Album Willem Pée
(1973)–Willem Pée– Auteursrechtelijk beschermdDe jubilaris aangeboden bij zijn zeventigste verjaardag
[pagina 395]
| |
Semantiek als termkritiek
| |
[pagina 396]
| |
dien zijn bepaalde termen uit het taalgebruik soms gewoon een weerspiegeling van de heersende maatschappijvisie, zoals het geval is met ‘werkgever’ bijvoorbeeld. | |
1. Verschuiving in het vlak van de betekenden.Een teken (term) kan uiteindelijk verwijzen naar een gegeven uit de realiteit: een voorwerp, een persoon, een situatie, enz. Hierbij moet wel even opgemerkt worden dat als iemand bijvoorbeeld de term ‘tafel’ hanteert, hij hiermee eigenlijk verwijst naar een voorstelling die hijzelf heeft van een konkrete tafel (voorstelling berustend op waarneming), of van de notie ‘tafel’ in het algemeen (voorstelling berustend op herhaalde waarneming en abstrahering van bijkomstige kenmerken). Het uiteindelijke betekende echter is een gegeven uit de realiteit, en over de relatie tussen dit teken en zijn betekende bestaat weinig kontroverse. De situatie is anders als een teken verwijst naar een begrip van een meer algemene orde, vooral dan uit de morele of filosofische kontekst: het begrip waarnaar de term ‘vrijheid’ verwijst bijvoorbeeld. Dit begrip verwijst niet naar een in de realiteit aanwezig gegeven, maar dient eerder als toetssteen voor realiteitsgegevens. Met deze betekenden zijn meestal een aantal duidelijk waardegeladen konnotaties verbonden: zo wordt ‘vrijheid’ o.m. algemeen met een positieve waardering beladen. Wat nu vaak gebeurt is dat termen die verwijzen naar betekenden uit de begrippelijke sfeer gekoppeld worden aan betekenden uit de sfeer van de realiteit. Op die manier worden de positieve of negatieve konnotaties op het realiteitsgegeven overgedragen. Door bijvoorbeeld een willekeurig politiek regime het label ‘demokratie’ op te plakken, krijgen de uitspraken over dit regime positieve konnotaties. Door echter het betekende uit de begrippelijke sfeer waarnaar een bepaalde term oorspronkelijk verwees te vervangen door een gegeven uit de realiteit, beperkt men het beschrijvende en ordenende karakter van de term. Die beperking wordt door Marcuse ‘funktionalisering’ genoemdGa naar eind2, en hij ziet die parallel lopen met een inperking van het denkenGa naar eind3. Ik zal wat tot hiertoe gezegd is met enkele voorbeelden proberen te verduidelijken. Het heersende taalgebruik in de meeste van onze westerse landen noemt de verkiezingen ‘demokratisch’, ze zijn een ‘uiting van de demokratische volkswil’. ‘Demokratie’ en ‘demokratisch’ zijn termen die een bepaalde ideële konstruktie van politieke aard aanduiden, binnen | |
[pagina 397]
| |
een terminologisch kader waarin bijvoorbeeld ‘tirannie’ of ‘diktatuur’ de tegenpolen vormen. Ze verwijzen naar een toestand waarin het volk effektief over het hemzelf betreffende beleid beschikt, en als konnotaties kunnen bijvoorbeeld genoemd worden: betrokkenheid van ieder individu, volledige doorstroming van de informatie, effektieve en volledige kontrole op eventuele gemandateerden. Stellen we daartegenover gewoon de realiteit van een moderne westerse kieskampagne, met alle knepen van de psychologische propagandavoering bij een publiek dat vaak op heel partiële wijze geïnformeerd is. Dan vervallen al dadelijk een aantal basisvoorwaarden om hier het predikaat ‘demokratisch’ te gebruiken, en toch wordt het gedaan: het oorspronkelijk betekende dat op een abstrakt en transcendent niveau moest gezocht worden, heeft volledig de plaats geruimd voor een betekende dat niets anders is dan de realiteit zoals ze is, ontdaan van de eigenschappen die als konnotaties met het oorspronkelijke betekende verbonden zijn, behalve dan die van de positieve waardering. Op die manier kan de realiteit niet langer in adekwate termen beschreven worden, gezien het terminologische referentiekader gewoon een tautologie van die realiteit geworden is. Een ander voorbeeld. Nemen we de term ‘vrij’ in een konkreet geval, namelijk daar waar hij als attributieve bepaling wordt gebruikt bij ‘wereld’, ‘initiatief’, aldus uitdrukkingen vormend die vaak genoeg in de mond genomen worden bij de verdediging van het westerse bestel: ‘de Vrije Wereld’, ‘het vrij initiatief’. Met ‘Vrije Wereld’ worden dan de niet-kommunistische geïndustrialiseerde landen aangeduid, of: ‘deel van de wereld waar het privé-eigendom beschermd en privé-initiatief gestimuleerd wordt’. ‘Vrij’ in ‘vrij initiatief’ heeft eveneens een gefunktionaliseerde betekenis gekregen: ‘(initiatief) dat genomen wordt door een enkeling of een groep enkelingen ten bate van zichzelf’. Het is duidelijk wat er gebeurd is: de (oorspronkelijk enkel naar begrippelijke konstrukties verwijzende) term is vastgevroren in de aktuele verschijningsvorm van een bepaalde realiteit. Verwisseling van betekenden - met fixatie als gevolg - kan voor een individu meer direkte gevolgen hebben als men het termenpaar ‘normaal’/‘abnormaal’ gaat gebruiken in uitspraken over bepaalde personen. In de begrippelijke orde verwijzen deze termen naar ‘al-of-niet-afwijking van een regel’Ga naar eind4, in het konkrete gebruik wordt tevens een bepaalde regel onder-verstaan: de bestaande maatschappelijke | |
[pagina 398]
| |
toestand is de regel, en wie niet aangepast is aan deze orde krijgt al vlug het attribuut ‘abnormaal’ toegekendGa naar eind5. Er zijn meer voorbeelden te noemen - nemen we bijvoorbeeld de term ‘socialistisch’ in ‘Belgische Socialistische Partij’, of ‘kristelijk’ in een zin uit een Vlaamse katolieke krant: ‘Verwacht wordt dat eerst zal worden gepoogd tussen kristelijken en socialisten een nieuw klimaat van vertrouwen tot stand te brengen, ...’Ga naar eind6. Een partij die o.a. mee de begrotingen goedkeurt voor de defensie van een kapitalistisch land noemt zich toch nog ‘socialistisch’, en bij ‘kristelijk’ is de band met de oorspronkelijke levensbeschouwing totaal verloren gegaanGa naar eind7. Met de term ‘vooruitgang’Ga naar eind8 duidt men een evolutie aan die zowel milieuvernietiging en het perfektioneren van atoomwapens, als het bouwen van computers en het uitbreiden van de medische kennis omvat. Door dezelfde paradoks wordt trouwens het betekende van de term ‘welvaartsmaatschappij’ gekenmerkt. | |
2. Wijziging van de konnotaties.Het kan gebeuren dat het oorspronkelijke betekende niet zo ingrijpend van de term losgekoppeld en door een ander betekende vervangen wordt, maar dat enkel een aantal konnotaties weggemoffeld en een aantal andere aan het betekende toegevoegd worden. Ik zal me beperken tot het aangeven van een konkreet geval, zoals dat beschreven wordt door M. van NieuwstadtGa naar eind9: het gebruik van de term ‘arbeid’ in de taal van het fascisme. Net als met vele andere termen heeft het fascisme op vrij duidelijke wijze het betekende met zijn konnotaties in een bepaald schema gewrongen. Om dit te verduidelijken moeten we de term projekteren tegenover de fascistische sociaal-ekonomische teorie, die we hier enkel kunnen samenvatten als een teorie die de marxistische sociaal-ekonomische analyse grondig verwerpt, het bestaan van een onoplosbare tegenstelling tussen loonarbeid en kapitaal ontkent, en een orde voorstaat waarbij geen verandering in de eigendomsverhoudingen wordt tot stand gebracht, maar waar een ‘neutrale’ staat gewoon als regulerende faktor gaat optreden om zo te komen tot een vreedzaam en harmonieus naast-elkaar-leven van de bestaande klassen. De ontkenning van de klassentegenstelling vindt haar weerspiegeling in de wijze waarop het woord ‘arbeid’ gehanteerd wordt: de materiële, ekonomische aspekten worden verwaarloosd en arbeid wordt geïdealiseerd, wordt een plicht, meer nog, wordt ‘den grondslag van ons volksche bestaan’Ga naar eind10. Deze | |
[pagina 399]
| |
opvatting stemt volledig overeen met wat Hitler in zijn rede van 12/8/22 erover dachtGa naar eind11: ‘Und Arbeit fassen wir auf in unserem germanischen Sinn als Pflichterfüllung für eine Volksgemeinschaft, ...’. Door op die manier de arbeid te idealiseren - idealisme als tegenwicht voor het marxistische materialisme - slaagde het fascisme er meteen in alle aantijgingen van uitbuiting, produktie van meerwaarde, waarin de marxistische analyse resulteerde, tussen de plooien van het alles bedekkende kleed van het verbalisme te doen vallen. Het ‘volk’ wordt enkel gezien als een ‘volksgemeenschap’, dus wat zou men zich druk maken om klassentegenstellingen of uitbuitingsverhoudingen, als die eenvoudig in het niets verzinken tegenover het alles-overstijgende en onvoorwaardelijk positief gewaardeerde ‘volks’begrip? Door deze manipulatie van de betekenis van de termen ‘arbeid’ en ‘volk’ slaagt de fascistische fraseologie er moeiteloos in bijvoorbeeld de kontradiktie tussen de loonbevriezingspolitiek in een tijd van stijgende prijzen aan de ene kant, en de gigantische winsten in de wapenindustrie aan de andere kant, in het allesomvattende irrationele kader van de vervulling van een ‘plicht’ tegenover een ‘volksgemeenschap’ tot een harmonieuze oplossing te brengen. | |
3. Gerichte termkeuze.De ingreepGa naar eind12 op de betekeningGa naar eind13 kan ook van een andere aard zijn. In plaats van een verschuiving in het veld van de betekenden, kan reeds in het teken zelf een visie op de door het teken aangeduide werkelijkheid ingebouwd zijn, meestal berustend op een bepaald geheel van waarderingen. Marcus Bakker - lid van de Communistische Partij Nederland - wees erop dat in feite de termen ‘werkgever’ en ‘werknemer’ een bepaalde kijk op de arbeidsverhoudingen weerspiegelen, en het ten minste even realistisch zou zijn te spreken van ‘winstnemer’ en ‘winstgever’. Dit zou een verschuiving van de waarderingskonnotaties teweeg brengen: de positieve konnotaties van het woord ‘geven’ zouden met een andere groep van mensen verbonden worden dan nu het geval is. En voor ‘nemen’ vice versa. Even merkwaardig zijn termen als ‘geneesheer’, ‘geneeskunde’, die teruggaan op het (door velen als enige mogelijkheid beschouwde) feit dat de medische zorg bij uitstek kuratief is, en dat té weinig wordt gewerkt op faktoren die de ziekte veroorzaken. Een aantal dokters echter gaan de laatste tijd in hun praktijk meer dat laatste aspekt | |
[pagina 400]
| |
beklemtonen, en verkiezen dan ook de term ‘gezondheidswerker’; zij proberen meer waar te maken wat men nu met een eufemisme ‘gezondheidszorg’ noemt.
4. Het verschijnsel van de funktionalisering, gekombineerd met dat van de gerichte termkeuze, uit zich nog in een aantal andere eufemismen: ik doel hier op een aantal kombinaties die een element bevatten waarvan de betekenisinhoud drastisch wordt ingeperkt, met behoud van (een aantal van) de oorspronkelijke konnotaties. Op die manier krijgt de volledige uitdrukking een werkelijkheidsverhullende funktie. Zo wijst bijvoorbeeld het benoemen van arbeiders en patroons in ons sociaal-ekonomisch stelsel als ‘sociale partners’ op een betekenisinperking van de term ‘partner’, want van samenwerking op voet van gelijkheid en volstrekte loyauteit kan wegens de arbeidsverdeling in ons sociaal-ekonomisch bestel geen sprake zijn. De vraag in hoeverre ‘gastarbeiders’ als echte ‘gasten’ beschouwd en behandeld worden, laat ik aan de lezer over om te beantwoorden. Kan men ‘leningen, (die) aan allerlei voorwaarden zijn verbonden’Ga naar eind14 wel ontwikkelingshulp' noemen? En dan die socioloog die ik onlangs het verschijnsel van het irrationele winstbejag van een kleine groep kapitaalbezitters vergoelijkend hoorde aanduiden met de term ‘ekonomische rationaliteit’!
5. Semantiek moet zich niet alléén met deze aspekten van de betekenis bezighouden. Dàt ze het echter meer zou doen, lijkt me wel wenselijk. |
|