XVIII. Hoofdtstuk.
Van hunne Feesten en Godsdienstige Oeffeningen.
Ga naar margenoot+ Zie hier 't geen dezelve Schryver, die wy in 't voorgaande Hoofdtstuk aangehaalt hebben, van hunne Feestviering zegt: ‘Het blykt niet dat zy een bepaalden tydt hebben, noch eenige zeekere dagen, tot viering van hunne Feesten geschikt: maar wel, dat zy zich regelen in dit stuk naar de verscheide getyden des Jaars. By voorbeeldt, zy vieren een dag op de overkomst hunner wilde Vogelen; een ander weder op het aannaaderen van den Jaagtydt, en op het ryp warden der Vrugten: doch het voornaamste van allen is, het Feest, 't welk men ten tyde van den Oogst viert. Alsdan hebben zy verscheidene dagen tot hunne verlustiging, en stellen op dien tydt het grootste gedeelte van alle hunne vrolykheden, als Krygsdanssen en Heldengezangen in 't werk.....
Ga naar margenoot+ Wanneer zy van den Oorlog wederkeeren, of na dat zy eenig gevaar zyn ontkomen, stooken zy Vuuren aan en verlustigen zig, houdende een ieder zyne Kalabas, of zyn rammelbus in de handt. Mannen, Vrouwen en Kinderen, danssen somtyds rondom deeze Vuuren onder elkander. Het schynt zelfs dat alle hunne voornaamste Godsdienstigheit hier in bestaat. Eenige Reizigers hebhen gelooft, dat zy by die gelegenheit een Godsdienstige eer aan 't Vuur beweezen; wat 'er ook van zy, 't is zodanig een Plechtigheit, gelyk alhier wordt verbeeldtGa naar voetnoot*.
In 't algemeen kan men zeggen, dat alle hunne Godsdienstigheden bestaan in een vreugde bedryf, vermengt met Danssen en Gezangen, behalven dat in een tydt van droef heit dit vreugde bedryf in huilen enGa naar margenoot+ schreeuwen veranderdt. De Priesters zitten in deeze Godsdienstige Oeffeningen voor, versiert met alle hunne Priesterlyke Sieraaden, bestaande onder andere inde Kalabas, de Vrouwerok die wy reeds beschreeven hebben, en de Vellen van Slangen of Wezeltjes, waar van de staarten heel sierlyk op den kruyn des hoofdts als een Myter vast zyn. Deeze Priesters stellen het Gezang in, en maaken altoos den aanvang der Godsdienstige Oeffening. Somtyds voegen zy 'er eenige Toverbezweeringen by, waar van een gedeelte der verborgenheden in de Gezangen beslooten legt, daar wy reeds van gewaagt hebhen. Het gerucht, de gebaarden, en scheeve trekkingen des aangezigts, alles is bequaam om deeze bezweeringen des te afgryzelyker te maaken.
Wy zullen slegts een hunner Godsvrugtige bedryven aanmerken, namentlyk het in 't Vuur werpen van 't eerste stuk, dat zy over hunnen Maaltyd, eeten zullen: Ook moeten wy noch iets van hunne Dansseryen zeggen. Men moet dezelve aanmerken als tot dit Hoofdtstuk behoorende, dewyl dezelve zoo buyten gemeen af hankelyk van den Godsdienst der Virginianen zyn, dat het byna onmogelyk is daar in het Waereldsche met het Geestelyke te onderscheiden. ‘Ga naar voetnoot(a) Zy hebben tweederleiGa naar margenoot+ manieren van Danssen, van een Persoon alleen, en van een klein getal anderen, of van veele te gelyk: maar zy geeven geen agt op den tydt, de maat, of gestalte. Onder de eerste soort van Danssen is 'er maar een Persoon, of twee of drie ten allerhoogsten. Ondertusschen zingen de andere, op den grond in 't ronde neergezeten, uit al hun magt, en laaten hunne rammelaars of schelletjes klinken. De Danssers zingen dikwils zelfs, maakende somtyds een verschrikkelyke gestalte, en duizenderlei kuuren. De tweede soort van Danssen, waar in een groot getal Personen te gelyk voorkomen, geschiedt in 't ronde, rondom een kring van paaltjes, alwaar men een begraafplaats ziet, of rondom een Vuur dat zy op een bequaame plaats ontsteeken (hier door wordt de Godvrugt verbeeldt). Elk een verschynt 'er met zyn rammelaar, of met Boog en Pylen in zyne handt..... Zy bedekken zich ook met bladeren en groente, schikkende zich op de vreemste wyze op, als zy bedenken konnen, en danssen zelfs in die toerusting. Somtyds stellen zy ook drie jonge Vrouwspersoonen in 't midden van den kring.
Zy steeken alle avonden Vreugdevuuren aan, waar by men zingt en danst’. Het