Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 12]
| |
kleur te ontfangen als men het geeven wil.’ De geenen die ooit Atheisten en Afgodendienaars bekeerd hebben, konnen de rechtmaatigheit deezer gelykenis beslisten. Ga naar margenoot+ De Oude Heidenen of Afgodische Volkeren hebben altoos mindere Goden gehad, die zy voor Vicarissen hielden, en Plaatshouders van een Opperste Godheit. Dit gevoelen min ongemeen dan dat der Ongoddisten is overgegaan tot de allerwoeste Afgodendienaars. De Reizigers verzekeren ons, dat de Volkeren van Canada, en andere van het Noordlyke Amerika, denGa naar voetnoot(a) Duyvel vreezen, en in alles Schikgoden zelfs tot in de leevenlooze zaaken erkennen: doch evenwelGa naar voetnoot(b) gelooven zy een Godt, ‘die alle dingen geschapen heeft; schoonGa naar margenoot+ zy zeggen, dat 'er behalven deezen Godt noch een Zoon, een Moeder, en de Zonne is, 't welk te samen vier uitmaaken; Godt, zeggen zy verders, is boven alle; de Zoon en de Zon zyn goedt: maar de Moeder deugdt niet, en eet hen op, ook is de Vader niet al te goed.’ De Virginianen, die mede aan verscheidene Goden van onderscheidene hoedanigheden gelooven, onderwerpen dezelve mede aan eene Opperste Godheit. Het schynt dat de Inwooners van Florida de Zon voor hunne Opperste Godheit erkennen, wier Godsdienst overeenkomst met dien van verscheidene Oude Heidenen, die de Zon voor de Grootste en Machtigste aller Weezens gehouden hebben. De Zemes der Indianen van 't Eilandt Hispaniola waren onderworpen aan een eeuwig, onveranderlyk, en oneindig Weezen. Met een woordt gezegt, gemakkelyk is 't te bemerken, dat 'er in alle menschen een grondt van natuurlyke redenkaveling is, leerende hen dat zy van een Oppermagt moeten afhangen, die het menschelyk vermogen verre overtreft; en hoe verre de oeffening der allerwildste onder de Amerikaansche Afgodendienaars van dit Denkbeeldt schynt af te wyken, men ondervindt echter, dat het niet nodig is veele overtuig-redenen te gebruiken, om hen tot dien grooten grondregel te brengen. De weinige kennis, die de AmerikaanscheGa naar margenoot+ Afgodendienaars van een Opperste Weezen behouden hebben legt verzoopen, om zoo te spreeken, in een oneindig getal van belagchelyke en onbeschaafde vertellingen, en sprookjes; alle natuurlyke gevolgen der valsche Denkbeelden, die zy zich van deszelfs natuur en bestaanlykheit gemaakt hebben. Men kan niet ligt iets wezentlyks bybrengen, om den Oorspronk van deeze vertellingen waar te maaken, en te bewyzen, dat de vreemde verwarring hunner Denkbeelden iets anders zy, dan de uitwerking van eene ongeregelde verbeelding, en van eene onweetenheit, die onder hen sedert verscheidene eeuwen geheerscht heeft. WyGa naar margenoot+ hebben hier omtrent noch eene Aanmerking te doen: namelyk, dat wanneer men het Denkbeeldt deezer Volkeren van een Godtheit, en de hoedanigheit die zy aan dezelve toeschryven van naby beschouwen en overweegen, zoo zal men bevinden. I. Dat zy zich als de Kinderen een Godt verkiezen, die met het vermogen van hun verstandt overeenkomt. II. Dat zy denzelven Godt doen werkzaam zyn, in gelykformigheit van hunne eigene oeffeningen, en genegenheden. III. Dat zy zyne almagt doen bestaan, in hen alles te geeven 't geene deeze genegenheden kan voldoen. IV. Dat het hoogste geluk van deeze Godtheit bestaat in een volmaakt genot van 't geene het voorwerp van 't geluk uitmaakt der geenen die hem hulde doen. V. Dat deeze Denkbeelden van de Ouders tot de Kinderen overgaan, en dat het schynt dat dezelve altoos op de plompheit en onbeschaafdheit der eerste Bewooners van Amerika zyn voortge queekt en onderhouden. Wy hebbenGa naar margenoot+ 'er onder ons het voorbeeldt van. Een onweetende Vader willende aan zyn Kindt, dat naaulyks begint te spreeken, een Denkbeeldt van Godt geeven, zoo zal hy het dien Godt, als het Machtigste van alle Weezens voorhouden, doch altoos daar nevens | |
[pagina 13]
| |
eenige hoedanigheden en zwakheden die iets menschelyks bevatten, byvoegen. Indien het kindt speelachtig is, zoo zal de Vader, om het te doen gehoorzaamen, en zyn pligt waar te neemen, zeggen; zoo gy zoet zyt, zal ons Heer u speelgoedt geeven, en zodanig zyn alle de beloften of bedreigingen van zulke Ouders. Zy zullen tegen hunne kinderen niet spreeken als van weezendlyke vermaakelykheden, lekkernyen, malligheden, en hondert andere diergelyke kinderachtigheden, daar zy somtyds geheel stemmig dit Eeuwig Weezen zullen tusschen beiden invoeren, daar zy zelfs zodanig eene onvolmaakte kennis van hebben. Terwyl zy nu dit Godlyk Weezen dus eene lichaamelyke gedaante, doch veel schoonder en volmaakter dan die van hun eigen, geeven, zullen zy het zelve alle de hartstogten toeschryven die hen regeeren, en niet nalaaten eenige gebreken daar onder te mengen, die hunne onweetenheit hen altoos voor goede hoedanigheden aangezien heeft. De kinderen aldus in deeze denkbeelden opgebragt, en ontbloot van de middelen die hun eene beter kennisse konden deelachtig worden, dan deeze die zy in hunne kindsche jaaren gekregen hadden, voegen allenks hunne eigene buitenspoorigheden by den geenen die zy reeds ingezogen hebben. Wy gaan noch verder. Laat ons eens onderstellen dat een Christen Vorst zyne Onderdaanen verbiedt eenig verstand te houden met hunne Nabuuren, dat hy hen de boekoeffening belette, dat hy de konsten en weetenschappen uit zyne Landen verbant, en dat hy hen beveelt, hun leeven door te brengen met jaagen, en door bosschen en velden te loopen enz:; en dat zyne Opvolgers zyn voorbeeldt naaukeurig opvolgen; zoo durven wy wel zeggen dat na twee of drie eeuwen dit Volk, alzoo woest als die van Brazil, de Zwakke indrukselen van hunnen Godsdienst zal vermengd hebben met de allerplompste buitenspoorigheden, en dat hunne onweetenheit zich op den voet van die der Nieuwe Waereldt zal gebragt zien. Hier uit is ligt te besluiten dat de Amerikanen niemant als hun eigen zelven nodig gehad hebben om hunne valsche grondstellingen in te voeren, en dat zo 'er al eenige overeenkomst tusschen hen en de Afgodendienaars van onze Waereldt waare, ten aanzien van het denkbeeldt dat zy zich van 't Opperste Weezen maaken, zoo kan het maar gevallig zyn. Eveneens is 't ook met de denkbeelden gelegenGa naar margenoot+ die zich de Amerikanen van het Paradys, en van de Helle gemaakt hebben. Die van Canada gelooven dat zy na hunne Doodt in schoone groene Velden gaan zullen, met allerlei soort van boomen, bloemen, en vruchten voorzien. Ook laaten zy niet na in hun Paradys te stellen, de Jagt, en den Koophandel van Beeste vellen. De VirginianenGa naar voetnoot(a) staan het Paradys niet toe dan aan hunne eigene Inwooners; echter zoo hebben ze, volgens getuigenis van een ander Schryver, (hier beneden aangehaalt) met de Onsterflykheit der Ziele ook eenig denkbeeldt van de Wederopstanding der Lichaamen. ‘Zy hebben, zegt hy, verscheide vertellingen van zekere menschen die wederopgestaan zyn.... als van eenen.... die na zyne doodt naby den ingang van Popogusso, dat hunne Helle is, geweest was, maar dat hy door een God behouden wierdt, en verlof kreeg om weder naar de Waereldt te keeren, en zyne vrienden te zeggen wat zy doen moesten om niet in die elendige quelling te geraaken’. Deeze Popogusso of Helle der Virginianen, gelyk gezegd is, is een groote poel of gracht, die zy in 't Westen van hun Landt plaatsen, alwaar zy zeggen dat hunne Vyanden altoos branden. De Brasilianen, die in eene luchtstreek die zeer warm is, gebooren worden, en bequaam om de vrolykheit in te boezemen, die de Reizigers in 't Algemeen in den aart deezer Volkeren aanmerken, verzekeren ‘Ga naar voetnoot(b) dat de zielen der geenen die vroomelyk geleefdt hebben, zullen achter de hooge Bergen by de zielen hunner voorouderen gaan, en met hun in aangenaame Hoven woonen, alwaar zy altoos lagchen, zingen en springen zullen; want vroomelyk geleefd te hebben is by hen, zyne Vyanden gedood en opgegeeten te hebben.’ De Natuurlyke dapperheit van dit Volk doet hen als verdoemelyk den geenen aanzien die eerloos geleefd hebben, en zonder zorge gedraagen te hebben om zich tegen den Vyandt te verweeren. Zy geeven dezelve aan den Duyvel over, en gelooven dat hy hen eeuwige pynen zal doen gevoelen. Met een woordt alle deeze Volkeren maaken de straffen en vergeldingen van | |
[pagina 14]
| |
de andere Waereldt gelykmaatig met de denkbeelden, die zy bekomen, of zich zelven van de deugdt en van de ondeugdt gemaakt hebben, insgelyks van 't geluk, en ongeluk van dit leven, en hier in bestaat alleenlyk hunne overeenkomst met de Oude en Hedendaagsche Heidenen onzer Waereldt. Wy oordeelen het onnoodig de overeenkomst verder aan te haalen, en dat de menschen hunne nabuuren weinig van noden hebben om vreemdigheden en ongerymdheden in het Landt op te hoopen. Men denkt op een ander leven volgens het gebruik en de gewoontens die men in dit leven gevolgd heeft; om dit toe te stemmen, heeft men maar eenigzins te letten op de natuur der Elizeesche Velden, en op den Tartarus der Alouden, en op den Surgam en Patalam der Oost-Indianen enz: Deeze denkbeelden zyn tot in andere Godsdiensten overgegaan, en onder Volkeren die niet voor zoo woest gehouden worden. Het Paradys der Mahometaanen is 'er een Voorbeeldt van: en de Christenen zelfs konnen niet nalaaten, wanneer zy de Helle en het Paradys zullen verbeelden, daar toe de allervleeschlykste denkbeelden te gebruiken. Ga naar margenoot+ Uit al het geene wy hier gezegd hebben, besluiten wy dat alle Volkeren der Waereldt de noodzaakelykheit ondervinden van een Opperste Weezen te aanbidden. Deeze noodzaakelykheit onderstelt eene afhankelykheit van den mensch, en bygevolg op wat wyze men zich dit Weezen verbeeldt, zoo moet men zich het zelve altydt grooter verbeelden dan zich zelven. Deeze afhankelykheit doet de allerwoesten eenige kennis van de zonde krygen, en toont hen de noodzaakelykheit der gebeden, en van de bekeering. Men moet zich de Godheit trachten genegen te maaken, en zich met de zelve verzoenen. De zonde sleept de straffen na zich; maar de Verzoening, die de oeffening der Deugden onderstelt, doet in tegendeel vergelding hoopen. De Amerikanen hebben deeze denkbeelden behouden, die ongevoeliglyk tot de Onsterflykheit der Ziele opleidden, en zelfs tot de Wederopstanding der Lichaamen, waarvan een gedeelte deezer Volkeren niet onkundig is geweest. De Peruanen, meer verlicht dan de andere Volkeren der Nieuwe Waereldt, ziende dat de Spanjaarden de Doode lichaame der Yncas weder opgroeven, om hen van de rykdommen daar zy mede versierd waaren te berooven, baden hen vieriglyk dat zy de beenderen toch niet zouden verspreiden, vreezende dat zulks hen mogt beletten weder op te staan. Het is waar dat de Amerikanen deeze zoo zuivere en eenvoudige grondstellingen door de vermenging der allerschriklykste buitenspoorigheden berdurven hebben; 't welk ons zoo vreemd niet moet schynen dat zulks onder hen geschied, alzoo zy met recht ons zouden konnen verwyten dat wy met alle onze verlichtingen dikwils in 't zelfde misdryf gevallen zyn. De Offerhanden en BewierrookingenGa naar voetnoot*Ga naar margenoot+ waren maar alleen by de Volkeren van Mexico, en van Peru in gebruik. Deeze wyze van Godt te dienen, by alle Volkeren der Waereldt voor Christus geboorte vast gesteld, konde wel by Overlevering in Amerika sedert de aankomst der eerste Volkplantingen onderhouden geworden zyn. Wat de slagting van menschen belangt, die de Altaaren der Volkeren van de eene en andere Waereldt, met bloedt bemorst hebben, moeyelyk is 't om 'er iets van met grondt te zeggen; zou men wel het minste denkbeeldt van menschelykheit in de wreedheit deezer Offerhanden konnen vinden? Nochtans is 't waarschynlyk dat de eerste Offerhanden van die natuur, zyn geofferd geworden om de Goddelyke barmhartigheit in sommige ongelegenheden te verkrygen, waarin men tot het storten van menschen bloedt zyn laatste toevlugt nam, wanneer 'er niets anders bequaam was om de vertoornde Goden te bevredigen. Dit is mogelyk het redelykste dat men hier van kan zeggen, en zelfs schynt het dat men den oorsprong die men aan deeze gewoonte geeft, kan goed maaken, door de doodt der afkomelingen van den Koning Saul. Het is ook waarschynlyk dat in 't vervolg deeze barbaarsche Offerhanden onderhouden wierden ter gedachtenis van het geval dat dezelve 't allereerst in 't gebruik bragt; en nademaal ten aanzien van de valsche Godtsdienst, het menschelyk verstandt veel liever zich bedient van de overmaat, dan van de juiste bepaling, zoo heeft men niet konnen besluiten van deeze wreede Godsdienstigheit af te gaan; en men offerde den Vreemdeling en den Vyand aan zyne Goden op. Zodanig konden de beweegredenen van een Godsdienst zyn, waar door de haat, hoogmoedt, en bygelovigheit even zeer bevoorrecht wierden, en die by gevolg in Amerika kan vast gesteld zyn, zonder dat 'er deeze Volkeren het denkbeeldt van aan andere Volkeren hebben behoeven te ontleenen. Wy oordeelen ook, dat men onder | |
[pagina 15]
| |
den rang van deeze Offerhande moet stellen, de doodt die de Brasilianan en de andere Volkeren van Amerika hunne Gevangenen aandoen. |
|