naar margenoot+ by de Winter Zaizoenen, die zy Cohonk noemen, en naar het geschreeuw der wilde Ganzen, die by hen niet dan in den Winter komen. Zy onderscheiden het Jaar in vyf verscheiden Jaargetyden. Het eerste Jaargety is, wanneer in de Lente de Boomen beginnen te botten of te bloeijen; het tweede, wanneer de Koornaairen zyn voortgekomen, en bequaam om te braden; het derde, is den Zomer; het vierde den Oogst, en 't vyfde den Winter..... Zy tellen de Maanden by Maaneschynen, zonder agt te geeven op het getal derzelve in een Jaar’, en geeven die, volgens de gewoonte der Canadeezen, den naam der zaaken die het merkwaerdigste in zodanige Maanschynen voorkomen. ‘By voorbeeldt, zy reekenen de Harte-Maan, de Kooren-maan, de eerste of tweede Maan van de Cohonk enz. zy verdeelen ook de dagen in geene uuren; maar deelen die slegts in twee deelen, die zy het klimmen en het daalen van de Zon noemen. Zy reekenen en tellen by eenen, tienen, honderden enz. en wat aangaat hunne manier om de gedachtenis der Gebeurtenissen of Burgerlyke gescheften te bewaaren, gebruiken zy zekere koorden, die overeenkomst met het gebruik der Quippos der Peruanen hebben. Zy gebruiken mede eenige stukken houts, die hun voor Kerfstokkenen. enz. dienen. |
|