Album Willem Pée
(1973)–Willem Pée– Auteursrechtelijk beschermdDe jubilaris aangeboden bij zijn zeventigste verjaardag
[pagina 367]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een onnederlandse konstruktie in zuidwestelijke dialekten
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
enthousiasme Frans-Vlaanderen leerde kennen. We legden er toen de eerste kontakten met Vlaamse mensen bij wie we opnamen op de band zouden maken van vrij gesprek in hun dialekt. Deze korte bijdrage bied ik hem aan als een herinnering aan die tijd, die voor mij een echte openbaring werd door het vele, ook taalkundig, nieuwe dat ik er leerde kennen. Spoedig viel mij op hoe vaak de hierboven geschetste onnederlandse konstrukties bij de Frans-Vlamingen te horen vielen. Hoewel C. MoeyaertGa naar eind7 het doorbreken van de tangkonstruktie in Frans-Vlaamse dialekten algemeen bekend noemt, lijkt het me toch niet overbodig nog even de aandacht te vestigen op konstrukties die we noteerden uit enkele Frans-Vlaamse bandopnamen en waar voorzetselgroepen in een onnederlandse schikking voorkomen. We beperken ons hier tot voorzetselgroepen die, als adverbiale voorzetselbepalingen van richting, als inherente bepalingen bij werkwoorden van beweging fungeren. Bij dit kleine onderzoek betrekken we o.m. niet de parallelle konstrukties waarin een voorzetselobjekt na de werkwoordelijke eindgroep wordt geplaatst, hoewel het in het ABN tot de niet-werkwoordelijke eindgroep behoort. J. De RooyGa naar eind8 heeft reeds vroeger gewezen op zin 117 van de RND, waarvoor in de meeste Frans-Vlaamse gemeenten werd genoteerd: ... dat hij ging peinzen op mij. Hij meent dat die voor het Nederlands ongewone schikking beïnvloed is door het Frans. Ook de achteraanplaatsing van een voorzetselgroep die syntaktisch komplement is bij een koppelwerkwoord (Je moeste zijn met twee) wordt in deze bijdrage niet behandeld. Hoewel weerkeren, meegaan en weggaan werkwoorden van beweging zijn, hebben we die werkwoorden niet in het onderzoek opgenomen. We hebben de indruk dat men zinnen als: we zijn dan weergekeerd naar hier - je zult meegaan naar Holland - dat ze weggingen naar Brussel niet onnederlands kan noemenGa naar eind9. De mogelijkheid de voorzetselgroep als adverbiale bepaling van richting achteraan te plaatsen, houdt rechtstreeks verband met de aanwezigheid van de preverbale delen weer, mee, weg, die als eerste inherente bepaling (of als semantisch komplement)Ga naar eind10 bij het werkwoord fungeren. Vooraf wijzen we er nog op dat C. Moeyaert als voorbeelden van doorbreking van de tangkonstruktie zinnetjes vermeldt waar die doorbreking vooral gebeurt door voorzetselgroepen. Dat is niet toevallig, want doorbreking door b.v. een direkt objekt dat zelf geen zin is, lijkt niet mogelijk. In de door ons beluisterde bandopnemingen van Vlaamse | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dialekten in Frans-Vlaanderen komen konstrukties als als hij gedronken had een glas - ... die kunnen zetten de pikke - ze hebben toen gekocht machines trouwens niet voor. Naplaatsing van direkte objekten die substantief(groep)en zijn, kan in het Nederlands weliswaar voorkomen, maar dat gebeurt o.m. bij opsommingen of om een stilistisch effekt te bereikenGa naar eind11. Ook dergelijke zinnen worden hier niet onder de loepe genomen. We hebben dus alleen gelet op de voorzetselgroepen die als adverbiale bepaling inherent verbonden zijn met een werkwoord van beweging of een adverbiale werkwoordgroep waarin ook een beweging wordt genoemd. Daarvoor hebben we bandopnemingen van de volgende 15 Frans-Vlaamse gemeenten beluisterd: Loberge (b10 - 46′) - Lederzele (b19 - 48′) - Leffrinkhoeke (H77 - 25′) - Tetegem (H 79 -29′) - Capelle (Nla - 21′) - Warhem (N6 - 33′) - Zegerskappel (N51 - 48′) - Herzele (N58 - 47′) - Noordpene (N95 - 41′) - Kassel (N97 - 41′) - Stapel (N101 - 27′) - Boeschepe (N111 - 32′) - Hazebroek (N155 - 42′) - Oud-Berkijn (N160 - 48′) en Meteren (N161 - 30′). Alleen die gevallen waar vóór de voorzetselbepaling geen duidelijke pauze hoorbaar is, werden opgenomen.
I. In hoofdzin naar de vorm, na (laatste) infiniete werkwoordsvorm: (42):
gaan: (17): maar 'k en ga nie mee(r) gaan no Lourdes (N1a) - we zijn egaan no Lourdes (N1a) - van daar, we zijn egaan no Orléans (N1a) - je moe gaan no Dunkerke, je moe gaan no Riesel no de préfecture (N6) - 'k ên weer (h)een kunnen gaan no Riesel (N95) - 'k ên dan egaan no Riesel (N95) - de mensen èn weer egaan nor (h)un werk (N95) - die moeste gaan no God(ewaart)svelde ... (N111) - en è nie willen gaan bi den boer (N111) - en is ie egaan bi den boer (N111) - me mosten olsan gaan up de stee (= naar de stad) (N111) - ga je gaan no Dunkerke? (N155) - 'k en è nie egaan no Brussel (N155) - t es e keer enen egaan no Brussel (N155) - t is er (= er wordt) veel egaan in 't stej (N160). De relatiefzin kan eventueel de achteraanplaatsing van de hele groep verklaren: 'k zijn ton egaan in een (h)us dien em moeide me(t) melk te verwerken en butter en al (N161).
Dubbele werkwoordgroepen met het hulpwerkwoord gaan, dat nog zijn eigen betekenis heeft: (3): ze gaan gaan weunen no gunter (N58) - | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en é gaan werken no Meter (N95) - k èn ton gaan werken no Meter (N95).
komen: (1) ie ad ier ekommen no Dunkerke (H77) - 'k zijn zelve voor den oorloge, voor 't jaar veertig dikkels ekommen in den Belgieke (N6) - 'k èn ier ekommen in de schole (N51) - 'k zijn ton ier ekommen no Zegerskappel (N51) - 'k èn ier ekommen no Stapel (N101) - z'èn e keer ekommen no Steenvoorde (N155).
vluchten: (1) me wuf was evlucht in Frankrijk (N111).
voeren: (2): 'k moeste 'n voeren no Dunkerke (N6) - ze zijn evoerd in de schole nu, ... (N58).
zenden: (1): 'k èn ezonden ewest in Maubeuge (N95).
doen (= zenden): (1): 'k èn ... edaan ewest in Dutsland (N111).
springen: (1): en 'k èn do esprongen in den dijk (b19).
geweest hebben (= gegaan zijn ): (10): 'k èn twee jaar ewest no Hondschote (b10) - 'k èn dikkels ewest in den Belgieke overtijd (N6) - 'k èn dikkels ewest nor Aalst (N6) - 'k èn dikkels ewest t'zienent (N6) - 'k èn rechtut ewest in den atelier (N95) - w'èn al ewest no De Panne ... (N97) - en tons een ander keer è'we ook e kee(r) ewest toe Brussel (N97) - m'èn nog een dag of twee ewest no Cherbourg (N111) - è'je ook ewest no Belle? (N155). - Op de vraag van W. Pée, Zijt ge naar school geweest hier? werd met achteraanplaatsing geantwoord: alle drie, alle drie ewest in t school (N95).
Deze 42 gevallen van achteraanplaatsing zijn sterk in de meerderheid tegenover de 6 zinnen waarin de voorzetselbepaling die een richting noemt, (onmiddellijk) vóór de verbale eindgroep staat:
gaan: (1): 'k zijn no de fabrieke egaan (N111).
komen: (5): we zijn dan naar (h)us ekommen (N1a) - we zijn naar (h)us ekommen (N1a) - ie go nu nor (h)us kommen in juillet (N6) - Met scheiding van de voorzetselgroep en het voltooid deelwoord: en (= hij) is t'miement nog ekommen ook (b19). De hele groep heeft meer figuurlijke betekenis in: k' zijn ik ier te wereld ekommen (b19).
II. In bijzin naar de vorm, na de (laatste) werkwoordsvorm: (27):
gaan: (19): o'me gongen in de markt, ... (b10) - oe meer die je gaat no 't noorden ... (b10) - ... van de jongens die gaan in t schole ... | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(b10) - an'k ik gaan in den Belgieke (N6) - o'k ik gaan in (H)olland (N6) - t is er ton (= er zijn er dan) die gaan naar St.-Martin-au-Laert bij St.-Omaars (N51) - wo dan der gaan in de liber schole (N58) - Z'èn kinders die gaan in t schole (N95) - de kinders die gaan in t schole (N95) - an'k ik ginge in de schole (N95) - de kameraden die gongen in t schole (N155) - o'k e kee(r) gaan no Gent, ... (N155) - mor o'men ton gongen in de schole ... (N160) - 't is er ier vele die gaan in t stej (= stad) (N160) - 't is er dan die gaan in de koolputten (N160) - da'k e kee(r) gaan no Poperinge (N161) - a'je gaat no Belle (N161) - o'k ik wille gaan no de stee (N6) - a'je eens zou gaan no Dunkerke ... (N155).
Door die achteraanplaatsing van de voorzetselbepaling van richting kunnen sommige van de hierboven geciteerde zinnen naar de schikking van de zinsdelen niet duidelijk herkend worden als bijzin. Zo kan men in: de kinders die gaan in t schole, het pronomen die als een demonstratief interpreteren, dat optreedt als ‘steuntje’. Alleen intonatie en vooral kontekst wijzen erop dat in deze voorbeelden die een relatief pronomen is. Dubbele werkwoordgroepen waarin gaan als hulpwerkwoord optreedt en aan de groep de betekenis ‘zich voortbewegen’ toevoegt: (1): die algeliek gaan werken no d'usine (N6).
komen: (5): - a'je komt no Burburg ier (N6) - o'je e kee(r) komt no Dunkerke (N111) - o'me kwamen in t schole (N161) - ... nog enen die kwam in den bureau (N161) - ... den enigsten die ekommen is in 't Frensche (= Frankrijk) (N161).
zenden: (1): o'je ze wil zenden in een schole ... (N58).
geweest zijn (= gegaan zijn): (1): ... al de mensen die eweest zijn naar Lourdes, ... (N1a).
Tegenover de 27 bijzinnen met achteraanplaatsing, konden we 7 bijzinnen noteren waar de adverbiale bepaling van richting vóór Vf of tussen Vf en zijn verbale aanvulling staat.
gaan: (4): on ze nor (h)us gongen (N58) - o'me nor (h)us mogen gaan ... (H77). - Naast deze bijzin met niet-gesplitste dubbele werkwoordgroep, komen er 2 bijzinnen voor waarin de voorzetselbepaling van richting de 2 verbale delen splitst: o'je e kee(r) wil nor (h)us gaan (N58) - wo dan z'overtieden moesten nor (h)us gaan (N58). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komen: (2): d'ak nor (h)us ekommen èn (H79) - Ook hier met een groep die figuurlijke betekenis heeft gekregen: waar ik te wereld ekommen zijn (N56).
lopen: (1): o'de bolle do voorzichtig no den but liep (N58).
III. In een infinitief- of onvoltooid-deelwoordkonstruktie: (10).
Met de term ‘infinitiefkonstruktie’ bedoelen we vooral het gebruik van werkwoord(groep)en na een voorzetsel of als aanvullung bij werkwoorden. Na het adverbium al komt in ons materiaal de vorm voor van het onvoltooid deelwoord, maar ook die van de infinitief. Ook bij deze konstrukties zien we dat de voorzetselbepaling van richting geplaatst kan worden na de infiniete vorm van werkwoord(groep)en die een beweging noemen:
gaan: (8): ... om te gaan no de markt (b10) - om te gaan in een mulle (? = molen) (b19) - om te gaan toe schole (N1a) - z'èn liever te gaan no theater (N58) - om te gaan in t stej (N97) - om te gaan no markte do'mee (N160). ... al gaande no dink, no Dunkerke (N161) - al gaan in t schole (N111).
komen: (1): om te kommen an de schole (N58).
lopen: (1): al ton lopen no de schole (N58).
Ook bij deze konstrukties komt achteraanplaatsing het meest voor: 10 tegenover 3 vooraan- of tussenplaatsingen.
gaan: (1): Merkwaardig is wel dat een spreker van Herzele onmiddellijk na elkaar 2 zinnen met dezelfde konstruktie zegt, met de voorzetselbepaling van richting na de te-infinitief, terwijl die in de volgende zin vóór de te-infinitief staat, met daartussen nog een andere adverbiale bepaling. Hierdoor behoort in deze zin de voorzetselbepaling van richting zelfs niet tot de eindgroep: Op de zin: z'èn liever te gaan no theater, volgt: z'èn liever in t stee ne kee(r) te gaan (N58).
komen: (2): van nor (h)us te kommen (H77) - om te kunnen nor (h)us kommen (H77).
Het ligt voor de hand bij deze onnederlandse schikkingen na de werkwoordsvormen te denken aan rechtstreekse invloed van het Frans. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Immers, de naplaatsing in onze Frans-Vlaamse voorbeelden vertoont volledige overeenkomst met de schikking in het Frans:
Rechtstreekse invloed van het Frans is mogelijk, vooral bij de spreeksters van Capelle (N1a) die in hun gewone omgang nog weinig Vlaams spraken. Het valt trouwens op hoe ze in hun verhaal soms moeilijk het Vlaamse woord vonden en dan maar het Franse gebruikten. Om te kunnen nagaan of de Franse woordschikking de onnederlandse plaatsing veroorzaakt van de voorzetselgroepen die adverbiale bepaling van richting zijn bij werkwoord(groep)en die een beweging noemen, hebben we ook de bandopnamen van de volgende 15 gemeenten in West-Vlaanderen beluisterd: Nieuwpoort (H46 - 47′) - De Panne (H42 - 36′) - Veurne (H84 - 47′) - Houten (H87 - 48′) - Alveringem (H100 - 47′) - Nieuwkapelle (H101 - 43′) - Esen (H109 - 48′) - Stavele (N22 - 47′) - Watou (N63 - 45′) - Poperinge (N67 - 40′) - Boezinge (N70 - 33′) - Ieper (N72 - 37′) - Reningelst (N114 - 48′) - Dikkebus (N119 - 47′) en Wervik (N130 - 48′). Bewust hebben we Westvlaamse gemeenten gekozen die dicht bij de Frans-Belgische grens gelegen zijn. Wanneer die de onnederlandse schikking met de achteraanplaatsing niet kennen, dan mag zeker (recente?) invloed van het Frans aanvaard worden in de Frans-Vlaamse dialekten.
I. In hoofdzin naar de vorm, na (laatste) infiniete werkwoordsvorm: (11):
gaan: (4): we gaan al de binnenwegeltjes gaan no Diksmude (H101) - we mosten wie olsan gaan naar een thee(h)us (N119) - 'k èn e keer egaan naar (H)alle (N119) - je moet gij nie veel meer gaan no 't Franse (= naar Frankrijk) (N130).
Dubbele werkwoordgroepen met gaan als hulpwerkwoord, dat nog zijn eigen betekenis heeft: (3): we mosten brood gaan (h)alen no De Panne (H46) - ik en me zuster ... èn geweest gaan bedelen nor Ostdunkerke (H46) - Geluwe gaat gaan kopen no Menen (N130).
komen: (1): voor wat zouden die mensen moeten komen no Wervik? (N130) Dubbele werkwoordgroep met komen als hulpwerkwoord, dat nog zijn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eigen betekenis heeft: (1): de mensen van Menen en komen nie kopen no Wervik (N130).
geweest hebben (= gegaan zijn): (2): 'k èn ik maar in Watou geweest no de schole (N63) - 'k en ik drie jaren geweest no die schole (N119).
Tegenover deze 11 zinnen met naplaatsing, staan 43 zinnen met de voorzetselgroep als bijwoordelijke bepaling van richting vóór een infiniete werkwoordsvorm. We konden deze schikking noteren bij de werkwoorden gaan (22), komen (10), voeren (1), doen (2), springen (1) en met de groep geweest hebben (7). We vermelden hier alleen de zinnen van de sprekers bij wie we ook vooraanplaatsing konden noteren:
gaan: - 'k èn ton ... no de knechtenschole moeten gaan (H101) - ... gaan we nor (h)us gaan (H101) - ... die no Veurne gaan no de vakschole (H101), met de differentiërende voorzetselbepaling na de infinitief - 'k zou ik nu ook willen no die schole gaan (N119) - 'k ad in 't jaar tien no Brussel egaan (N119) - ik moet nor een begraving gaan (N130).
geweest hebben: m'a(dde)n ton nor Adinkerke geweest (H46) - j'èt gij no den oorlog eweest (N119).
II. In bijzin naar de vorm, na de (laatste) werkwoordsvorm: (7):
gaan: (4): ... die een keer gaan nor onze kerke ... (H109) - o'je gaat no Brussel, ... (N67) - otten ging no Spanje ... (N72) - ... da'je moest gaan in de rue neuve, ... (N119).
komen: (1): ... datten komt bij de professor (N119).
vertrekken: (1): ... da'k ik moest were vertrekken no Londen (N119).
vluchten: (1): ... da winder evlucht èn no Frankrijk (N72).
Ook in de bijzin zien we een sterke voorkeur voor de naplaatsing in de Westvlaamse bandopnamen. Tegenover de 7 bijzinnen met de voorzetselgroep na de werkwoordsvorm(en), konden we 32-maal naplaatsing noteren bij: gaan (19), komen (7), vluchten (1), zenden (1), geweest hebben (2) en ook 2 bijzinnen waarin moeten, juist door de adverbiale bepaling van richting, de betekenis heeft van ‘gaan’: ... die alzo verre naar (h)under land mosten (H101) - tegen da'k no den troep moste, ... (H101). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dezelfde sprekers kunnen ook in bijzinnen beide schikkingen gebruiken:
gaan: ... da'je no Vladslo nie en koste gaan (H109) - osse naar de staminee gingen (H109) - o'k met de schale in de sacristie gaan (H109) - ... die naar (h)us ging (N67) - ... datten no t school ging (N119) - deurda 'kik nu were (= opnieuw) naar 't (h)ospitaal ging (N119) - da'we moesten nor een (h)otel gaan (N119).
III. In een infinitiefkonstruktie: (3):
gaan: (1): ... om te gaan no de route van Menen-Ieper (N130).
kommen: (1): ... voor te kommen nor Ieper (N70).
spartelen: (1) (= er doorheen komen): en trachten te spartelen nor Oostende (N42). Onze Westvlaamse sprekers plaatsen ook in de infinitiefkonstrukties de voorzetselgroep bij voorkeur in de niet-werkwoordelijke rest van de eindgroep: (13): Dat gebeurt in ons materiaal bij gaan (10) en komen (3). Hierbij is ook een konstruktie met gesplitste dubbele werkwoordgroep: vo te kunnen no 't karnaval te gaan (H46). De Ieperse spreekster plaatste bij komen de voorzetselgroep na en ook vóór de infinitief: ... zonder nor (h)us te kommen (N72). Wanneer we de resultaten van ons kleine onderzoek in een overzicht bijeenbrengen, dan zien we een vrij opvallende tegenstelling tussen de Frans-Vlaamse en de Westvlaamse sprekers.
Onze Frans-Vlaamse sprekers plaatsen de voorzetselgroep die een rich- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ting noemt, na de werkwoordsvorm, in een verhouding die dicht staat bij de verhouding waarin de beluisterde Westvlaamse bandopnamen voorplaatsing vertonen. Nader onderzoek zal nog moeten uitmaken in welke meer oostelijk gelegen plaatsen in West-Vlaanderen de naplaatsing van dergelijke voorzetselgroepen, zij het sproadisch, voorkomt. Met de gegevens die we nu al verzameld hebben, menen we toch te mogen stellen dat de naplaatsing niet een typisch Frans-Vlaams syntaktisch verschijnsel is. Franse invloed kan in Frans-Vlaanderen de naplaatsing bevorderd hebben of, anders geformuleerd, beter in stand hebben gehouden. In de Westvlaamse bandopnamen kan ook gedacht worden aan invloed van de Nederlandse woordschikking, hoewel we die toch niet te sterk zouden durven beklemtonen. Wel menen we dat Frans-Vlaanderen en een deel van West-Vlaanderen een gemeenschappelijke basis hebben waar naplaatsing van de voorzetselgroep gewoon is wanneer die fungeert als bepaling van richting bij werkwoord(groep)en die een beweging noemen. Dat gemeenschappelijk kenmerk vertoont een opvallende overeenkomst met de woordschikking in het Engels:
Reeds vroegerGa naar eind12 hebben we kunnen wijzen op een andere syntaktische overeenkomst tussen het Engels aan de ene kant en Frans-Vlaamse, met ook Westvlaamse dialekten, aan de andere kant: Bij vooraanplaatsing van een ander zinsdeel dan het subjekt treedt geen inversie op. Ook dat komt niet overeen met de schikking in een Nederlandse zin.
Next year, we go to Switserland - L'année prochaine, nous allons en Suisse - Volgend jaar, we gaan naar Zwitserland.
Voor beide onnederlandse konstrukties, de naplaatsing van de voorzetselgroep die bijwoordelijke bepaling is en het ontbreken van de inversie na een zinsdeel dat geen subjekt is, kan in Frans-Vlaanderen invloed van het Frans aanvaard worden, maar dan alleen als versterkende faktor op syntaktische feiten die niet tot Frans-Vlaanderen beperkt zijn en overeenkomen met plaatsingskenmerken van het Engels. Beide syntaktische overeenkomsten met het Engels dienen in verband te worden gebracht met de reeds vroegerGa naar eind13 gekonstateerde fonetische en leksikologische parallellen tussen het Engels en de zuid-westelijke kustdialekten. |
|