Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
F.M. la Care sculp. 1723.
| |
Historische verhandeling Over de hedendaagsche godtsdienst-plichten En gewoontens Der afgodische volkeren Van America.
| |
[pagina 2]
| |
ven hebben; dat zy de Kaap de Goede Hoop zyn voorby gezeilt; dat Yslandt hun is bekent geweest met den naam van Thule, dat zy tot in den Hyperborischen Oceaan of de Yszee gekoomen zyn; dat zy de Kaap Tabin verre aan geene zyde de Rivier Oby ontdekt hebben: maar dit alles kan niet in vergelyking gestelt worden met de ontdekkingen der hedendaagsche Volkeren. En schoon zelfs de eersten al een grooter kennisse hier van hadden gehad dan men hun gewoonlyk toeschryft, zouden zy echter in geen staat zyn geweest, om zig daar van ten nutte te konnen bedienen, aangezien de traagheit en gebrekkelykheit hunner Scheepsvaart, 't welk elk een moet toestaan; hunne weinige kennis van de Winden, en het vooroordeel, dat by hen huisveste, aangaande de Zona torrida of verzengde Lugtstreek, die zy geloofden onbewoondt te zyn; zonder noch te spreeken van hunne naaubepaaldeGa naar margenoot+ wetenschap der Astronomie of Starrekunde. Dit alles is een klaar bewys, dat zy niet in staat waren, om lange onderneemingen op Zee te doen, en bygevolg ook geen kennis, als by geval konden bekoomen, van de Landen, die zo verre afgelegen als Amerika waren. Het is onnoodig alhier te herhaalen, 't geen over deeze stoffe reeds is gezegd, of ons uit te breiden over een onderwerp, 't welk ons te verre zoude afleiden, indien wy het zelve zouden willen opvolgen; maar het zal genoeg zyn te zeggen, dat wy geene de minste schyn zien, dat de alouden eene geregelde verstandhouding hebben gehad met de Bewooners van het vaste Landt, 't welk wy de Nieuwe Waereldt noemen; of dat zy ooit het voorneemen gehadt hebben van eenige Volkplantingen derwaarts te zenden. Derhalven konnen de voorzeggingen van Seneka den Treurspeldichter, noch het geen men byGa naar margenoot+ AElianus, Plato en anderen, aangaande de onbekende Landen leest, niet anders aangemerkt worden als bloote gissingen, of uitwerksels hunner inbeelding. Doch op wat wyze Amerika is bevolkt geworden, of wanneer; of hoe dit Waereldsdeel zyne voorige gesteldheden heeft verlooren, en eene verstandhouding verzuimt, die van de Ouders op de Kinderen by overlevering geduurzaam konde gebleeven hebben; zulks is ons onbekent. Wy zullen hier omtrent eenige Aanmerkingen ter nederstellen, die voornaamentlyk op den oorsprong der Amerikanen zien zullen: waarna wy zullen overgaan tot eenige andere, raakende de overeenkomst der gewoonte van deeze Volkeren met die van ons Waereldsdeel. Purchas, is in zyne Verzameling der Reizen,Ga naar margenoot+ van gedachten, dat Amerika eerst zedert weinige eeuwen is bewoondt geworden, en grondt zich daar op, dat dit vaste Landt in den tydt, wanneer het eerst ontdekt wierdt, zoo volkryk niet was, als het behoorde te zyn geweest, indien het zelve van Abrahams tyde, of zelfs maar van Christus Geboorte af, was bevolkt geworden. Indien het waar is, dat dit vaste Landt al van de eerste tyden der waereldt af waare bewoondt geweest, hoe komt het dan, vraagt hy, dat 'er in 't midden van Amerika zoo veele leedige plaatsen gevonden worden? en waarom zouden deeze Landen, anderzins zoo schoon, vruchtbaar en vermaaklyk, geen meer Volkplantingen ontfangen hebben, daar zy zulks in der daadt oneindig meer waardig waren, dan de Noordlyke gedeelten van Europe en Azië? De Mexikanen, die zich het oudste Volk van Amerika beroemen te zyn, en zeggen, dat zy zelfs Volkplantingen naar Chili en Peru gezonden hebben, konnen geen meer Oudheit bereekenen dan van tien Eeuwen. Maar alle deeze redenen zyn niet overtuigende genoeg I. Alzoo het welGa naar margenoot+ zyn kan, dat het Menschen-eeten van de meeste deezer Volkeren, de bloedige Oorlogen die zy malkander gestadig aan deeden, als mede hunneGa naar voetnoot(a) Offerhanden van menschen, sedert zoo langen tydt, niet weinig oorzaak van de weinige bevolking in deeze nieuwe Waereldt zyn geweest. II En schoon het waar is, dat de Historie van Mexico en Peru, twee der voornaamste Koninkryken van Amerika, zich niet zeer verre uitstrekt; zulks is geen genoegzaam bewys, dat deeze twee Landen geduurende den tydt van vier of vyf duizend jaaren woest en onbewoont zouden gebleeven zyn: en zoude men niet veel eer mogen gelooven, dat de wreedheit der eerste Bewooners, de laatsten heeft belet zorge te draagen, dat aan de Nakomelingen de Historie van hunnen oorspronk wierde medegedeelt? De Kronyken van het grootste gedeelte der Europische Volkeren gaan niet verder dan tot den tydt der Romeinsche Republyk, en de vermaarde Odin, Wetgeever der Noordlyke Landen, kan bezwaarlyk twee duizend jaaren der Oudheit rekenen. Rome en Griekenlandt gaan wat verder, doch konnen echter naaulyks meer dan duizend jaaren als andere Volkeren van Europe tellen; want anders vindt men om- | |
[pagina 3]
| |
trent vroeger tyden by hen niet dan verdichtzelen en dwaalingen. Om kort te gaan, geen Natie der Waereldt, uitgezondert de Jooden en Chineezen, kan zich beroemen op eene verzeekerde Historie van vier duizend jaaren; en noch is men genoodzaakt den Chineezen oneindig veel geschiedenissen en andere zaaken toe te staan, die men hen niet kan tegenspreeken, by gebrek van eene genoegzaame kennis hunner Historiën, en voortgang hunner Weetenschappen. Aan de andere zyde zal men bezwaarlyk konnen gelooven, dat de Volkplantingen der Volkeren in Amerika geen werk van veele eeuwen geweest zy; wanneer men aanmerkt, dat de Spanjaarden, ten tyde hunner eerste ontdekkingen, de Eilanden van Amerika al immers zoo bevolkt gevonden hebben dan het vaste Landt; en ook zoo men acht geeft op die groote verscheidenheit van spraaken, die 'er de Reizigers hebben opgemerkt, welke zekerlyk in den tydt van zeven of agthonderd jaaren zich zoo verre niet kan uitgebreid hebben. Die geenen die den voortgang der leevendige Taalen, of die by een gansche Natie gesprooken worden, hebben waargenoomen, weeten wel, dat het Fransch, Italiaansch, Engelsch, en eenige andere ontleende taalen van 't Latyn, aloud Saxisch, of Hoogduitsch, eerst sedert agt of tien eeuwen opgerecht zynde, tot noch toe de gewisse kenteekenen van haaren oorsprong behouden hebben; 't welk ook een krachtig bewys is van de Oudheit der Amerikaansche Taalen, welkers verscheidenheit mogelyk ook wel de vrucht van de eerste verwarring der Taalen is geweest. Ga naar margenoot+ Zeer waarschynlyk is 't, dat de eerste Volkplantingen van Amerika te Lande derwaarts gedaan zyn, en zoo 'er al mogten van Overzee zyn aangelandt, is zulks meer by geval dan voorbedachtelyk geschied. Mogelyk zyn eenige Matroozen van Foenicië of Karthago,Ga naar voetnoot(a) door storm alhier aan Landt geworpen, genoodzaakt geweest zich 'er neder te zetten, en dat zy vervolgens hunne taal, en de weinige kennis, die zy van de Konsten en Weetenschappen hunnes Landts hadden, vergeeten hebben; 't welk des te ligter te gelooven is, om dat de Zeevaarende Lieden van oudts af zeer onweetende en byna woeste menschen zyn geweest. De Peruanen behielden voor deezen noch eenige tekenen deezer gedwongen Zeevaart: De eerste Spaansche Schryvers, die de overblyfselen hunner Historie verzameld hebben, gewagen van eenige menschen van andere Zeekusten gekomen, die vervolgens het Landt overmeesterden. De Overlevering deedt hen voor Reuzen te boekstellen, menschen die hun ongemeen en zeldzaam van af komst voorquamen; en misschien waren het wel in der daadt Reuzen, alzoo men verzeekert, dat men schrikkelyke groote Geraamtens aan den kant van Puerto Vieio, en in het Dal van Tumbez heeft opgegraaven. Een zeeker Geleerde, door deeze ontdekking bekoort, zoude deeze Reuzen een overblyfsel der kinderen Anacs, waar van in het Vde. Boek Moses gesprooken wordt, noemen, en vervolgens daar uit voor weer en windt staande houden, dat de arme Kanaäniten door Josua verdreeven, naar Peru zouden gevlugt zyn. Maar om met ernst te spreeken: De Sloepen, Praauwen, en Canoos, alle kleine en zwakke vaartuigen deezer Volkeren, zyn naaulyks bequaam om een togt van eenige mylen uit te staan; geene Azianen, Afrikanen of Europeanen hebben het ooit gewaagt eene lange Zeereis met diergelyke vaartuigen te doen: en dewyl het niet blykt, dat by de Westindianen ooit een ander soort van vaartuigen is bekend ge- | |
[pagina 4]
| |
weest, zoo is 't licht te vermoeden, dat wanneer eens eenige ongelukkigen door storm en onweder, op een woeste kust der Nieuwe Waereldt wierden geworpen, zy wel haast genoodzaakt zyn geworden, hunne voorige levenswys te vergeeten; en deeze schade door de voortteeling van hun geslacht in die Landen te herstellen, daar het geval hen tegens dank gevoerd hadt. Ga naar margenoot+ Met meer grondt is 't, dat deeze eerste Volkplantingen der Nieuwe Waereldt gezegt worden te Landt geschied te zyn; wordende daar door de zwaarigheden, die men konde tegenwerpen, aangaande de overkomst der wilde dieren, weggenoomen. Nochtans kan men niet zeggen, wanneer deeze overgang zoude zyn geschied, en mogelyk is dezelve al zoo oudt als de Zundvloedt, waar van de PeruanenGa naar voetnoot(a) eenige kennis schynen behouden te hebben; zynde dit het eenigste staaltje, dat by hen van de geschiedenis der eerste Oudheit overgebleeven zy; want de Peruaansche Jaarboeken bevatten naaulyks de Geschiedenissen van vierhondert jaaren. Maar wat zyn dit voor Jaarboeken? Deeze zogenaamde Jaarboeken, zyn de Guappas of Quippos, een zeker soort van koorden met knoopen, om de tydgevallen te beteekenen, waar van wy in 't vervolg spreeken zullen: Doch eer wy ons verder over den oorsprong der Amerikanen uitlaaten zal het gevoeglyk zyn, eens te onderzoeken of die gewaande overeenkomst, welke men vindt tusschen de zeden en gewoonten der Amerikanen en die der Foeniciers, met reden het gevoelen kan onderschraagen, dat de eerste van de laatste afkomstig zouden zyn. Wy willen hier niet spreeken van de overeenkomst die men gevonden heeft, in de gewoonte van in hutten te woonen, en van woonplaats te veranderen: hierin komen mede de Amerikanen met de Nomaden, Scenitische Arabiers, Schythen enz: als met de Foenciers overeen. Ook kan de vergelyking diemen van de Afgodery deezer Volkeren maaken kan, mede geschieden met die der andere Volkeren onzer Waereldt. Doch het zoude een merkwaerdiger overeenkomst zyn, indien men dezelve konde waarmaaken. Die der taalen is 't; zonder hier geene Lettergeleerdheit, die de Woord-Onderzoekers in overvloed opdissen, te berde te brengen, zoo zullen we alleenlyk zeggen, dat een dozyn woorden, wier klank en betekenis dezelfde zyn in de Taal van twee afgelegene Volkeren, niet genoeg is om te bewyzen dat dezelven uit eenen stam gesprooten zyn: maar echter indien het waar is, dat de Kartaginensen na de ontdekking der Hesperides, het vaste Landt van Amerika opgedaan hebben, zoo kon het wel zyn, dat zy 'er met een gedeelte van hun Volk mede hunne Taal gelaaten hadden, die byna onder de Taalen der Amerikanen, een dozyn woorden uitgezonderd, versmolten konnen zyn. Tot ondersteuning van deeze stelling, zeggen wy: schoon wy ten vollen overtuigt zyn, dat de Bevolkingen van Amerika te Lande zyn geschied, en dat 'er Afrikaansche Foeniciers zeer weinig deel aan hebben gehad. I. zeker is 't dat de Taale der Foeniciers zodanig in Afrika verdorven is, dat dezelve een brabbeltaal wierdt, gemengt met de Lybische, en andere Taalen der nabuurige Volkeren. II. Deeze taal, dus verbasterdt, in Amerika overgebragt, door een klein getal volksGa naar voetnoot(b) dat zich aldaar ter neder zette, is ongetwyffeldt wel haast gansch verlooren geraakt, met slechts eenige kleine overblyfselen van de zelve na te laaten. Men zal dit ligt voor beuzeltaal aanneemen, maar de zaak is echter niet onmoogelyk. En zal ook een Geleerde durven zeggen dat de Taalen der naastgelegene Landen van Afrika niet vermengd zouden zyn met eenige verdorvene Punische, Lybische, of zelfs Kantabrische woorden; en wie kan zich beroemen van den Aart en Oorspronkelykheit deezer Amerikaansche Taalen in den grondt genoeg onderzocht te hebben, om vervolgens te oordeelen dat men in dezelve geene overblyfselen der landspraake van Afrika, en andere plaatsen door de Karthaginensen in Spanje bezeten, vindt? Men zoude dit vermoeden veel verder konnen trekken, indien de Taale der Antilles met de onderbrenging van de Inwooners deezer Eilanden, door de Spanjaarden niet waare te gronde gegaan. Eenige Schryveren zyn van gevoelen dat deGa naar margenoot+ Amerikanen hunnen Oorsprong verschuldigt zyn aan de verstrooying der tien Stammen Israëls, waarvan wy eenig gewag in de Be- | |
[pagina 5]
| |
schryving van de Kerkzeden der Jooden maaken Het is wel waar dat men eenige tekenen van 't Joodendom in Jucatan, en langs de kusten der Zuid-zee gevonden heeft, als by voorbeeldt: een soort van Besnydenis, die echter wel de noodzaakelykheit tot oorzaak kan hebben, zonder dat men dezelve in het Joodendom behoeft te zoeken.Ga naar voetnoot(a) Emanuel de Moraes, een Portugees, langen tydt in Amerika gereist hebbende, heeft getracht te bewyzen, dat de Jooden en de Karthaginensen de eerste Voorvaderen der Amerikanen zyn geweest. Wy hebben zoo even het gevoelen van deezen Schryver aangaande den Overtogt der Karthaginensen aangemerkt. Zie hier wat hy bybrengt, om dien der Jooden naar Brazil te bewyzen. De Brazilianen, zegt hy, trouwen nooit als in hun eigen geslacht, gelyk de Jooden insgelyks deeden, en elk in zynen Stam. Wederzyds noemen zy hunne Oomen Vaders, en hunne Moeien Moeders, hunne Neeven Broeders enz: Beide brengen zy een maandt lang in den zwaaren rouw door, draagende tabberden die hen tot op de hielen hangen. Alle deeze overeenkomsten, waarvan eenige gansch gedwongen, en andere geheel valsch zyn, komen ons van weinig belang voor; en wy laaten 'er den Lezer van oordeelen. Ga naar margenoot+ De Groote GrotiusGa naar voetnoot(b) wil, dat de Amerikanen van Panama uit Noorwegen oorspronkelyk zyn. Deeze Noorwegers gingen eerst naar Yslandt over, van daar quamen ze in Groenlandt door Frischlandt; van Groenlandt verspreidden zy zich in Estoti-Landt, 't welk een gedeelte des 't vaste Landts van 't Noordlyke Amerika uitmaakt, en van daar zonden zy Volkplantingen naar de Landt-engte van Panama. Men moet toestaan, dat het een bewyzelyke zaak schynt te zyn dat de Volkeren van Panama en Mexico uit het Noorden afkomstig zyn: namelyk door de Overlevering der Mexikanen, die eertyds aan de Spanjaarden verklaarden dat hunne Voorouderen uit het Noorden gekoomen waren. Wat Estotilandt aangaat, men zegt dat aldaar een Stadt is, Norumbegen genoemt, die in haare benaaming noch eenige teekenen van den doortogt der Noorwegers behouden heeft; doch 't geen dit zeggen vernietigt, is, dat 'er niet de minste blyk van een Stadt in de Noordlyke deelen van Amerika gevonden wordt; en als men die geenen daar van uitzondert die in Steden door de Europeers gebouwt, woonen, zo hebben de Inboorlingen des Landts aldaar maar eenige Dorpen van een zeker getal haartsteden; 't welk verders Zeni de eerste ontdekker van Frischlandt en Estotilandt van deeze ontdekkingen verhaalt, schynt een Roman niet min fabelachtig als de Ontdekking van het Zuidlandt door Sadeur beschreeven. De Laat, in zyne VerhandelingGa naar margenoot+ van den Oorsprong der Amerikanen, schynt ons de Redenen, die Grotius om te bewyzen bybrengt, dat de Volkeren van Mexico en Panama uit Noorwegen oorspronkelyk zyn, zeer wel wederlegt te hebben. Wat nu de Peruanen, en andere VolkerenGa naar margenoot+ van het Zuidlyke Amerika betreft, Grotius meent te konnen bewyzen dat dezelve uit China oorspronkelyk zyn. Het levendig en doordringend vernuft van den een en anderen, hunner beider Afgodendienst ten aanzien van de Zon, de Zinnebeeldelyke letteren deezer twee Volkeren, en voornaamelyk de reis van Mancocapac, die van Overzee quam om Peru te bevolken, en de Wetgeever van deszelfs Inwooners wierdt; alle deeze bewyzen hebben deezen Grooten Man bequaam gescheenen om zyn gevoelen te beweeren. De Laat antwoordt hier op, dat deGa naar margenoot+ Peruanen nooit by de bequaamheit der Chineezen iet hebben konnen haalen, en dat men in Peru op verre na zodanige schoone werken niet als in China vindt: maar men kon hem hier op wel tegenwerpen, dat 'er niet uit volgt, dat de Peruanen van de Chineezen niet ontsprooten zyn; De Peruanen zouden immers het eerste Volk niet zyn geweest, dat van zyn geslacht ontaardt is. Hy voegt 'er by dat zy voor de aankomst der Spanjaarden geheel onkundig van het gebruik der Zeilscheepen waren, en dat het niet waarschynlyk is, dat de Peruanen geheel hun Vaderlandt en de kunst der Scheepvaart zouden vergeeten hebben; voornamelyk zoo men in acht neemt dat, ter oorzaake van de winden die gemeenlyk onder de Linie Oost waayen, het gemakkelyker is van Peru in China te komen, dan van China in Peru. De Chineesche Jonken zyn niet bequaam om zoo een ruimen Oceaan tusschen China en Peru over te vaaren, en ook was het den Chineezen beeter gelegen te Mexico Volk aan landt te zetten, als leggende veel nader by China. De aanbidding der Zon by de Peruanen komt gansch niet overeen met den Afgodendienst der Chineezen die aan dit Hemellicht gansch geene Gosdienstigheit betoonen: daar het zelve door verscheidene Volkeren van het Noordelyk Amerika wordt aan- | |
[pagina 6]
| |
gebeden: waar uit waarschynlyk te vermoeden is, dat de Peruanen door de Landtengte van Panama hier heenen gekomen zyn. Het is te verwonderen dat Grotius dit Volk de wetenschap van schryven toeschryft; naardien de Yncas Garcilasso uitdrukkelyk in zyne Beschryving zegt, dat zy deeze kunst geheel ontbeerden. Mancocapac was ook geen Chinees: De Peruanen zeggen dat hyGa naar voetnoot(a) gebooren is uit een Rots, die zy noch heden digt by Cusco toonen. Ga naar margenoot+ Men moet bekennen dat de Oorspronk der Amerikanen zeer duister is; en dezelve zoude veel klaarder zyn geweest, indien dit Volk in den beginne zoo woest niet waare geweest, of indien zy in 't vervolg geweeten hadden, van welk een hulpmiddel de Volkeren van onze Waereldt tot behoudenis hunner Historie zich bedienden. Gansch Amerika levert ons geen een Gedenkteken uit; De Inwooners leefden om zoo te zeggen, maar by den dag, zonder zich met hetGa naar margenoot+ voorledene of toekoomende te bemoeyen, en aldus leeven de Wilden noch, die in de Gewesten alwaar de Europeërs nooit toegang gehad hebben, zich onthouden. Maar laat ons ons eigen gedrag eens onderzoeken: is mede onze eigen Oorsprong wel zeer klaar? Weet men wel te recht dien der Franschen, Spanjaarden en Hoogduitschen? Is de duisterheit der eerste Bewooners van Europe wel te doorgronden? Immers neen. Het eenigste onderscheid dat 'er is, tusschen de Amerikanen en ons, is, dat het Christendom de Tydperken onzer Historiën vast gestelt, en ons genoodzaakt heeft, om zoo te spreeken, de fabelen en wonderen van 't Heidendom 't welk voorgegaan is, over te laaten aan de lettergeleerdheit der Uitleggeren. De tydt der Europische Afgodendienst is een onuitputtelyke bron van Gissingen en Verdichtselen, daar de Grieken en Romeinen, gelyk wy gezegd hebben, niet vry van zyn; dewyl men de oprechte Historie der Grieken geen verder aanvang kan doen neemen, dan van de eerste Olympiade, en die der Romeinen van de Grondlegging hunner Stadt Rome. Zie hier echter eenige vermoedens raakende den Oorspronk der Amerikanen. Het is waarschynlyk dat Amerika eenige eeuwen na de Zundvloedt alzoo bevolkt geweest is, als tegenwoordig. De oprechting van verscheidene Staten geschiedde gevolgelyk, doch naar maate dat de Huisgezinnen zich verdeelden, en dat de kinderen zelfs Vaders geworden van een talryk Nageslacht, zich genoodzaakt zagen uit het Landt, waarin zy gebooren waren, te vertrekken. Door deeze scheidingen, daar de Heerschzugt en de begeerte om Meester te zyn toen veel kon toebrengen, wierden de verscheidene Regeeringen geformeert. OndertusschenGa naar margenoot+ is het waarschynlyk dat Azië geene Volkplantingen uitzondt, dan nadat zy zich genoodzaakt vondt zodanige kinderen te verdryven die in staat wierden op zich zelven een gemeenschap te konnen oprechten. Deeze oprechtingen kon in den aanvang zeer gemaklyk geschieden; men begaf zich geheellyk tot den Landbouw over; men bragt zyn leven door met Vee te hoeden en aan te queeken, en door de middelen die deeze Landtbezigheden aan menschen, wier hartstogten noch nieuw waren, verschaften, is de eerste inneeming der Landen van Azië, en de zending der eerste Volkplantingen geschied. Een Herder, Hoofdt van een talryk Huisgezin, en Meester van verscheidene Kudden, die zich in Chaldea wel ter neder gezet hadt, zondt een van zyne Kinderen, of iemant anders die van hem afhing, eenige uuren verre van hem met een deel Ossen, Ezels en Kameelen af. Deeze Kudde voorttrekkende en weidende met kleine dagreizen, verwyderde allengs geheel van den eersten Eigenaar; vervolgens deezen hoop allengs grooter wordende, en de eene Kudde de andere voortbrengende, zoo wierdt deeze Herder, die te vooren maar een Gemagtigde was, in 't vervolg zelf Meester, en een Vader des Huisgezins: Deeze ontblootte zich weder van een gedeelte zyner goederen, en gaf de zelve in eigendom aan zyn Kindt dat hy weder afzenden wilde, of stondt die aan den eenen of anderen Gemagtigde af, die zich al verder wilde ter neder zetten. Wy verbeelden ons dat op deeze wyze in hondert jaaren tydts, Europe, Azië, en Afrika redelyk kon bevolkt worden, en in noch hondert jaaren kon insgelyks, op 't Vaste-Landt van Amerika geschieden. Laat ons eens onderstellen, dat ten tyde van de ZondvloedtGa naar voetnoot(b) Sem, Cham,Ga naar margenoot+ en Japhet elk twaalf kinderen hebben gehad, en dat deeze twaalf kinderen alle in staat geweest zyn binnen den tydt van vyftien of achtien jaaren na de Zondvloedt te trouwen, zoo zouden dezelve binnen twaalf jaaren tydts een Nakomelingschap van vier hondert twee en dertig personen konnen | |
[pagina 7]
| |
zien. Op deeze wyze konde Noach in den tydt van dertig jaaren het Hoofdt zyn geweest, van over de vyf hondert personen; en indien men aan ieder der Achterkinderen van Noach tien kinderen toestaat, zoo konnen deeze vierhondert twee en dertig personen weder in tien jaaren tydts vier duizend drie hondert en twintig kinderen voortgebragt hebben. Dit alles konde geschied zyn in den tydt van een halve eeuw: Derhalven, wanneer men voortgaat de zelve geduurig met tien te vermenigvuldigen, laatende telkens van de eene voortteeling tot de andere een tusschentydt van twintig of vyf en twintig jaaren, zoo konden Azië, Europe, en Afrika in den tydt van hondert en vyftig jaaren na den Zondvloedt bevolkt zyn geweest, met een getal van vier hondert twee en dertig millioenen menschen. Wy meenen dat zulks niet kan tegengesprooken worden, indien men slechts op den gewoonen loop der voortteeling acht geeft: het is wel waar dat men tien kinderen van elk Hoofdt des Huisgszins ondersteld, en dat 'er mogelyk geweest zyn die 'er zoo veel niet gehad hebben: doch het is ook zeker dat 'er wel onder waren, die 'er meer hadden, gelyk men noch wel in onze tyden ziet; en by aldien men acht geeft op 't geenGa naar voetnoot(a) Burnet van Tronchin en Calandrin te Geneve verhaalt, waarvan de ‘eerste op zyn 75ste. jaar 115. kinderen of personen aan zyne kinderen getrouwt heeft gezien, die Vader tegen hem moesten zeggen, en de andere op zyn 47ste jaar reeds 105. persoonen tot zyne Neeven of Nichten hadt, door zyne broeders en zusters verwekt’ wanneer men, zegge ik, deeze twee voorbeelden opmerkt, zal men bevinden dat onze reekening middelmaatig genoeg genomen is, in een tydt dat de elende en zorge des levens de krachten der menschen noch niet zeer hadden doen verminderen, noch de noodzaakelykheit hadt ingevoert van zich van 't huwelyk, het gewettigde middel der voortteeling, te onthouden, uit vreeze van zyn huisgezin niet te konnen voeden: maar, genomen dat de voortteeling der menschen geduurende den tydt van hondert en vyftig jaaren zoo menigvuldig niet geweest waare, als wy onderstelt hebben; en dat dezelve maar vierhondert millioenen kon uitmaaken; of dat men zelfs van deeze vierhondert millioenen noch dertig aftrok voor den geenen die vroeg gestorven, of door een geweldige doodt, ziekten of oorlogen, die waarlyk in die tyden zoo bloedig niet waren, omgekomen zyn; zo is het immers wel mogelyk, dat van deeze driehondert en twintig millioenen volks zich eenige millioenen afgescheiden hebben, om hun fortuin in Amerika te zoeken. Wyders onderstellende, dat de voortteeling door de moeijelykheden der reize en verandering van 't lugtgewest enz. niet weinig gekrenkt is geworden, zoo zal men echter bevinden, dat tien of twaalf millioenen menschen, in den tydt van vyftig jaaren in Amerika over de veertig millioenen kinderen konnen voortgeteeld hebben. Het geene wy hier zeggen, kan voor geen vreemde stelling gehouden worden, noch men moet ons hier tegen geene zwaarigheden inbrengen, die alle op den loop van het menschelyk leven in deezen tegenwoordigen tydt gegrondt zyn. In dien tydt hadden de menschen alle die ongeregeldheden noch niet verzonnen, die, met het leven te verkorten, mede de voortteeling stremmen. Het Landleven in de eerste eeuwen, de ongevoeligheit der Amerikanen, die van de Ouders tot de Kinderen en 't laatste Nakomelingschap is overgegaan, en de gerustheit deezer Volkeren, ontdaan van alle zorgen en bekommernissen, die ons verteeren, waren niet bequaam om de gezondheit der menschen te krenken, en hen voor den tydt te doen gryzen. Wy willen ons in deeze stoffe, die al te wydloopig worden zoude, niet verder inlaaten. Het zal genoeg zyn de mogelykheit, en zelfs de waarschynlykheit aangetoont te hebben, dat dit gedeelte der Waereldt omtrent hondert en veertig jaaren na den Zondvloedt, en eenige jaaren na de verwarring der spraken is begonnen bevolkt te worden. Deeze Volkplantingen geschiedden van 'tGa naar margenoot+ Noorden van Azië naar Amerika door Tartarye. Dit gevoelen wordt door verscheidene redenen ondersteunt. I. Men leest by HennepinGa naar voetnoot(b) ‘dat hy zich bevindende onder de Issatis en de Naduëssanen, aldaar vier Amerikanen in gezantschap by deeze Volkeren aanquamen. Zy hadden een togt van meer dan vyfhondert mylen uit het westen, afgelegt, en hadden vier maaneschynen gereist. Zy zeiden ook, (vervolgt die Schryver), dat hun Landt in 't Westen lag, en dat wy Oostwaart van hun lagen; dat zy geduurende dien tydt voortgetrokken waren, zonder zich op den weg op te houden als alleenlyk om te slaapen, en op de jagt hun levens onderhoud te vangen en te dooden’. Hier uit besluit Hennepin, dat 'er geen straat van Anian kan zyn, alzoo deeze Amerikanen verklaarden, ‘dat zy geen groot Meir overgekomen waaren. (dus noemden zy de Zee) | |
[pagina 8]
| |
zy verzekerden wyders, dat alle de Natiën die by hen bekend waren, en ten Westen en Noordwesten de Issatis woonden, geen groot Meir omtrent hunne wyduitgestrekte Landen hadden, maar alleenlyk Rivieren, loopende van 't Noorden door 't midden der Landen van de Volkeren naast aan hunne grenzen woonende, aan en ter zyde van 't groote Meir, in hunne taal de Zee genoemt, enz. deeze Volkeren bewoonden ongetwyffelt het Noorde van California, en strekten zich mogelyk uit, tot aan de grenzen van Oost-Tartarye, Japan en het Landt van Jesso. Dit vermoeden komt zeer waarschynlyk voor.Ga naar voetnoot(a) Het Noordlyke gedeelte van Japan is noch onbekendt, en men weet niet of het zelve een Eilandt is, of wel eenig Vast-Landt; of het aan 't Landt van Jesso vast is, of door een Zee-engte daar van afgescheiden. De Japonneezen weeten 't zelfs niet, of willen 't ten minsten niet weeten; zy zeggen, dat de Volkeren die hooger op woonen, namelyk ten Noorden of Noordoosten van hun, wildt en onhandelbaar zyn: echter bekennen zy, ‘dat dit Landt zeer groot is, en dat zy 'er wel zeer verre in voortgetrokken zyn, zonder een eind daar van gevonden te hebben, of te konnen verneemen op hunne reizen, of uit de verhaalen van 't Land-Volk, hoe verre het zich uitstrekt; schoon zy verscheidene reizen met dit oogmerk hebben ondernomen, zynde door gebrek van levensmiddelen genoodzaakt geworden telkens weder te keeren, zonder deeze ontdekking te hebben konnen voltrekken’. Dit alles onderstelt, dat zy aldaar verre togten hebben gedaan, en veel meer van deeze wyduitgestrekte Landstreek weeten, dan wy, die 'er slechts maar een gedeelte van by den naam van Jesso kennen. Nochtans moet dit een zeer aanzienlyk en groot Landt zyn, indien 't waar is, dat het zelve aan de eene zyde aan Azië, en aan de andere zyde aan Amerika grenst; 't welk volgens M. de Lisle een tusschenwytte is van duizend of twaalfhondert mylenGa naar voetnoot(b) tusschen het uitterste einde van California, en dat van Tartarye. Zie hier eene byzonderheit tot bewys, dat deeze Volkeren kennis hebben van Landen, die zich zeer verre ten Noorden, Noordoost, en Oost van Azië uitstrekken. Men leest in 't Verhaal van de Gezantschappen der Nederlanders in Japan, dat men hun een Landtkaart vertoonde, waar in men het Landt van Jesso aan Japan gelegen zag, 't welk zich aan de zyde der Provincie van Occhio uitstrekte; en de Kust van dit Landt strekte zich in 't Noordoosten naar Amerika uit. Men bespeurde in de zelve kaart geen het minste teken van de gewaande Straat van Anian, en by gevolg van geene gemeenschap der Noordzee met die van 't Zuiden. De Japonneezen lieten de Hollanders deeze kaart zien, om hen aan te toonen, dat het onmogelyk was ter Zee een reistogt naar Tartarye te konnen doen, gelyk zy zeiden, dat zy van voorneemen waren. II. Alle die een naaukeurige kennis derGa naar margenoot+ Westelyke gedeelten van Amerika hebben, zeggen, dat dezelve veel volkryker zyn dan de Oostlyke gedeelten, die naar den kant van Europe leggen; doch dit bewys alleen komt ons niet krachtig genoeg voor. Zie hier een veel krachtiger. Tartarye mag met recht genaamt wordenGa naar voetnoot(c) het Queekschool aller Volkeren.Ga naar voetnoot(d) Byna wordt de geheele Oude Waereldt tegenwoordig door de Noordsche Volkeren beheerscht; en deeze zyn alle oorspronkelyk uit Groot Tartarye; wiens Inwooners, gelyk de Volkeren van Amerika, van alle tyden gewoon zyn een arbeidzaam en onledig leven te leiden, en die voor 't meeste gedeelte geen vaste woonplaats houden, noch die niet goedvinden konnen zich binnen de muuren van Steden beslooten te zien. De geduurige invallen en strooperyen der Tartaren in de Landen hunner Nabuuren, en hunne hardnekkige oorlogen, verschillen weinig met die der Noordlyke Amerikanen. Met een woordt gezegt, dewyl de Tartaaren van tydt tot tydt geweldig in Europe en Azië ingevallen zyn; waarom zouden zy het ook niet in Amerika hebben gedaan? III. Behalven deeze gelykformigheit vanGa naar margenoot+ leefwyze, zoo vindt men ook veel gelykenis in hun weezen en gestalte. Hier tegen zal men zeggen, dat zy die na verloop van zoo veele eeuwen moeten verlooren hebben. Waarop wy antwoorden; dat immers de Amerikanen het weezen en de manieren der Tartaaren hunne Voorouderen konnen behouden hebben, 't welk wy bewyzen door het Volk van Lombardye, die van de oude Lombardiers of Longobarden niet | |
[pagina 9]
| |
veel ontaardt zyn, alzoo min als de Normandiers in Vrankryk, de Grenadiers afkomstig van de Mooren of Mauritanen in 't Koninkryk Grenada in Spanje, en de Turken gesprooten uyt Asiaansche Mooren. De hedendaagsche Lombardiers zyn in 't algemeen de sterk gebaardste mannen van Italië, in gelykheit der Oude Longobarden, die men zegtGa naar voetnoot(a) hunne benaaming van hunne lange baardenGa naar voetnoot* gekregen te hebben. De Gaskonjers en Languedokkers hebben de luide en sterke stem, en den trotsen zwier der Oude Gotthen hunne Voorzaaten behouden. De Spanjaarden hunne koelheit en hoogmoedigheit, welke allengs in een gesmolten, tegenwoordig de Spaansche deftigheit genaamt wordt, die zy met zich naar Napels hebben gebragt, en waar van zy een gedeelte aan de Inwooners der Nederlanden hebben overgelaaten. De Normandiers hebben de kleur, aart en streeken der Noordsche Volkeren daar zy uit gesprooten zyn, behouden. De Grenadeirs, en vooral die menGa naar voetnoot(b) Alpuxares noemt, hebben de behendigheit der Mooren geërft, en schoon zy Christenen zyn, zoo onthouden zy zich echter van den wyn, gelyk de Mahometanen. De Turken hebben een gedeelte van hunne Scythische manier, en het uitterlyke der Tartaaren in hunne Landen ingevoert, daar ze in 't vervolg als eigen geworden zyn. Aan de andere zyde kreegen de nieuw aankomende aldaar allengs den zwier, en de manier der plaatsen daar zy zich ter neder gezet hebben, en wierden in 't vervolg zodanig met de Inwooneren gelykformig, dat het niet mogelyk was hen te onderscheiden, ten waare men 'er zeer naaukeurig op lette. De weezens der Oude Volkeren kan men noch hedendaagsch erkennen aan die hunner afkomelingen; en alle de Staatsverwisselingen van Italië, geduurende dat het bloedt zoo dikwils van zyn eersten oorsprong verbastert is, zyn niet in staat geweest, om in de hedendaagsche Italianen zodanige trekken te doen veranderen, waar door zy konnen bewyzen, dat zy linierecht of van ter zyden afkomstig en nakomelingen der Oude Volkeren van Italië zyn Kortelyk, om het gevoelen der geenen te betwisten, die de Amerikanen gelooven oorspronkelyk uyt Tartaryen te zyn, zullen wy Frobisher tot getuige neemen, die zegt,Ga naar voetnoot(c) dat de Volkeren, die hy in 't Noordwesten van Europe op de Kust van Amerika vondt, ‘de zelfde gedaante der Tartaaren hadden, bestaande in lange zwarte hairen, breed van aangezigt, platten neus, en geele kleur; dat deeze volkeren omzwervende zyn, gelyk de Tartaaren, en in benden verdeeldt, zonder eenige vaste woonplaats, enz.’ Men zoude ook noch verscheidene gewoontensGa naar margenoot+ tot bewys konnen bybrengen, dat de Amerikanen oorspronkelyk uit Tartarye zyn: wy zullen 'er eenige van aanmerken. Wanneer het gebeurt, dat 'er by de Tartaaren, en by het grootste gedeelte der Volkeren van Amerika een Prins of een Cacique komt te sterven, zoo is de gewoonte van hun beide, met den zelven eenige zyner Huisbedienden te begraaven. Beide deeze Natiën versmaaden de rykdommen, den Koophandel en de Weetenschappen, en houden meer van jaagen, en verre togten, die zy zeer dikwils wel vier of vyfhondert mylen verre van hunne legerplaats doen. De Oude Noordsche Volkeren van Europe en Asië beschilderden zich het gansche lichaam, gelyk wy leezen in de Historie derGa naar voetnoot(d) Picten, volkeren van Scythië; wier gewoonte van zich te beschilderen zeer overeenquam met die welke onze Reizigers in Amerika aangeteekendt hebben, en voornaamelyk in Mexico en Florida. De Gotthen beschilderden zich mede het aangezigt en het gansche lichaam met vermillioen. Eindelyk de wyze van beoorlogen by verrassing, en in eene hinderlaage, zo zeer by de Tartaaren en by de Amerikanen in gebruik, de onverzoenlyke haatdraagendheit van beide deeze Volkeren, hunne verachting van de doodt, hunne gewoonte van de eerwaardigheit van Raadslieden te geeven aan de Oudsten des Volks, terwyl de jongsten en kloeksten ten Oorlog trekken, 't welk by verscheydene Tartarische Volkeren noch in gebruik is, en ook langen tydt by de Gotthen, en andere Natiën de gewoonte is geweest, uit het Noorden van Europe en uyt Asië gekomen; gelyk zulks ten allen tyde by de Amerikaansche Volkeren waargenomen wordt; de wreeden aart der eenen zoo wel als der anderen in 't drinken van 't bloedt hunner vyanden; de orde en voorrang der ouden voor de jongen zoo in den Krygsdienst als | |
[pagina 10]
| |
in de Raadsvergaderingen; de onverduldigen aart van alle deeze Volkeren: alles schynt den Oorsprong, die wy den Amerikanen gegeeven hebben te bevestigen: maar des niettegenstaande willen wy de redenen hier ter neder gesteldt, voor geene klaare bewyzen doen doorgaan, en derhalven ook gaerne het onderzoek, en de wederlegging van dien aan de Oordeelaars overlaaten. Eer wy dit Hoofdtstuk eindigen, zullenGa naar margenoot+ wy hier twee of drie Woord-oorspronkelykheden byvoegen, dieGa naar voetnoot(a) van der Myl bedacht heeft, om te bewyzen dat de Oude Tartarische Taal weinig van de Duytsche verschild, en dat zy zelfs in eenige woorden op de Grenzen van Tartarye en van Amerika noch in weezen is. Tenduc, 't welk de uitterste Provincie van Tartarye naar den kant van Amerika is, beteekent, zegt hy, t'ende den Hoek; Anian, de naam van een ander Koninkryk van Tartarye naast Calefornia gelegen, beteekent Aangang. Niet verre van Anian vindt men een wyd uitgestrekt Landschap, 't welk men den naam van Bergo gegeeven heeft, naar het Nederduytsch woordt, bergen, verbergen: gemelde van der Myl vindt hier in gelukkig een zeer merkwaardig staaltje eener geschiedenis; namelyk, dat de Scythen, na dat zy hun Vaderlandt hadden verlaaten, zich vluchtende in dit Landschap van Bergo, BergenGa naar margenoot+ of Verbergen ter neer geslagen hebben. Deeze Woord-oorspronkelykheden stellen wy by die van den Heere Mesnage, die de Fransche woorden Laquais, en Tirelarigot van Verna en Fistula afleidt. Goropius Becanus, insgelyks van deeze Woord-oorspronkelyke dolligheit bezeeten, heeft al langen tydt te vooren de Hebreeusche Taal, en de naamen der Oude Patriarchen van zyn Nederduytsch willen afleiden Adam, Methusalem en meer andere hadden in hunne naamen zeer klaare blyken en tekenen van hunnen Oorspronk, als Adam van Haatdan, en Methusalem van maak u zalig. Wy konnen den geenen die zich dus op de Woord-oorspronkelykheit toeleggen, niet beter vergelyken dan by zodanige, die zich bemoeijen met Anagrammaas of Letterkeeringen te maaken; en men mag den een zoo wel als den anderen de woorden van Colletet toe-eigenen, en zeggen.
Que tous ces renverseurs de noms
Ont la cervelle renversée.
Dat is: Verkeerders van den naam,
Verkeert uw herssens staan.
By alle deeze Aanmerkingen aangaandeGa naar margenoot+ de eerste Volkplantingen, naar Amerika gezonden, en de oorspronk derzelver Volkeren, zullen wy noch voegen, de reyze die een zekere Madoc uit Wallis in Engelandt geboortig, naar de Noordlyke deelen van Amerika in den jaare 1170. gedaan heeft. Het Gezelschap van deezen Madoc, in 't vervolg door veele hunner medelandslieden uit Engelandt, verlaaten zynde, wierdt eerlang mede wel haast van een wilden aart; en behieldt alleen van deszelfs Oorsprong eenige woorden van de Wallische Taal, die David Ingram een Engelsch Zeebouwer in hunne spraak opgemerkt heeft, en deGa naar voetnoot(b) aanbidding van het Kruis, welke Godtsdienstigheit door hen of door hunne nakomelingen te Cumana, en Cozumel is overgebragt. Andere gelooven dat deeze Wallische Landaart zich aan de Eylanden d'Azores ontscheepten. Wat nu het zeggen van het gewaande Kruis van St. Andries aanbelangt, door de eerste Spaansche Zeevaarders te Cumana gevonden, en 't welk, zoo men zegt, aldaar langen tydt voor de aankomst der Christenen in dat Landt, zoude aangebeden zyn, het zelve mag wel gesteld worden onder het getal der zeer twyffelachtige omstandigheden, of ten minsten daar niet veel staat op te maaken is. Het zelfde mag men wel zeggen van het Kruis, dat de Eilanders van Cozumel of Acuzamil aanbaden, mede voor de aankomst der Spanjaarden: maar van deeze aanbidding zullen wy in 't vervolg spreeken. De zelfde Spanjaarden vonden ook Negers of Zwarten te Caracas tusschen St. Martha en Cartagena. Mogelyk zyn dezelve door stormwinden van de Kusten van Afrika op die van Amerika geworpen. Het is ook niet onmogelyk datGa naar voetnoot(c) eenige Indianen van de Zuidelyke deelen van Asië, en van de nabuurige Eilanden door de Landen aan de Zuidpool niet verre van Asië gelegen in Amerika zyn gekomen; en dat zy van daar eenig Volk naar Chili, Paraguai, en Peru hebben overgebragt. Eindelyk kan het wel weezen, dat Amerika uit de Noordlyke deelen van Europe haare Bevolkers bekoomen heeft; dat by voorbeeldt de Lappen en | |
[pagina 11]
| |
Samojeden over het ys of met hunne Canoos in Groenlandt zyn gekomen; dat van daar hunne nakomelingen zich tot in Estotilandt en vervolgens verder hebben uitgebreid: maar hoe het ook zy, dit werpt echter ons gevoelen niet omver; dat de eerste Amerikanen door Tartarye in Amerika zyn gekomen. Hier omtrent zoude een Schryver, in 't gevoelen der Prae-Adamiten zynde, de oplossing van alle de zwaarigheden vinden, zeggende de Amerikanen van een anderen Adam afkomstig te zyn. Wat deeze Volkeren nu zelfs aangaat, zy gelooven in 't algemeen voortgekomen te zyn uit eenGa naar voetnoot(a) Meir of Fontein, of zelfs van onder de aarde: vermits zy hier in zoo dom en plomp als de Oude Barbaaren van onze Waereldt zyn, die de Eikeboomen onder hunne Voorouders telden. |
|