XVI. Hoofdtstuk.
Van de Gevoelens der Virginianen aangaande de Godheit, Schepping enz:
Ga naar margenoot+ De Virginianen, zegt ons de Schryver, die ons deeze uittreksels aan de handt geeft, erkennen een Weldoenden Godt, die in den Hemel woondt, en wiens gunstige invloeden zich op het Aardryk uitstorten. Hy is eeuwig, volmaaktelyk gelukzalig, volkomentlyk volmaakt, volmaaktelyk gerust, en 't welk nog verder gaat, hy is volmaaktelyk onverschillig. Hy stort zyne weldaaden uit, over de menschen, zonder verkiezing, zonder onderscheiding, en zonder zich met hunne zaaken te bemoeyen;’..... Hy laat hen geheellyk aan hunnen vryen wil over, terwyl hy in een geduurigen staat van onnozelheit blyft, waar uit de Godsdienstige oeffening die men hem bewyst, niet bequaam is hem te trekken. Het is dan onnodig hem aan te roepen, en ergens om te bidden, dewyl 'er niets bequaam is om hem te konnen beweegen. Dit is waarlyk een Grondstelling zeer quaalyk te samenGa naar margenoot+ gevoegt, en mogelyk ook zeer qualyk bygebragt, door den geenen die van den Godsdienst deezer Volkeren geschreeven hebben. Wy hebben gezegdt,Ga naar voetnoot(a) handelende van den Af-God Kiwasa, dat de Virginianen zich verbeelden onmiddelyk van hem eene instorting te ontfangen, van alles wat zy denken; waaruit volgt, dat hy op hunnen wille werkt, en bygevolg dat hy zich altoos met de bezigheden der menschen bemoeit. Wat 'er van zy, zy ziende dat ze niets te vreezen hebben wegens de zwakke en onnozele goedheit van hunnen God, zoo trachten zy in hunne belangen een Weezen in te wikkelen, ongelyk veel werkzaamer dan hy. Men kan niet wel zeggen, of zy den zelven hem onderdanig, gelyk, of voor zyn Plaatshouder agten, of dat hy het zelf is dien zy
Okée of Kiwasa noemen; altoos het is gewis ‘dat zy deeze quaade Geest met zeer veel yver dienen, 't welk ten naasten by overeenkomtGa naar margenoot+ met de Godsdienstigheit, die de Volkeren van Mississipi en van Canada aan den quaaden Geest bewyzen. hy is 't, zeggen de Virginianen, die zich met de zaaken der Waereldt bemoeit; hy bezoekt ons; Hy ontroert de lucht en verwekt tempeesten enz: En wy bevredigen hem ook door onze Offerhanden.’
Ga naar voetnoot(b) Eenige andere Volkeren van VirginiëGa naar margenoot+ gelooven, dat Godt, die zy stellen eeuwig te zyn, beslooten hebbende de Waereldt te scheppen, in den beginne eerst een rang van mindere Goden voortbragt, die hy in 't vervolg stelde om het Heelal te bestieren, hebbende zich eerst van hunnen bystandt in 't scheppen bedient. Daarna schepte hy de Zon, Maan en Sterren; zynde deeze weder van een minder rang als de andere Goden. Het eerste dat door deeze Goden geschapen wierd, was het Water: uit het zelven deeden zy alle de schepselen zoo zigtbaare als onzigtbaare voortkomen. De Vrouw wierdt door hen eer dan de Man geschapen, welke Vrouwe door een deezer Goden, Scheppers van 't Heelal, bezwangert geworden zynde, de Man ter Waereldt bragt. En dus vind men den Oorsprong des Menschelyke Geslagts.