uitgevonden is, en daarna het verbeelden derzelven door Geschrifte.
Maar alzo de waardigheid der zaaken, die gesprooken of geschreeven wierden, by het meeste deel der Menschen krachteloos was, om door haare eige schoonheid, dezelve behoorlyk tot hooren, en leezen te bekooren, hebben de Wyzen, omdat uit te werken, by het eene en andere, sieraaden en aanlokzelen verdicht en gevoegd.
Dezen hebben zy geplaatst, of in de floffe, waar van zy handelden, ofte in de bewoording, daar zy hunne gedachten mede uitdrukten. De stoffe, of de zaaken zelven, hebben zy opgetooit met zinryke verdichtzelen, geestige vindingen, aardige streeken, enz. De bewoording hebben zy gevuld met alle de bloemen en looveren, daar de Redenrykkunst: (rhetorica) van handeld, by dezelven Tropi en Schemata genoemt.
Waar by eindelyk, alzo de stem, op zekere wyze geboogen, groote kracht heeft op de menschelyke gemoederen, by gekoomen zyn de trant en maat der syllaben of