Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 59]
| |
alle de geenen die onze Historischryveren onsterflyk gemaakt hebben, door den roem hunner heldenmoedt in 't beschermen van hun Vaderlandt en Vryheit, verschuld zyn? De Amerikanen zyn door geen anderen geest Gedreeven geworden, dan de Volkeren van onze Waereldt: alzoo vry gebooren als wy, waren zy, en geenzins verplicht ons hunne goederen en hunne Vryheit af te staan. Wy zullen immers zoo onredelyk niet zyn, aan de woestheit der wilde Beesten toe te schryven, 't geen de liefde des Vaderlandts de West-Indianen heeft doen uitvoeren. Don Ga naar margenoot+ Antonio de Solis, Schryver der Historie van 't Overwinnen van Mexico, kan niet nalaaten den Mexikanen de eere te geeven, dat zy de verweering van hunnen Staat, tot het uitterste punt van dapperheit en geduld hebben voortgezet. Voeg hier by de braave redenvoering des Keizers Guatimozin tegen Cortes na het verlies zyns Ryks, zal men 'er niet al de verheevenheit van geest in vinden, die men in de Helden onzer Historiën met verwondering heeft aangemerkt? De Volkeren van Peru hebben zich het Juk der Spanjaarden niet onderworpen, dan na dat ze wel dapper voor hun Vaderlandt gestreden hebben, en tegen hen alle poogingen in 't werk gesteld, daar zy bequaam toe waren, in 't midden der inwendige Oorlogen die toen hun Landt verscheurden. De Volkeren van Chili betwisten noch sedert twee hondert jaaren, zonder ophouden, hunnen vryheit; en die van Florida hebben ze noch niet t'eenemaal ondergebragt. Beschouwen wy eens de Allerwoestste Volkeren der West-Indiën, zoo zullen wy gewisselyk eenige blyken in hen van dien aart en genegendheit ontdetkken, waaruit wy de opregte Liefde des Vaderlandts vast maaken en erkennen. De woestheit der Natiën van Brazil, van Paraguay, van Nieuw-Mexico, van de Amazoonen enz. verbergt in hen eenige grondbeginselen, alzoo weezentlyk, als de geenen die ons doen werkzaam zyn. Ga naar margenoot+ Wat verders de andere Liefde des Vaderlandts belangt, veeleer den naam van ziekte of zwakheit verdienende, dezelve kan by geene redelyke menschen voor een Deugdt gehouden worden. In tegendeel is 't een zeer gevaarlyke gesteldheit, die de beste zaaken zonder reden verachten, en die alle fraaie hoedanigheden der vreemdelingen laaken doet en onregtvaardiglyk tegen hunne gevoelen aanloopt. Alle die door deeze ziekte worden aangetast, redenkavelen niet meer. Alles mishaagt hen, alles verveelt hen, de boomen, planten, of vrugten; niets heeft op verre na die goede hoedanigheden die zy ontdekken, in 't geen de Aarde in hun eigen Vaderlandt voortbrengt. Een vreemde lucht en grondt verderft de natuur, ja zy worden zelfs daar mede verdorven: De Elementen neemen 'er hoedanigheden aan, die oneindig verscheiden en altydt schadelyk zyn; de lugt ontfangt 'er verderflyke invloeden; 't gebruik en de gewoonten zyn 'er vreemd, ongerymdt en buitenspoorig; de oeffeningen bespottelyk. Naaulyks staan zy de vreemdelingen het voorregt van te konnen redenkavelen toe. Al wat niet van hun eigen geboorte plaats is, schynt hen ruw, woest en afschuwelyk. Gansche Volkeren; ja zelfs de verlichtste, konnen niet nalaaten, onaangezien alle hunne kennis, tot veele deezer buitenspoorigheden te geraaken. De Grieken en Romeinen noemden alle de andere Volkeren Barbaaren. De Chineezen achtten zich de meest verlichtste onder de Volkeren van 't Geheel al. Wanneer de Spanjaarden hunne overwinningen in de Nieuwe Waereldt begonnen, zagen de Mexikanen met een ongemeene verwondering de behendigheit en dapperheit deezer nieuwe aangekomen Volkeren aan. Zy meenden dat alleen te Mexico de beschaafdheit en kennis te vinden waare, en nergens anders. De Engelschen beslissen al redelyk vrypostig ten opzigte van hunne verdiensten, en waardigheden ten nadeelen van Vreemdelingen. Zy verachten de gewoontens en gebruiken van andere Landen, ja zy scheppen zelfs vermaak in Vreemdelingen by hunne Nabuuren te zyn. De Franschen blyven hun in dit stuk weinig schuldig, en het is bekend dat zy voor de manieren en gewoonten hunnes Landts eene alzoo blinde toegevendheit hebben, als de Volkeren waar wy van gesprooken hebben. Alle de Natiën der Waereldt zullen het landt dat zy bewoonen altoos den voorrang geeven; hoe ondankbaar en hoe onvrugtbaar 't zelve ook zy, het heeft voor hen onuitspreekelyke bekoorlykheden. Aldus zal iemant met vermaak het gekrysch der Kikvorssen in zyne poelen aanhooren, die mogelyk eenige uuren buiten zyn Vaderlandt de zoetluidendheit des Nagtegaals zal verveelen. Een ander zal gerust in 't midden der wolven en beeren van zyn Gebergte leeven, en vind meer behaagen in de woestheit van zyn Landtschap, dan in de vernuftige beschaafdheit der Franschen. Het schynt dat dit slag van menschen van 't Naturel der Wilde Planten zyn, die men in het slyk der Moerassen, of op 't Gebergte moet laaten wassen. Eindelyk indien de zachtheit en het lieflyk onthaal dat de | |
[pagina 60]
| |
GroenlandersGa naar voetnoot(a) aan 't Hof des Konings van Deenemarken genooten, niet konden beletten het verlies van hun armoedig Vaderlandt te beklaagen, of te trachten, zelfs ten prykel van hun leven, de Noordsche Ysbergen weder te zien; hoe kan het ons dan vreemd dunken, dat Volkeren gewoon te reizen, en veel beschaafder geworden door den omgang met Vreemdelingen, hunne eige onvrugtbaare Velden boven de lieflyke en vrugtbaare Landen hunner Nabuuren achten? dat zy veel liever woonen in het gebergte en de steenrotsen by den geduurigen sneeuw, dan in de nabuurschap van Landen, met lustige Wyngaarden en Orangeboomen versiert: En met een woordt, dat zy zich gelukkig achten in hun Landt met de zwaarmoedigheit van hunne gesteldheit, en 't zelve onverhindert boven deeze vlugheit van geest der andere Volkeren stellen. Men schept altoos behaagen in zich zelven voordeelige denkbeelden van zyne geboorte te formen, als ook van zyne genegendheit, en staat: men stelt alles in 't werk om deeze gewaande voordeelen de Vreemdelingen te laaten zien, en men tracht de overhandt by hen te verkrygen zoo veel de betaamelykheit zulks kan toelaaten. De geenen die alleen by lieden van hunne Provincie of geboorteplaats verkeerd hebben, zyn gemeenlyk dit gebrek onderhevig. Hoort maar eens een Fransman die nooit uit zyn Landt geweest is, en niet veel gezien heeft, spreeken: Hy twyffelt niet of Vrankryk is het eerste en voornaamste Ryk der Waereldt; hy beeld zich in, dat de gansche Aarde voor zynen Koning de kniën moet buigen; hy spreekt niet als met nadruk en ophef van de voordeelen zyns Vaderlandts: Ja hy zoude wel haast de ToupinambousGa naar voetnoot* en de Margajats als getuigen roepen, tot bevestiging van 't geen hy zegt. |
|