Naauwkeurig onderwys in de tooneel-poëzy
(1765)–Lodewijk Meyer, Andries Pels– AuteursrechtvrijAndries Pels, Lodewijk Meyer en anderen, Naauwkeurig onderwys in de tooneel-poëzy (ed. Cornelis van Hoogeveen Jr.). C. van Hoogeveen Jr., Leiden 1765
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Gent, signatuur: BL 8275, scans van Google Books
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Naauwkeurig onderwys in de tooneel-poëzy van het kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum. De meeste bijdragen zijn van Andries Pels en Lodewijk Meyer, in een editie van Cornelis van Hoogeveen Jr. uit 1765. Het oorspronkelijke handschrift dateert uit 1669-1671.
redactionele ingrepen
p. 47, 342-348: accolades verspreid over meerdere regels kunnen in deze digitale versie niet weergegeven worden. Daarom wordt de accolade hier, met bijbehorende tekst, op iedere regel herhaald.
p.t.o. 57: deze afbeelding is afgekomstig uit een ander exemplaar van deze druk, signatuur: Universiteitsbibliotheek Leiden 1198 D 22.
p. 215: oopt → loopt: ‘waar in de voornaamste Persoon gevaar loopt van staat of leeven te verliezen’.
p. 215: doorluchger → doorluchtiger: ‘omdat zy doorluchtiger en van hooger staat zyn’.
p. 339: bepaaliing → bepaaling: ‘volgens de bepaaling van Aristoteles’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (π1v, π2v, π3v, p.t.o. 56, p.t.o. 57) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina π1r]
ONDERWYS
IN DE
TOONEEL-POËZY,
VAN 'T
KUNSTGENOOTSCHAP NIL VOLENTIBUS ARDUUM.
[pagina π3r]
NAAUWKEURIG
ONDERWYS
IN DE
TOONEEL-POËZY,
EN EENIGE ANDERE
DEELEN DER KUNST,
Zo wel van de Oude als Hedendaagsche Dichters.
Nooit te vooren gedrukt.
Te LEIDEN,
By C. van HOOGEVEEN, Junior,
MDCCLXV.
[pagina 342]
REGISTER DER HOOFDSTUKKEN.
Inleiding. | Opgesteld door |
Zynde een Onderzoek en vergelyking van de Tooneelspeelen der Ouden by die der Hedendaagsche Dichteren, en Verdediging der Tooneelspelen. Bladz. 1-25 | }Dr. Joannes Bouwmeester |
I. Hoofdstuk. | |
Van het Einde en de Natuur der Poëzy. 26-30 | }Dr.Lodewyk Meyer. |
II. Hoofdstuk. | |
Of de Natuur, dan of de Kunst, een Dichter maakt. | }Dr. Joannes Bouwmeester. |
1. Aanhangsel, zynde een vertaaling uit Petronius Arbiter. | }Joannes Antonides. |
2. Aanhangsel, uit de Rag. xxvii. Part. 1. van Traj. Bokkalini, vertaald. 31-42 | }De Schepenen, Mr. Willem Blaeu. |
[pagina 343]
III. Hoofdstuk. | Opgesteld door |
Van de Natuur en Eigenschappen van een Gedicht. 43-48 | }Mr. Andries Pels. |
IV. Hoofdstuk. | |
Verdeeling der Gedichten. 49-51 | }Joannes Antonides. |
V. Hoofdstuk. | |
Van de Natuur en Eigenschap van het Heldendicht. 52-56 | }Joannes Antonides. |
Tafel, waar in gesteld wordt de Natuur en Eigenschap des Toneelspels. | }Dr. Lodewyk Meyer. |
VI.Hoofdstuk. | |
Van de Nuttigbeid, en' t Vermaak der Tooneelspelen. 57-68 | }Dr. Anthonius van Koppenol. |
VII. Hoofdstuk. | |
Van de Oudheid, Oorsprong en Waardigheid der Toneelspelen. 69-74 | }Dr. Joannes Bouwmeester. |
VIII. Hoofdstuk. | |
Van den Naam der Tooneelspelen. 75-82 | }Dr. Lodewyk Meyer. |
[pagina 344]
IX. Hoofdstuk. | Opgesteld door |
Van de Eenheid der Geschiedenisse. 83-91 | }De Schepen, Mr. Willem Blaeu. |
X. Hoofdstuk. | |
Van de Ongewoonheid der Geschieaenisse in een Tooneelspel. 92-100 | }Dr. Moesman Dop. |
XI. Hoofdstuk. | |
Van de Volkoomenheid der Geschiedenisse in een Toneelspel. 101-106 | }Mr. Andries Pels. |
XII. Hoofdstuk. | |
Van de Episodia, of Versieringe door Byverdichtzelen. 107-112 | }Dr. Anthonius van Koppenol. |
XIII. Hoofdstuk. | |
Van de Eenvoudige en Ingewikkelde Geschiedenisse. 113-118 | }David Lingelbach. |
XIV. Hoofdstuk. | |
Van de Verbandeling der Geschiedenisse, naar de Waarschynlykheid en Noodzaakelykheid. 119-130 | }Dr. Lodewyk Meyer. |
[pagina 345]
XV. Hoofdstuk. | Opgesteld door |
Van der Persoonen, Naamen en Rang. 131-137 | }Ysbrand Vincent. |
XVI. Hoofdstuk. | |
Van het Getal der Persoonen. 138-140 | }De Schepen, Mr. Willem Blaeu. |
XVII. Hoofdstuk. | |
Van het Karacter of de Zeden der Persoonazien. 141-144 | }Dr. Joannes Bouwmeester. |
XVIII. Hoofdstuk. | |
Van de Redeneeringen. 145-154 | }Dr. Lodewyk Meyer. |
XIX. Hoofdstuk. | |
Van den Styl van Zeggen. 155-158 | }Dr. Moesman Dop. |
XX. Hoofdstuk. | |
Van de Plaats en van den Tyd. 159-163 | }David Lingelbach. |
XXI. Hoofdstuk. | |
Van de Protasis, Epitasis en Catastrophe. 164-168 | }Joannes Antonides. |
[pagina 346]
XXII. Hoofdstuk. | Opgesteld door |
Van de Daaden der Persoonazien op het Tooneel. 169-173 | }Dr. Anthonius van Koppenol. |
XXIII. Hoofdstuk. | |
Van de Bedryven.174-184 | }De Schepen, Mr.Willem Blaeu. |
XXIV. Hoofdstuk. | |
Van de Tooneelen.185-189 | }Mr. Andries Pels. |
XXV. Hoofdstuk. | |
Van de Grootheid eens Tooneelspels. 190-199 | }Dr Lodewyk Meyer. |
XXVI. Hoofdstuk.
Van het Tooneel en deszelfs Behoeftens, als Van het Tooneel. Van de Kleederen. Van de Kunstwerken. Van andere Noodwendig beden. Van de Muzyk. 200-204 |
}Dr Lodewyk Meyer. |
XXVII. Hoofdstuk. | |
Van het Onderscheid der Tooneeldichten.205-212 | }Dr. Joannes Bouwmeester. |
[pagina 347]
XXVIII. Hoofdstuk. | Opgesteld door |
Van de Natuur en Eigenschappen van het Treurspel. 213-220 | }Dr. Moesman Dop. |
XXIX. Hoofdstuk. | |
Van de Hartstochten, die in een Treurspel te beweegen zyn. 221-230 | }Dr. Lodewyk Meyer. |
XXX. Hoofdstuk. | |
Van de Hartstochten. 231-249. | }Dr. Lodewyk Meyer. |
XXXI. Hoofdstuk. | |
Van het verwekken der Hartstochten in een Treurspel in 't algemeen. 250-259 | }Dr. Joannes Bouwmeester |
XXXII. Hoofdstuk. | |
Welke de voornaamste Hartstochten zyn, die men in den Toehoorder moet zoeken te verwekken. 260-268 | }Dr. Anthonius van Koppenol. |
XXXIII. Hoofdstuk. | |
Hoe men de Nieuwsgierigheid en het Verlangen verwekken zal. 269-274 | }Dr. Lodewyk Meyer. |
[pagina 348]
XXXIV. Hoofdstuk. | Opgesteld door |
Hoe de Nutste en Vermaakelykste Hartstochten in een Treurspel in 't byzonder zyn op te wekken. 275-288 | }Dr. Lodewyk Meyer. |
XXXV. Hoofdstuk. | |
Of door de Verwondering de gemoederen der Aanschouwers alzo wel gezuiverd kunnen worden van Hartstochten, als door het Medelyden en de Vreeze van Aristoteles. 289-295 | }Dr. Lodewyk Meyer. |
XXXVI. Hoofdstuk. | |
De Natuur en Eigenschappen van het Blyspel. 296-299 | }Dr. Lodewyk Meyer. |
XXXVII. Hoofdstuk. | |
Welke Hartstochten in een Blyspel zyn, en boedanig die verwekt moeten worden. 300-304 | }Dr. Reinier van Diephout. |
XXXVIII. Hoofdstuk. | |
Van het Toneelspel met Kunstwerken. 305-328 | }Dr. Reinier van Diephout. |
XXXIX. Hoofdstuk. | |
Van de Prologus.329-341 | }Dr. Lodewyk Meyer. |