Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 52]
| |
XIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 53]
| |
lykheden of begroetingen, waaneer zy elkander naderen; zy gaan maar regelregt daar zy weezen moeten, zetten zich neder, en rooken Tabak, geevende vervolgens de pyp van den eenen tot den anderen over. Het geene nu de Canadeezen met de Pyp doen, word ook mede door de Hoogduitschers en de Nederlanders met den Roemer gepleegdt. Zy drinken elkander in 't ronde uit een glas toe, 't welk door den Hospes eerst ingesteld wordt; doch deeze gewoonte is tans by fatsoenlyke lieden niet veel meer in gebruik. Wanneer de Floridianen in hunne Vergaderingen komen, groeten zy malkander na alvorens het Hoofdt en de Oudsten der Vergadering gegroet te hebben. Welke Orde wy in ons groeten mede waarneemen. Wy hebben de gewoonte dun geenen te groeten die niezen, met hun te gelyk den zegen toe te wenschen. De Aloude Heidenen hebben deeze gewoonte reeds voor ons gehadt, en de Yncas Garcilasso de la Vega,Ga naar voetnoot(a) verhaalt dat dezelve by de Floridianen al in gebruik was. Ga naar margenoot+ De Amerikanen hebben de zelve grondslagen van deugden en ondeugden, gelyk wy; dat is onwederspreekelyk. Ook is 't zeker dat een kindt van een Amerikaan, en dat van een Europeaan gebooren wordende, noch nergens in verschillen, en dat Godt die beiden als redelyke schepselen heeft geschapen: nogtans konnen wy ons niet wederhouden van een zeer groot onderscheit tusschen hen en ons te maaken; men heeft hen byna voor een geheel ander soort van menschen gehouden. Maar laat ons eens trachten een vooroordeel om verre te werpen, 't welk ten tyde van de ontdekking der Nieuwe Waereldt veele duizenden der Amerikanen heeft doen sneuvelen, en 't geen ons maar al te veel voet schynt te geeven, om ten opzigte van de overgebleevene het recht der vriendelykheit te schenden. Wy leezen in de beschryving van de ontdekking deezes Vasten - Landts, zeer veele schoone voorbeelden van heldenmoeten dapperheit: men vindt in 't Noordelyk Amerika de sterkte en onversaagdheit, die mede onder de voornaamste Heldendeugden mogen gerekend worden: Kortelyk, alle deeze Volkeren schuuwen de verwyting en schande die de lafhartigheit na zich sleept. ‘Zy worden, zegt Lescarbot, totGa naar margenoot+ weldoen door de eere aangezet, naardien die genen onder hen altydt geacht en geëerdt is, die eenige roemwaardige zaak heeft uitgevoerd.’ Onaangezien dit alles, is men genoodzaakt toe te staan, dat zy ook tot een ondeugdt overslaan, die geheel tegen deeze edelmoedigheit strydende is; namelyk de wraaklust waar toe de Volkeren van beiden de Amerikaansche Gewesten een verwonderlyke geneigdheit toonen, die somtyds wel een beestagtigheit en verwoedheit mag genoemt worden. Evenwel ontmoet men in deeze wreeking noch een soort van edelmoedigheit, oeffenende dezelve alleenlyk tegen de Mannen, doch behoudende de Vrouwen en kleine kinderen in 't leven,Ga naar voetnoot(b) die zy tot eene eeuwige slaaverny veroordeelen. Aldus was mede de gewoonte by de Volkeren der Oudheit. De Peruanen deeden wel in hun GebiedtGa naar margenoot+ den eersten Grondtregel opvolgen door de Wet der Natuur den mensch voorgeschreeven; namelyk, niets te doen aan anderen, 't welk men niet gaarn hadt, dat ons aangedaan wierdt. Wy hebben reeds voorbeelden van deeze natuurlyke billigheit gegeeven, die als in 't hart van den mensch gegraveerd is. De Amerikanen onderhouden met malkanderen een onschenbaare getrouwigheit en maaken de banden hunner samen leving, met eene onverschilligheit en onbaatzuchtigheit vast, die nergens anders bekend is. Zy behouden zelfs voor hunne vyanden de listen en streeken van meinedigheit; dit is eene uitwerking van den hoogmoedt der menschen: want wy zyn alle eenigzins geneigd, om van 't Natuurlyk regt uit te sluiten, die geenen, die van ons gezelschap niet zyn. Maar deeze geneigdheit, die zich voornamelyk in Oorlogstyden op doet, is niet even hevig en woedende in de harten van alle menschen. Hoe het ook zy, mogelyk geschiedt het wel uit oorzaake van deeze gesteldheit, dat men de Vreemdelingen en hunne manieren veracht, en dat men van hun op eene verwytende wyze gewag maakt, gelyk de Franschen zelfs noch niet geheel in hunne samenspreekingen konnen nalaaten. 't Is een Duitscher, zeggen zy, hy houdt my voor een Duitscher, hy verstaat zoo weinig reden als een Zwitser. Men moet bekennen, dat die uitdrukkingen deeze Volkeren zeer wel merkteekent: maar zoude een Duitscher Min bevoegd zyn, te zeggen, 't is een Fransman, willende daar door een ligtvaardig en wispeltuurig mensch te kennen geeven? De Amerikanen haaten ongemeen de Gierigheit.Ga naar margenoot+ Zy zyn ongevoelig van de quellingen en van de vermaaken, die de voordeelen langzaamerhand toebereidt, ons veroorzaaken; zoo vergaderen zy ook slechts zoo veel als hen tot het leven nodig is, | |
[pagina 54]
| |
agtende het verdere maar overdaadt. Men merkt in de wisseling van Koopmanschappen, die zy met de Europeanen doen, dat zy zich byzonder zullen toeleggen op het nuttige, en volgens getuigenis der Reizigers het zelven meer achten dan wy. Een derzelver zegt hier van, dat zy de waardy der zaaken naar 't gebruik dat zy 'er van hebben, konnen schatten; daar in tegendeel by ons de waardy van een zaak dikwils van onze inbeelding afhangt, en van een bedriegelyken glans, die de hovaardy vleidt. Het is echter zeker, dat zy niet min hovaardig noch min hoogmoedig dan wy zyn: doch de maniere is verscheiden, en hunne Denkbeelden zyn min verdorven. Ga naar margenoot+ Zy houden veel van geeven; en bezoeken elkander zeer weinig zonder wederzyds geschenken te doen. Men zoude zoo ligt geen voordeelig Denkbeeldt van hunne gematigdheit, en van hunne soberheit konnen geeven als wel van hunne mildheit. Wy hebben reeds van hunne geneigdheit tot overmaatig drinken gesprooken. Het eeten gaat by hen mede greetig en onbescheiden in zwang. Zie daar by na alles wat men van de Deugden en Ondeugden der Amerikanen bepaalen kan. Een wytloopiger Beschryving zoude onnut zyn, en alles verdacht maaken, 't geen men hier omtrent zoude bybrengen. Wy zeggen dan kortelyk dat zy veel beeter dan wy, de Wetten der Natuur opvolgen: maar dat zy zoo wel als wy met het Zaadt der Gemoeds-driften gebooren worden, 't welk zich t'eeniger tydt eens zal openbaaren. Laat men hen eens bloot stellen aan alle die gevaarlyke voorwerpen, die ons oordeel verderven, en indien zy altydt die verzoekinge wederstaan; zoo zal men waarlyk moeten toestaan, dat zy van een gelukkiger aart en geneigdheit zyn dan wy. |
|