Werd de zoekende kunstenaar die Pée was, geïnspireerd door de sterke anthologie ‘Met het hart op de tong’? Of alleen maar door de zo laattijdige Multatuli-Funke-correspondentie? Hij dacht voor zijn modellenonderneming aan Conscience, Benoit, Van Beers, Dela Montagne, De Mont, Swarth, Nolet de Brauwere, Maurits Sabbe, wat een programmawijziging bleek in te houden, want zijn eerste neiging ging naar de voorraad uit van Renan, Heine, Liebig, Sacco-Vanzetti, Lawrence, Dickens, Mozart, Beethoven - ‘maar vertaald’, riep de leraar uit (24.1. 1948).
Krijgen dergelijke ‘biechten’ niet als het ware de gestalte van een genuanceerd gekleurde mentaliteitsatlas, waardoor het boeiend kan worden geestesreizen te reconstrueren van vrienden, die men gaandeweg hooguit is gaan waarderen, die niet vastlopen op leeftijdsklippen, maar wel geërgerd kunnen worden door remmingen of frustraties door zogezegde ‘medestanders’, ‘geloofsgenoten’, etc., soms plots onvoorzien opgelegd. Het alles wordt zo menselijk, zo heel direct. De leeftijden verliezen hun begrenzing. Dichter kom je staan, begrijpender bij de auteur, die zo woest op Heremans kon sakkeren, zo vurig op Fredericq kon losdonderen, doordat zij hem ontgoochelden, zij het dan slechts voor een fragment van een anderszins heerlijke bedrijvigheid.
Ik heb het gauw aangevoeld: hij stond in de storm, ‘cet agité’ - zoals hij het voor zichzelf herhaalde (9.5.1950) -, hij heeft zich verhard waar het moest. Aan vlagstrijken kon hij moeilijk denken: daarom ook zocht hij naar ‘modellen’ die hem konden stalen, zij het - ook deze - slechts naar fragmenten van hun bestaan.
Hij legde zich - naar zijn eeuwig ‘model’ - geen Dekkerse ‘ik’-spreuk aan. Hij nam zich slechts voor, in naam van de waarheid, te constateren, zelfvoldaan, wat Cesariaans, ja: ‘ik zocht. Ik overwoog’, en hij hield het ‘vici’ voor zichzelf. En dat precies tegen de velen in, die, hoe hooggeleerd ook, maar praatten als een ‘pontifex maximus’.
Het leven van Dr. Julius Pée zal stellig oprijzen uit Prof. Dr. Willem Pée's ‘aandacht’, zodat ik er heden kan mee volstaan nog enkel éen ontroerende zin van vader op te halen, geschreven op een ogenblik van grote verontwaardiging (24.9.1949), toen tóch tevredenheid over hem kwam. Hij dankt dan in gedachten, voor ondervonden bijstand. En hij bekent aandoenlijk: ‘Voor en door’ ‘mijn onvergetelijke vrouw’ ‘schreef ik Multatuli en de zijnen. Wij bespraken alles samen in onze eenzaamheid, in ons Weltverloren villatje te Staakte’. Daar kan de geadresseerde dan weer over dromen.