Album Willem Pée
(1973)–Willem Pée– Auteursrechtelijk beschermdDe jubilaris aangeboden bij zijn zeventigste verjaardag
[pagina 379]
| |||||||||
Zin en ingebedde zin
| |||||||||
[pagina 380]
| |||||||||
waardoor ze als een generatieve regel uit zijn grammatica mag worden beschouwd. Trucje of geen trucje, als het altijd opging, zou het bruikbaar zijn om buitenlanders te leren formeel gekenmerkte ingebedde Nederlandse zinnen te maken op basis van onafhankelijke zinnen die ze zouden kennen. Het ‘trucje’ gaat echter niet voor alle zinnen op. Een onafhankelijke zin van het type Morgen komt het weer onder invloed van een depressie bij de Azoren of Onder invloed van een depressie bij de Azoren komt het weer morgen kan wel als citaat op De Bilt zegt volgen, maar niet met behulp van de hierboven voorgestelde transformatieregel in een formeel gekenmerkte ingebedde zin worden omgezet. Zinnen als: De Bilt zegt dat morgen het weer onder invloed van een depressie bij de Azoren komt en De Bilt zegt dat onder invloed van een depressie bij de Azoren het weer morgen komt, behelzen een niet-grammaticaal zinsdeel. De voorgestelde transformatieregel ter afleiding van formeel gekenmerkte ingebedde zinnen uit onafhankelijke zinnen schijnt dus alleen bruikbaar als de onafhankelijke zinnen met het grammaticale subject beginnen. Dit is echter inderdaad niet meer dan schijn. Stel dat het weerbericht de zin bevat: ‘Er komt morgen een verandering in het weertype’. Deze zin begint niet met het grammaticale subject, maar de transformatieregel gaat wel op: De Bilt zegt dat er morgen een verandering in het weertype komt. (Het voegwoord dat is ervoor geplaatst en de persoonsvorm is naar het eind gebracht.) Als de onafhankelijke zin de oppervlaktestructuur Morgen komt er een verandering in het weertype gehad had, zou inbedding met behulp van de transformatieregel weer niet mogelijk zijn geweest: De Bilt zegt dat morgen er een verandering in het weertype komt behelst een ongrammaticaal zinsdeel dat ... komt.
We hebben nu twee typen van onafhankelijke zin gevonden waarop de transformatieregel tot ingebedde zin kan worden toegepast. Het ene type begint met het grammaticale subject dat onmiddellijk gevolgd wordt door de persoonsvorm (Het weer komt morgen onder invloed van een depressie bij de Azoren), het andere type begint met het woord er dat onmiddellijk gevolgd wordt door de persoonsvorm (Er komt morgen een verandering in het weertype).
Als ik me niet vergis, is er nog één type van onafhankelijke zin waarop de transformatieregel ook van toepassing is. Dat is het type zin dat een vraag inhoudt en met de persoonsvorm begint, zoals Komen de buren ook? Zonder formeel kenmerk ingebed: Jan vraagt: komen | |||||||||
[pagina 381]
| |||||||||
de buren ook? Met de formele kenmerken van een voegwoord aan het begin en de persoonsvorm aan het eind: Jan vraagt of de buren morgen ook komen.
(Zonder daar verder op in te gaan wijs ik op het secundaire formele kenmerk van de consecutio temporis in de ingebedde zin in het geval van: Jan vroeg of de buren morgen ook kwamen tegenover de geciteerde ingebedde zin in: Jan vroeg: komen de buren morgen ook?).
Als een zin een vraag inhoudt en met een vragend woord begint, dan is ook inbedding zonder en met transformatie mogelijk, maar bij de transformatie is geen voorplaatsing van een voegwoord nodig. Bijvoorbeeld:
De formele kenmerking van de ingebedde zin bestaat hier slechts in het achteraan plaatsen van de persoonsvorm en we hebben hier dus met een apart geval te maken. Een zin die met een gebiedende wijs begint, kan wel ongewijzigd ingebed worden (Hij zei: kom eens hier), maar niet in getransformeerde vorm (Hij zei dat eens hier kom is ongrammaticaal). Er zijn dus vier typen van zin die een transformatie tot een formeel gekenmerkte, ingebedde zin toelaten. Twee daarvan houden een bewering in, en twee daarvan houden een vraag in. Wat hebben deze vier typen zin met elkaar gemeen? Ze hebben alle vier een lineaire oppervlaktestructuur waarvan het begin, d.w.z. de keuze van de eerste leden, niet door de context beïnvloed is. Een zin als Het weer komt morgen onder invloed van een depressie bij de Azoren kan als enige zin optreden of als openingszin van een tekst. Een zin als Morgen komt het weer onder invloed van een depressie bij de Azoren begint met een woord dat met een ander woord in de context contrasteert. Een zin als Onder invloed van een depressie bij de Azoren komt het weer morgen behelst òf twee leden (onder ... Azoren en morgen) die met gegevens uit de context contrasteren, òf een herhaald onder de invloed van een depressie bij de Azoren en een corrigerend-contrasterend morgen. De vragende zinnen Komen de buren morgen ook? en Wanneer komen de buren thuis? kunnen geen ander begin hebben, in welke context of situatie ze ook voorkomen. Deze vier typen van zinnen, waarvan de keuze van de eerste leden niet | |||||||||
[pagina 382]
| |||||||||
door de context beïnvloed is, zijn door hun betekenisinhoud duidelijk van andere zinnen en van elkaar te onderscheiden. Over de twee hier bedoelde typen van beweringszinnen (1. Het weer komt morgen onder invloed van een depressie bij de Azoren en 2. Er komt morgen een verandering in het weertype) heb ik eldersGa naar eind1 uiteen gezet dat het eerste type naar de betekenis een onderwerp van gesprek (topic; hier: het weer) en een commentaar (comment): hier: komt ... Azoren) inhoudt, terwijl het tweede type daarentegen een bericht omtrent de (toekomstige) voltrekking van een proces (hier: het veranderen van het weertype) behelst. De twee naar de vorm verschillende vraagzintypen zijn naar de betekenisinhoud van elkaar te onderscheiden doordat het ene type (Komen de buren ook?) met ja of nee kan worden beantwoord en het andere type (Wanneer komen de buren thuis? - Wie gaat er vanavond mee?) niet. De regels betreffende de voorplaatsing van een voegwoord en de eindplaatsing van de persoonsvorm bij de transformatie van een onafhankelijke zin tot een ingebedde zin mogen dus slechts worden toegepast op deze vier zinstypen en kunnen dan, in woorden uitgedrukt, luiden: 1. Plaats een voegwoord voor het eerste lid van de zin als dit lid het grammaticale onderwerp (= topic) of het woord er is in een zin die een bewering inhoudt, of de persoonsvorm in een zin die een vraag inhoudt. 2. Verplaats de persoonsvorm naar het einde van de ingebedde zin. Op deze laatste regel moet wel een restrictie toegepast worden. Zo zijn bijvoorbeeld volgorden als heeft gedaan / gedaan heeft, zal komen / komen zal, is te verwachten / te verwachten is beide acceptabel en niet onder regels te brengen. Bovendien kan de persoonsvorm van de ingebedde zin gevolgd worden door een uit de context of situatie bekend en dus anaforisch uitgedrukt gegeven, zoals bijvoorbeeld in: De Bilt zegt dat er een verandering in het weertype komt morgen of Hij vroeg of de buren ook kwamen morgen, in welke beide zinnen het woord morgen zonder accent op lage toon gezegd wordt. Een nader onderzoek zou moeten uitwijzen of er nog meer gevallen zijn, waarin er op de persoonsvorm van de ingebedde zin woorden volgen. Zou dit niet het geval zijn, dan kan regel 2 met een paar eenvoudige restricties worden uitgebreid: 2. Verplaats de persoonsvorm naar het einde van de ingebedde zin behalve a) wanneer deze in combinatie met een deelwoord, infinitief of te + infinitief optreedt, in welk geval de onderlinge volgorde vrij | |||||||||
[pagina 383]
| |||||||||
is, b) wanneer er in de onafhankelijke zin een anaforisch taalgegeven aan het einde stond, in welk geval de persoonsvorm vóór dit anaforische taalgegeven moet worden geplaatst. Het moet, waarde collega Pée, in een land als het uwe niet moeilijk zijn, de bruikbaarheid van boven geformuleerde regels te toetsen in het onderwijs van de Nederlandse taal aan Franstaligen, in wier moedertaal een ingebedde zin volgens enigszins andere regels voortgebracht wordt. Indien ze bruikbaar waren, zouden ze misschien iets kunnen bijdragen tot de verbreiding van de kennis van het Nederlands (zij het ook als tweede taal) waarop zo veel van uw werkzaamheden gericht zijn geweest.
Driebergen, 8 december 1972. |
|