Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 16]
| |
beeldt is mogelyk al zoo oudt als de Waereldt. De gansche Heidensche Oudheit heeft geloofdt dat de Goden de eerste Uitvinders der Geneeskunst waren, en derhalven hebben de Heidenen door een navolging van dit Geloof de eerste GeneesmeesterenGa naar margenoot+ onder 't getal der Goden gesteld. Deeze Aloude Geneesmeesters gebruikten ook in hunne kunst de Betoveringen, gelyk de Amerikanen het noch hedendaagsch doen; 't zy dat zy meenen zich meer achting te geeven door bedriegeryen, die het lomp en bygeloovig volk voor hemelsche begunstigingen aanzag, of dat de Volkeren van dien tydt voor Tovery hielden, al het geene eenigzins de paalen van hun begrip overtrof. Wat 'er van zy, Europe, hoe beschaaft en verstandig het ook is, heeft zich noch niet geheellyk van dat groove denkbeeldt konnen zuiveren, waaraan wy een oneindig getal grolboeken, vervuld met geheimen, dienende om de Geneeskunst te paaren met een deel gewaande Toverwerkingen, verschuldt zyn. Voor 't overige merken wy dezelve niet meer aan als een kunst die juist met het Priesterschap moet gepaart gaan; hoewel het gemeen genoeg in Duitslandt is, dat Predikanten te gelyk Geneesheeren, en zelfs Heelmeesters zynGa naar voetnoot(a). Het is gewis dat, als men de zaak in een zekeren zin aanmerkt, de Wetenschappen elkander de handt geeven; en wy staan zelfs toe, dat men dezelve gemakkelyk alle te gelyk gepaart kan zien. Het samenvoegen der Duitschers van de Geneeskunst met de Godgeleerdheit, zoude mogelyk wel van de Oude Germanische Priesters konnen afgekomen zyn, die, gelyk de Druiden der Aloude Gaulen hunne nabuuren, insgelyks den Godsdienst en de Geneeskunst vereenigden. Ga naar margenoot+ De Godsdienst en de Raadt der Priesteren hebben, gelyk by ons, veel invloedt in de raadplegingen der Volkeren van de nieuwe Waereldt. De zelve voorinneeming, maakt dat men aan de Priesters de geneezing onzer lichaamen toevertrouwt, en geeft hun een meer dan gemeene magt en gezag in zaaken van Staat. Zy speelen hunne rol behendiglyk genoeg, om niet minder dan andere Geestelyken in de Waereldt te zyn. Wy vinden een voorbeeldt van deeze behendigheit by een der woeste Volkeren van Amerika. ‘De Brasilianen, zegt Lescarbot, hebben hunne Caraïbes, die geduurig van 't eene naar 't ander Dorp reizen, en het Volk wysmaaken dat zy gemeenschap met de Geesten houden; door welk middel zy hen de overwinning over hunne Vyanden konnen doen bekomen; alsmede dat van hun de vruchtbaarheit of onvruchtbaarheit der Aarde afhangt. Wyders zegt CorealGa naar voetnoot(b) spreekende van de Brasiliaansche Priesters, dat zy eene geheime verstandhouding met Agnian hebben, en dat zy een ieder dien het hun behaagt, kracht en dapperheit konnen byzetten, om hunne Vyanden te overwinnen. Deeze Priesters zyn van de Oudsten der Aldeas, die zich beroemen, dat door hun de planten en vruchten wassen. Zy gebruiken zelfs de onbeschaamdheit om de rol van Agnian te speelen, om de Volke te doen gelooven, dat hy het zelf is die hen mishandelt en quelt; en zulks geschiet wel meest by nacht, als de bequaamste tydt tot begunstiging der bedriegeryen.’ De Priesters in andere Godsdiensten begeeren het zelve vertrouwen van hun Volk, verzekerende hun vastelyk dat de overwinning, de overvloedt, en andere Zegeningen van den Hemel alleen door hunnen yver en gebeden hun toekomen. Ja men mag wel zeggen dat 'er geen Geestelyke in die deelen der Waereldt gevonden wordt, die niet als een Agent of Afgezant van zynen God wil aangemerkt zyn, en alzoo deeze Waardigheit die hy zich toeëigent, de grootste is die men bedenken kan, zoo is het niet mogelyk dat dezelve geene nederigheit zoude verwekken. In alle de verscheidene Godsdiensten is het voorneemen der Geestelykheit vooral overGa naar margenoot+ de Conscientiën te heerschen, om tot haar oogmerk te geraaken. Zy meenen het Volk te moeten overtuygen dat zy byzondere geheimen bezitten, om zich van de gunst des Hemels te verzeekeren. En schoon die der Brasilianen te mispryzen zyn; doen zy echter eene wonderlyke uytwerking op dien Landaart; en dit is genoeg, om het geen wy hier zeggen, goed te maaken. Indien de manier van die by den Bramine, Dervis, Bonze, en Talapoin gebruikelyk, verscheiden is, zoo is 'er echter de grondt niet min eveneens van, en 't is wel te gelooven dat een Boje, die de dapperheit over eene Vergadering van deezer Volkeren kan inboezemen, in deeze gewaande verborgenheit al zoo wel zyn Rekening als een Bramine met zyn Water van de Ganges vindt, | |
[pagina 17]
| |
of met een wassching of reiniging die hy met Koedrek doet. Ga naar margenoot+ De West-Indianen hebben ook, gelyk andere Volkeren, Orakelen en Voorzeggingen. Zodanige waren die, welk de Mexikanen verwittigden van de aanstaande aankomst van een vreemd Volk, eenigen tydt voor dat de Spanjaarden in Amerika quamen. Het is met deeze Voorzeggingen gelyk met die, die ons de Grieksche en Romeinsche Historiën hebben nagelaaten. Alle zyn ze dubbelzinnig, en toepasselyk op een geheel ander geval, dan het geene waar toe men dezelve wil brengen, en dikwils, eerst naderhand geschiedt. Op diergelyke wyze moet men oordeelen van alle de wonderen die den Val van Montezuma verzelden, die in zich zelven zeer verachtelyk waren, zoo het geval gewildt hadt dat ze door onverschillige uitkomsten gevolgd hadden geweest; maar die nu oneindig veel geacht wierden, dewyl zy de omkeering van Mexico voorgingen of verzelden: men mag hier mede wel den bygelovigen aart der Mexikanen byvoegen. Ga naar margenoot+ Hunne Orakelen zyn van het zelfde slag als die der aloude Heidenen;Ga naar voetnoot(a) te weeten, altoos twyffelachtig, gemeenlyk valsch, en somtyds eens bygeval waarheit verkondigende. Zy weeten byzonder wel de geenen, die dezelve zullen aanhooren, door zekere voorafgaande gemaaktheden voor te komen,Ga naar voetnoot(b) en die met gebaarden en postuuren te paaren, die ons belagchelyk schynen, doch die veel helpen, om de aandacht op te wekken; en aldus doen zy de verwachte uitwerking op het gemoedt der geenen die de uitspraak der Goochelaars afwachten. Wy willen wel toestaan, dat dit gedrag alleen by de Amerikanen goed zy; maar men moet ook evenwel zeggen, dat het op vooroordeelen is gegrond, daar weinige menschen van bevryd zyn. Namelyk: I. Dat Godt altoos wonderdaadig is. II. Dat hy een vyandt van de eenvoudigheit is, en III. Dat hy zich nooit aan de menschen openbaart zonder de werktuigen der Natuur te ontstellen. Op deeze drie voorinneemingen heeft het Aloude en Hedendaagsche Heidendom alle de buitenspoorigheden zyner Orakelen gegrondt; en dewyl deeze voorinneemingen algemeen zyn, zoo behoeft men zich niet te verwonderen, dat 'er zelf het Christendom niet geheel vry van zy. Het danssen en zingen gaat mede by deGa naar margenoot+ Volkeren der Nieuwe Waereldt in zwang: doch schoon in deeze twee oeffeningen eenigen schyn van Godtsdienstigheit doorstraalt, nochtans kan men met geen zekerheit hier van oordeelen. Mogelyk trachten zy zich door het danssen maar een weinig te vervrolyken, om het lichaam te oeffenen; en wat hunne gezangen betreft, dezelve behelzen alleen de braave daaden hunner Voorouderen, en den ondergang hunner Vyanden. Hier dient men niet te vergeeten, dat deGa naar margenoot+ Priesters by de allerwoeste Amerikanen, zoo wel als elders, het draagenGa naar voetnoot(c) van tekenen hunner bediening altyd onderhouden hebben en waarneemen: wy hebben reeds gewag gemaakt van de Sakjes die de Jouanas by die van Florida om hun middel hebben hangen, in de hoedanigheit van Geneesheeren. De Bojies der Brasilianen draagen Marakken in de handt, zynde een soort van uitgeholde Kallebassen, met pluimen versiert, en vol kleine steentjes. Met dit Werktuig in de handt treeden zy zoo moedig en verzekert, als een Geestelyke, die het Kruis omhelst. Men wil ons ook verzekerenGa naar voetnoot(d) dat de Priesterlyke waardigheit erflyk by de Volkeren van Amerika is, en dat de Konst-ge- | |
[pagina 18]
| |
heimen van den Vader tot den Zoon overgaan tot in de laatste Nakomelingschap. Zoo is het ook in Oostindiën met de Braminen gelegen, die hunne Kinderen insgelyks tot Braminen opvoeden en groot maaken. By de Jooden bleef het Priesterschap erflyk in de Stamme Levi: ook was de Priesterlyke Waardigheit erflyk by de Oude Egyptenaren; maar de Christenen zyn van dat gebruik afgegaan. |
|