Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 30]
| |
gelmatigheit niet stryden. Wat de eersten belangt, het is bekend, dat de Afrikaansche Mooren ingevalle neuzen en groote neusgaaten, meer achten dan de groote en haviksneuzen. In Amerika vindt men 'er ook die dezelve verkiezing en noch vreemder hebben. De Brasilianen verpletteren den top der neuze van hunne kinderen, en deeze vreemde ontsiering van het fraaiste deel des aangezigts, gevoegd by de openingen die zy in de wangen hebben, moet in onze oogen afschuuwelyk schynen. De Volkeren van Mississipi hebben mede geen redelyker denkbeelden van de schoonheit. Zy vinden een groote bevalligheit, zegt zeker Schryver,Ga naar voetnoot(a) in de spitse hoofden, die byna van gedaante als een myter zyn. De omstandigheden van zyn verhaal zyn te merkwaardig om die niet aan te haalen. ‘De Moeder, zegt hy, legt haar kindt op een plank neder met de huit van eenig dier overtrokken, welke plank aan het een eind een gat heeft daar het hoofdt in legt, zynde veel laager dan het overige. Het kindt hierop naakt uitgestrekt leggende, steekt de Moeder des kinds hoofdt in dit gat, en legt op het voorhoofdt en onder het zelve een klomp vette aarde, die zy uit al haar magt tusschen twee kleine plankjes samen bindt. Het kindt schreeuwt daardoor niet weinig en wordt paers en blaauw, zodanig dat men dikwils uit zyn neus en ooren een wit lymig vogt ziet loopen, terwyl de Moeder dus op het voorhoofdt drukt. In die gestalte moet het kindt alle nachten slaapen, zoo lang tot dat het bekkeneel die figuur bekomen heeft, die de gewoonte vereischt. Ga naar margenoot+ Men ziet dat de Amerikanen van 't Noordelyk Amerika zeer bruin zyn, of ten minste van een olyfkleur, gelyk de Spanjaarden en Portugeezen; en men wil dat deeze kleur voortkomt van deGa naar voetnoot(b) Olie en 't Vet waarmede zy zich smeere, om van de Vliegen en Wespen bevryd te zyn: maar deeze reden schynt ons niet voldoende. De Samojeden en Groenlanders, in een veel kouder lugtstreek leevende dan die der Canadeezen en Volkeren van Mississipi, en by gevolg minder voor 't steeken der Vliegen bloot gesteld, ziet men evenwel dat meer verbrand en geel zyn dan de andere. Het is nogtans te verwonderen dat de Amerikanen die tusschen de twee Keerkringen woonen, zoo zwart niet zyn dan de Afrikanen leevende onder het zelfde Aardkloots gedeelte. De geenen die de oorzaak van de Zwarte kleur der Afrikanen in den Vloek Noachs stellen, over de Nakomelingschap van Cham uitgesprooken, konnen 'er niet mede door, als op den Predikstoel; en om hen tegen te spreeken, heeft men alleen het getuigenis der Eyptenaren noodig, die den naam van Cham hunnen Vader langen tydt behouden hebben, en echter niet bruinder dan de Spanjaarden zyn. Wy willen het derhalven liever houden met de redenen door LescarbotGa naar voetnoot(c) bygebragt. ‘De brandende hitte van Lybië die de zwartheit der menschen veroorzaakt, komt niet voort van de wyduitgestrekte Landen die de Zon beschynt, eer dezelve aldaar komt; van waar de hitte altydt door de snelle beweeging der Zonne overvloediger aangevoerd wordt; hiertoe helpen ook veel de groote Zandvlaktens, die deeze groote hitte licht ontfangen, wordende door zoo een menigte van rivieren niet besproeidt als Amerika, 't welk meer dan eenig gedeelte der Waereldt van Beeken en Rivieren overvloedig verzien is, en dit Landt een gestadige verversching geeft, waardoor een gematigder lugt veroorzaakt wordt. Het aerdryk is 'er ook veel vetter, behoudende langer den dauw des Hemels, die 'er ook overvloediger valt, alsmede den regen ter oorzaake als gezegd is...... Behalven dit alles breid de Zon, de Landen van Afrika verlaatende, haare straalen over een vogtig Element langs eene zoo groote tusschenwytte uit, dat ze ondertusschen veele dampen optrekt, en een groote menigte daarvan met zich in die deelen der Waereldt sleept; dit alles veroorzaakt dat de kleur deezer beide Volkeren wegens de gematigdheit hunnes Lands, zeer verscheiden is. Wy zyn overtuigt dat de zwartheit der Moorenlanders, en der Volkeren van Guinee enz: van de Lugtstreek voortkomt die zy bewoonen en van de hoedanigheden, die het zaadt daar zy uit worden voortgeteeld, aldaar verkrygt, 't welk vervolgens van geslacht tot geslachte overgaat. Om nu ook iets van 't Hoofdhair te spreeken;Ga naar margenoot+ de Amerikanen zoo Noordelyke als Zuidelyke draagen het zelveGa naar voetnoot(d) zwart en lang: en men wil ons verzeekeren dat ze | |
[pagina 31]
| |
zoo ligt niet grys worden als de Europeanen. Ook zyn zy minder zorge onderhevig, en leeven minder ongebonden dan deeze, zynde dit twee oorzaaken vanGa naar voetnoot(b) een al te vroegen ouderdom. De schoonheit van 't hair belangende, zoo is dikwils onze verkiezing daar omtrent mede al vry vreemd.Ga naar voetnoot(c) Eertyds hieldt men veel van hair dat ros van kleur was, en tegenwoordig kan men het naaulyks meer dulden: deGa naar voetnoot(d) Egyptenaren haatten insgelyks de blonde en rosse hairen, om dat Typhon de gezwooten Vyandt van Osiris ros was: en wie weet of men onder hun de gewoonte niet had van het met verachting Typhons hair te noemen, gelyk men 't by onsGa naar voetnoot(e) Judas hair noemt? Voor 't overige zoude het moeyelyk vallen het oordeel voor een blonde of bruine te vellen; alzoo elk zyne waardigheit heeft: de flaauwe bekoorlykheit van een blonde, komt eenige behaaglyk voor, anderen wederom de levendigheit van 't bruine.
Ga naar voetnoot(f) Qui dit brunette il dit spirituelle
Il dit aussi vive comme un Demon.
Dat is: Wie een bruinnetje zegt,
Verstaat een geestig zwiertje:
't Welk klaarder uitgelegt,
Verwekt een duivels viertje.
Ga naar margenoot+ Doch indien men zich aan de beslechting der aloude Dichteren houdt, zal men zekerlyk ten voordeele deGa naar voetnoot(g) blonde een uitspraak doen. Wat de Baardt aangaat, men zegt dat 'er de Amerikanen weinig werk van maaken: de Franschen en byna alle de Europeanen komen in dit stuk t'eenemaal overeen, en men vindt in gansch Europe byna niemandt dan de Zwitsers, de Vriezen, en de Lutersche Pharheeren in Duitslandt, die zich tegen de afschaffing der lange baarden kanten, zynde in 't Oosten het voorwerp van achting en de eerbiedt derGa naar voetnoot(h) Arabiers. De Alouden hielden de groote blaauweGa naar margenoot+ Oogen ongemeen in achting, en die worden by ons mede niet veracht; doch de groote zwarte oogen houden den voorrang. Het is byna ongeloovelyk dat eertydts de groenachtige oogen by de Franschen hoog geacht zyn geweest, en dat een Volk, wiens verkiezing schier geheel Europa wetten stelt, dezelve zoo vreemd en byzonder heeft konnen hebben. Echter is zulks gewis en zeker: en de Heer de Coucy haalt den lof der groenachtige Oogen in een zangstukje op.Ga naar voetnoot(i) Maar zy zyn tans van eene andere verkiezinge, en de groote zwarte Oogen winnen 't van de blaauwe, groene of graauwe, hoewel men de kleine, zwarte en schitterende Oogen niet veragt, die men Chineesjes noemt, om dat de Chineezen in 't algemeen kleine oogen hebben, en die men om dezelve redenen ook wel Tartaaren en Scythen zoude konnen noemen: De Volkeren van 't Noordelyk Amerika hebben gemeenlyk zwarte en vry groote, doch die van Mississipi, kleine en bevallige oogen. De Amerikanen zyn kloek en welgemaaktGa naar margenoot+ van gestalte, lugtig en rad ter been; waarvan wy de oorzaak reeds gemeld hebben. De Volkeren die in het gebergte leeven zyn doorgaans gezwinder dan de bewooners der vlakten en valeien; zeker is 't dat het Voed- | |
[pagina 32]
| |
sel ook veel tot deeze gezwindheit toebrengt; maar zoude de lucht van de landstreek hier mede niet veel toedoen? Wy bestaan gelyk de boomen naar den aart en eigenschap der lucht- en Landstreeken: indien wy het zaadt laaten voortkoomen, en in een andere landstreek wordt overgevoerd, zoo verliest het zelve allengs zyne eerste hoedanigheden, om andere en nieuwe aan te nemen. Waarom zoude men deeze veranderingen minder aan den invloed des luchts toeschryven, dan een oneindig getal uitwerkzelen die daar van afhangen? Men heeft de Miquelets van 't gebergte slechts te ontbieden, en hen te zenden naar de moerassige oorden der NederlandenGa naar margenoot+ om dezelve te bevolken; hunne kinderen zouden allenks wel haast alzoo groflyvig en loom worden als de eigen inwooners deezer Landen; maar in tegendeel, indien men deeze laatsten naar het Pyreneesche gebergte overbragt, zouden zy mede wel haast de raddigheit der Miquelets aanneemen; en aldus zouden de Voorouders in hunne Nakomelingen niet meer die lastige vettigheit, zoo zeer by hun geacht, gewaar worden, noch die groote zwaarlyvigheit, waarin de Geest, schoon ruimte genoeg hebbende, daarom niet te beeter gehuisvest is. Wat meer is; men kan de Natuurlyke Inwooners van een Landschap geheel doen ontaarden, door onder hen de Regeringsvorm, de Burgerrechten, Modens en Godsdienst te veranderen. Het Christendom heeft zelfs noch grooter en merkwaardiger veranderingen dan deeze in Europe gemaakt, en de Aanhangers van Mahomet niet minder in Asië en Afrika. Iemandt die Godt volgens 't gebruik der Protestanten zal bidden, zal daar in eenige omzigtigheden en manierlykheden waarneemen, die een Roomsgezinde niet eigen zyn. Beide zullen zy zich eindelyk zodanig aan hunne eigen zinlykheden gewennen, dat ze hun als aangebooren schynen; en wanneer zelfs in 't vervolg de een het Geloof des anderen quam te omhelzen, zoo zal men dit te recht overwegende, bevinden dat de een en de ander altoos noch eenigen indruk van hunne eerste gevoelens blyven behouden. Zie hier noch een aanmerklyk voorbeeldt, hoedanig een Natie niet alleen van zeden, maar ook van lichaamelyke hoedanigheden veranderen kan. Wy vinden het zelve byGa naar voetnoot(a) Ammianus Marcellinus, en by Caesar aangemerkt. De eerste zegt ons dat de Gaulen zeer kloek van gestalte zyn, van blond hair verzien, blank van weezen zyn, een wreed opzigt, en een barsse stem hebben; dat zy dapper zyn, liefhebbers van den wyn, en gaarne net en zindelyk gekleed gaan:Ga naar voetnoot(b) Caesar beschryft ons deeze Volkeren, als groote beminnaars van nieuwigheden, en van een vry wispeltuurigen aart; daarby voegende, dat ze zeer bygelovig zyn. Zoude men nu de hedendaagsche Franschen wel kennen volgens het getuigenis deezer twee Historischryvers? De Franschen bezitten immers in 't algemeen geenszins die lichaams hoedanigheden meer die hun Ammianus Marcellinus toeschryft. Zy zyn hedendaags van een middelmaatige gestalte, zwart van hair of ten minsten Castanjebruin, en van aangezigt insgelyks, zy hebben een manlyk doch geen wreed weezen, een kloeke stem en harde uitspraak, doch zonder eenige straf-of stuursheit, zy leeven redelyk matig en zy drinken meer om eens vrolyk te zyn, en hun vrolyken aart op te wekken, dan om de smaak die zy in den wyn vinden. Voor 't overige is het zeker dat zy hunne zindelykheit en netheit in kleedinge hebben behouden, alsmede hunne neiging tot de nieuwigheden, gelyk maar al te veel in de verandering hunner modens blykt, en de onstandvastigen aart die Caesar hunne Voorouderen verwyt: maar indien deeze Keizer noch leefde zoude hy in 't stuk der bygelovigheit van geheel andere gedachten zyn, en toestaan dat men de Franschen van onze Eeuw daarmede niet behoort te beschuldigen. En wat de beschaafdheit belangt die geheel Europe in de Franschen moet erkennen, dezelve wordt by Caesars tyden reeds genoemd, zeggende dat zyGa naar voetnoot(c) veel beschaafder dan de Duitschers waren. Al het geene wy hier gezegd hebben, isGa naar margenoot+ genoeg om te doen begrypen dat het ganschelyk niet onmogelyk is dat een Volk van Zeden en Gewoonten kan veranderen, en zelfs niet dat de Nakomelingschap van een gezwind en kloek man niet geheellyk van deeze kloekheit zoude konnen ontaarden, volgens de gewoontens waar aan zich zynen Geest overgegeeven heeft, zoo door eenige gronden van Godsdienst, als aankleeving van Regeeringsform, en door zich aan de slaaverny der modens te onderwerpen. Byna alle de Volkeren des Aardbodems, zelfs die der Noordelykste deelen der Waereldt, zyn voor deeze veranderingen bloot gesteld geweest: indien de woeste Amerikanen hier van bevryd zyn gebleeven, hebben zy dit geluk alleen toe te schryven aan de achting en aankleeving die zy voor de Natuur behouden hebben. Geheellyk aan de Natuur overgegeeven, verrichten zy byna niets als | |
[pagina 33]
| |
't geen zy hen voorschryft, en wyken daar weinig van af: maar aan de andere zyde zyn zy ruuw en woest; onze gevoelens, onderscheidingen, plechtigheden en manieren, die in Europe de rechte merkteekenen zyn van eene redelyke menscheit, zyn hun vreemd en onbekend. Indien een woeste Amerikaan zich kleedde en leefde als wy; en eenige beschaafdheit in zyne ongebondenheit vertoonde, nalaatende menschen vleesch te eeten, zoo zouden wy hem ligt onder ons konnen dulden en aanneemen. Onze vreemdigheden en buitenspoorigheden zyn redelyk. Een Cacique die uit een groote pot met twee handvatzels drinkt, en dezelve byna in eene teug ledigt, of die de eerste die hem behaagt tot zyn Vrouw verkiest, is en blyft altydt een Cacique; maar een Hoveling die op eenen avondt tien flessen wyn zuipt, en op een nagt twintig Hoerhuyzen afloopt, vervalt die niet t'eenemaal van de menschelykheit? |
|